Commentaar en teksten.

         

         

Inleiding: Cicero.

(Klassiek vademecum)

Marcus Tullius Cicero ( vert. kikkererwt) (106 – 43 voorChr) geboren te Arpinum in Latium (zie kaartje hiernaast; klik voor een groter formaat). Hij was een Romeins staatsman, redenaar en prozaschrijver. Hij studeerde van 79 tot 77 in Griekenland (o.a in Athene). Hij doorliep de magistraatloopbaan te Rome en was in 63 consul. In 58, 5 jaar later, werd hij verbannen en in 57 keerde hij terug naar Rome. In 51 vChr was hij proconsul in Cilicië en koos daarna partij voor Pompeius tegen Caesar. Na de nederlaag van Pompeius bij Pharsálus werd Cicero door Caesar welwillend behandeld, maar na Caesars′ dood wendde Cicero zich fel tegen Antonius in zijn orationes Philippicae. Door het driemanschap (Caesar, Pompeius en Crassus) werd hij in 43 vogelvrij verklaard en vermoord. Hij had uit zijn eerste huwelijk met Terentia een zoon M. Tullius Cicero en een dochter Tulia, op wie hij buitengewoon gesteld was.

Van Cicero′s geschriften is betrekkelijk veel over. Reden is dat zijn slaaf Tiro steno uitvond, waardoor het mogelijk was vlug en bondig al zijn uitspraken op te schrijven.

  1. Retorische werken: de inventione (het vinden van argumenten voor een redevoering), Brutus (de claris oratoribus, over heldere sprekers), orator (beeld van de ideale redenaar), de oratore (discussie over vorm en inhoud van redevoeringen, waaruit citaat aan het begin van het blog is genomen over de humor, 217 – 290).
  2. Redevoeringen: tegen Verres, tegen Catillina (in Catilinam), voor Murena (vertaald), voor Sulla (vertaald), tegen Antonius (Philippicae).
  3. Staatkundige werken: de re publica (waarin het Somnium Scipionis, vertaald door H.W.A. Rooijen – Dijkman, binnenkort als bijlage bij de Humorale Theorie, samen met vertalingen uit de al–Muqaddima van Ibn Khaldoun, en het laatste deel van Chaucer uit de Canterbury Tales, The canon′s yeoman′s prologue and tale).
  4. Ethische werken: de officiis, Cato maior, de senectute (vertaald), Laelius (de amicitia, vertaald)
  5. Filosofische werken: academica, de finibus bonorum et malorum, Tusculanae disputationes.
  6. Godsdienstige werken: de natura deorum, de divinatione.
  7. Brieven.

         

(1)

Oorspronkelijke tekst

[217] ‘Ego vero,’ inquit ‘omni de re facilius puto esse ab homine non inurbano (non inurbano: letterlijk uit de stad, stedelijk, beschaafd met humor), quam de ipsis facetiis (facetiis –in het Latijn bestaat het woord humor nog niet) disputari. Itaque cum quosdam Graecos inscriptos libros esse vidissem de ridiculis, non nullam in spem veneram posse me ex eis aliquid discere; inveni autem ridicula (om te lachen) et salsa multa (gepeperde grollen) Graecorum; nam et Siculi in eo genere et Rhodii et Byzantii et praeter ceteros Attici excellunt; sed qui eius rei rationem quandam conati sunt artemque tradere, sic insulsi exstiterunt, ut nihil aliud eorum nisi ipsa insulsitas rideatur;……’

         

(2) Decourdemanche, Sottisier de Nasr-eddin-Hodja, Bouffon de Tamerlan, 1878, pag. xi: “en pure perte de temps”.

         

(3)

Oorspronkelijke tekst

Μᾶρκον δὲ Κράσσον ἐγκωμιάζων ἀπὸ τοῦ βήματος εὐημέρησε καὶ μεθ᾽ ἡμέρας αὖθις ὀλίγας λοιδορῶν αὐτόν ὡς ἐκεῖνος εἶπεν ‘οὐ γὰρ ἐνταῦθα πρώην αὐτὸς ἡμᾶς ἐπῄνεις’; ‘ναί’ φησι ‘ μελέτης ἕνεκεν γυμνάζων τὸν λόγον εἰς φαύλην ὑπόθεσιν.’

         

(4) De bloedrode koningsmantel.

         

         

         

         

         

         

(5)

Oorspronkelijke tekst

εἰπόντος δέ ποτε τοῦ Κράσσου μηδένα Κράσσον ἐν Ῥώμῃ βεβιωκέναι μακρότερον ἑξηκονταετίας εἶθ᾽ ὕστερον ἀρνουμένου καὶ λέγοντος ‘τί δ᾽ ἂν ἐγὼ παθὼν τοῦτ᾽ εἶπον;’ ‘ἤιδεις’ ἔφη ‘Ῥωμαίους ἡδέως ἀκουσομένους καὶ διὰ τοῦτ᾽ ἐδημαγώγεις.’ ἀρέσκεσθαι δὲ τοῦ Κράσσου τοῖς Στωικοῖς φήσαντος ὅτι πλούσιον εἶναι τὸν ἀγαθὸν ἀποφαίνουσιν ‘ὅρα μὴ μᾶλλον’ εἶπεν ‘ὅτι πάντα τοῦ σοφοῦ’