De tijd van Zuid Soedan.

         

Inleiding.

In dit stuk valt te lezen, hoe een Engels Antropoloog (Ethnoloog), Evans Pritchard, opdracht krijgtkaart afrika.jpg (108906 bytes) in 1932 om onder moeilijke omstandigheden onderzoek te doen onder een Zuid Soedanese bevolkinsgroep, de Nuer. Ik ga hier natuurlijk alleen maar vertellen over het verschil dat hij maakte tussen twee soorten tijd. En tenslotte maken we een kleine reis door de tijd, om aan te komen in deze tijd, waarin verhoudingen van vroeger (1932) nog steeds van invloed zijn op de huidige politieke onstabiele situatie in het Zuiden van de Soedan. (Klik op het kaartje van Afrika voor een duidelijker beeld)

         

1. Opdracht voor het onderzoek en enkele bevindingen.

De Soedan staat vooral bekend om een van de grootste opstanden tegen de Turkse koloniale invloed in de tweede helft van de negentiende eeuw. In een Hollywood (?) film over deze roerige periode, genaamd El Mahdi, lijkt het net alsof wat de Engelsen brachten, van een geweldige civiliserende kracht is doordrenkt, en dat de Soedanezen zelf  na veel intriges, omkoperij en geweld de Engelsen uiteindelijk binnenhalen om de orde te herstellen. 

         

De Mahdi had de mensen opgeroepen om "de weg van God te volgen" en constateerde de ontevredenheid over de Turkse overheersing in het Midden Oosten. Een Mahdi is de aankondiger voor het einde der tijden of iemand die oproept tot herstel van vrede en rechtvaardigheid, the jihad, om de gelovigen te bevrijden van de overheersing door ongelovigen. De opstand in de Soedan was het vervolg op het instorten van het Turkse imperium.

         

 De hoofdstad van Soedan, Khartoum/Khartoem, werd in 1885 ingenomen. De Mahdi slaagde erin om de stamverschillen te overbruggen en zijn geallieerde troepen namen Khartoum in en brachten Gordon Pasha, die hier de scepter zwaaide namens de Turken, in 1885 om het leven. In 1889 veroverde een Engels-Egyptisch leger onder Kitchner  Khartoum, na een chaotische periode van zelfstandigheid, die nauwelijks 4 jaar had geduurd. Zo ging de ene (Turkse) koloniale overheersing bijna naadloos over in de andere (Engelse). De Engelsen bleven in de Soedan tot 1956 (ongeveer net zolang als in Irak, dat merkwaardige overeenkomsten heeft met de situatie in de Soedan)!

De Engelsen wilden de regio onder hun bestuur brengen, en daartoe was nodig dat onderzoekers de streek verkenden. Dat onder controle brengen ging stukje bij beetje, en één van die stukjes van maar liefst 30.000 km waar onderzoek werd verricht, was in het Zuiden van de Soedan, onder de Nuer. Adam Kuper, Anthropologist and Anthropology, 1973, blz 111(Klik op de tekst voor een vertaling):

         

"The Nuer were just recovering from a  brutal 'pacification' programme, which involved bombing their herds of cattle and hanging their "mahdi's" (prophets)...."

De onderzoeker Evans-Pritchard zelf zegt hierover (The Nuer, E.E. Evans-Pritchard, Introductory, 1940, blz 3)(Klik op de tekst voor een vertaling): 

         

    "The Nuer, (the word is of Dinka origin), who call themselves Nath (sing. ran), are round about 200.000 souls and live in the swamps and open savannah, that strech on both sides of the Nile south of its junction with the Sobat and Bahr el Ghazal.....Culturally they are similar to the Dinka, and the two peoples together form a subdivision of the Nilotic group...A second subdivision comprises the Shilluk and various peoples who speak languages similar to Shilluk (Luo, Anuak, Lango &c)."

(idem, blz 9)

         

"I also knew that a study of the Nuer would be extremely difficult. Their country and character are alike intractable and what little I had previously seen of them convinced me that I would fail to establish friendly relations with them....I have always considered, and still consider, that an adequate sociological study of the Nuer was impossible in the cicumstances in which most of my work was done. The reader must judge what I have accomplished."

         

Als we het werk van Evans-Pritchard beoordelen, dan valt de enorme aandacht voor detail op: m.n. de liefde waarmee hij het vee beschrijft. Prachtige schonkige koeien, waaruit je kunt opmaken wat een geweldige waarde de plaatselijke bevolking aan het vee hecht. Mensen in deze omgeving beschouwen zich voorbestemd voor het hoeden van vee. Komt men verdwaalde koeien tegen, dan nemen ze ze mee naar huis, wat later leidt tot beschuldigingen van diefstal. De Nuer spraken mensen aan met de naam, die ze gaven aan hun beste stier of koe. In feite loopt deze studie met zijn nadruk op de invloed van de natuurlijke omgeving op de mens vooruit op latere studies. Toch heeft zijn werk ook al een inslag, waardoor de latere meer theoretische belangstelling in de antropologie zich aankondigt. Door de afgedwongen afstand die hij moest nemen van zijn studieobject (de Nuer, die zich eerder mens dan studieobject voelden), kan hij de presentatie van zijn bevindingen in een strak jasje, een degelijke structuur, steken. En die degelijke structuur levert een interessant maar heel erg omstreden invalshoek op, namelijk de rol van de TIJD in de organisatie van een maatschappij.

         

2. Evans-Pritchard en de Tijd.

Evans-Pritchard kwam tot zijn originele theorie over de invloed van tijd en ruimte op maatschappelijke verhoudingen onder invloed van Radcliffe-Brown en Durkheim. Voortgaand op het idee van een "collectief bewustzijn" en "mechanische solidariteit" (scrol naar het einde van de bespreking van Rousseau) en de in zwang zijn relativiteitstheorie van Einstein kwam hij tot een onderscheid tussen Ecologische tijd en Structurele tijd. 

         

Ecologische tijd had te maken met natuurlijke processen, zoals de seizoenen of het onderscheid in ochtend, voor- en namiddag en avond. Het gaat niet om een rigide opdeling van de tijd in stukjes, eerder gaat de ene periode ongemerkt over in de andere. En voor de Nuer was vooral van belang het onderscheid in regen- en droogteseizoen. Zij trekken van het ene kamp naar het andere bij de wisseling van seizoen.

         

                                  (Adam Kuper, 112)(Klik op de tekst voor een vertaling):

"The rainy season, or season of village life, is called "tot". But the Nuer do not say, "it is tot", therefore we must move to the upland villages; rather they say "we are in the villages, therefore it is tot". 

         

In het droge seizoen bivakkeren ze langs de rivieren; in het het regenseizoen zijn ze in de bergen, in het hoogland te vinden. Evans-Pritchard maakt hiervan het volgende schema: 

         

Opvallend is dat er een overlapping is in juni/ mei en november/ december.

Deze overlapping komt doordat de ouderen telkens  eerder naar de dorpen terugkeren of later uit het dorp vertrekken en wachten tot de jongeren het nieuwe kamp hebben ingericht. Dit heeft tot gevolg een notie van welke groep mannen en vrouwen in leeftijd bij elkaar horen, een besef tot een bepaalde generatie te horen.

(Evans-Pritchard, 98)(Klik op de tekst voor een vertaling):
"In the diagram above a line drawn from mid March to mid September is the axis of the year, being an approximation to a cleavage between two opposed sets of oecological relations and social activities, though not entirely corresponding to it. As may be seen in the (other) diagram (above) , where village life and camp life are shown in relation to the seasons of which they are the focal points. Nuer, especially the younger people, are still in camp for part of tot (the greater part of rwil) and are still in villages, especially the older people, for part of mai (the greater part of jiom, but everyone is in villages during tot proper and in camps during mai proper. Since the words tot and mai are not pure units of time-reckoning but stand for the cluster of social activities characteristic of the height of the drought and the height of the rains, one may hear a Nuer saying that he is going to 'tot' or 'mai' in a certain place."

         

Hierdoor ontstaat een systeem om heugeniswaardige feiten te onthouden door te refereren aan een bijzonder droog jaar, of door te zeggen dat als het al vijf jaar niet meer heeft geregend, dat in het jaar dat het wél heeft geregend hun een kind is geboren, toen ze thuis (in de dorpen in het hoogland) waren. Ecologische tijd is bijna altijd plaatselijk, ruimtelijk meetbaar. Maar er bestaat nog een andere manier, omdat de seizoenen, droogte en regen en plaats niet voldoende houvast bieden. Deze ander wijze heeft te maken met het bepalen uit welke generatie iemand is.

         

Structurele Tijd was geen abstractie van de relatie van de mens van zijn natuurlijke omgeving. De berekening wanneer iets heeft plaats gevonden aan de hand van zijn/haar generatie is een voorbeeld van structurele tijd: "Onze stier overleed, toen Dau geboren werd". Structurele tijd is bepaald door het tijdstip, waarop iemand wordt geboren, iemand trouwt of overlijdt. Afstamming heeft te maken met tijd:

         

(Evans-Pritchard, 106)(Klik op de tekst voor een vertaling):
"The structural system of time-reckoning is partly the selection of points of reference of significance to local groups which give these groups a common and distinctive history; partly the distance between specific sets in the age-set system; and partly distances of kinship and lineage order. Four generationsteps (kath: zie tekening driehoek) in the kinship system are linguistically differentiated relations, grandfather, father, son, and grandson, and within a small kinship group these relationships give a time-depth to memebers of the group and points of reference in a a line of ascent, namely a common ancestor, so that such a relationship always has a time connotation couched in structural terms."

         

Met andere woorden we kunnen nu de ecologische tijd afzetten tegen de x-as en de ecologische ruimte tegen de y-as. Wat ontbreekt, is een derde dimensie. Die krijgt een plaats door vanuit een imaginaire top lijnen te trekken naar de basis voor de structurele tijd (x') en ruimte (y'). Dat is een ander plaatje dan hiernaast staat, maar het plaatje hiernaast van Evans-Pritchard is wel het uitgangspunt: er moeten slechts twee lijnen vanuit de top aan toegevoegd worden en we krijgen een Egyptische piramide met als basis een vierkant. Overigens hanteren (hanteerden?) niet alleen de Nuer zo'n tijdsrekening, maar ook verschillende Indianenstammen van Noord Amerika, zoals de Sioux.

         

De figuur, die dan ontstaat, kan je je ook voorstellen als een statische, maar stereometrische piramide. Daarin kun je aflezen dat bij gelegenheid van de geboorte van een kalf zonder staart er een grote droogte heerste (x en x'), welke gebeurtenis ook ruimtelijk aan een bepaalde plaats en generatie kan worden vastgepind(y en y'). Maar de figuur ontbreekt het aan dynamiek, verandering, beweging.  Want hoewel hier van tijd sprake is, is aan tijd één kwaliteit niet  toegekend die het van nature zou moeten bezitten: "het voortdurende veranderen"! Kortom, hier vindt vertekening van de werkelijkheid plaats.

         

Hoe ziet die vertekening er dan wel uit? Deze vraag is in feite al beantwoord. Door het weglaten van de factor verandering, is de begrenzing in tijd en ruimte, absoluut (wiskundig: |x|). Gevolg is de idee dat men universele waarden en normen beschrijft, waarin eigen standpunt en dat van de ander niet meer hoeft te worden bepaald.

Evans-Pritchard had dat ook al bedacht en merkt dan ook op (blz.107)(Klik op de tekst voor een vertaling):

         

"We have remarked that the movement of structural time is in a sense, an illusion, for the structure remains fairly constant and the perception of time is no more than the movement of persons, often as groups, through the structure. Thus age-sets succeed one another for ever, but there are never more than six in existence and the relative positions occupied by these six sets at any time are fixed structural points through which actual sets of persons pass in endless succession."

         

En verderop merkt hij dan ook even later op,-- en dit had hij toch wel met iets meer reserves mogen presenteren (Vet ingevoegd door mij, blz. 110)(Klik op de tekst voor een vertaling):

         

"The nature of the country determines the distribution of villages and, therefore, the distance between them, but values limit and define the distribution in structural terms and give a different set of distances."

Wie ben ik om afbreuk te doen aan de verdienste van Evans-Pritchard. Hij heeft in ieder geval er oog voor dat tijd in sociaal "wetenschappelijk" onderzoek en theorievorming een belangrijk aspect is. De verdienste van hem kan als volgt het best worden samengevat, zoals Adam Kuper het zegt in Antrhopologist and Anthropology, 1973, blz. 114)(Klik op de tekst voor een vertaling):

         

"The thrust of the argument was to show that the Nuer notions of time and space were a function of their social and economic values. Moreover, the social referents of these notions were not fixed, but varied with the social context in which they were formulated....At every descending level of segmentation the group is more cohesive and tends more readily to cooperate and to settle disputes amicably. The segments operate only in opposition to other like segments...Evans-Protchard termed these processes of division and coalition 'fission and fussion." 

         

De termen "fission and fusion' herkennen we duidelijk als ontleend aan de energetica (Einstein/Bohr), en daarmee is Evans-Pritchard duidelijk een kind van zijn tijd, omdat hij poogde om de moderne natuurkundige opvattingen uit de relativiteitstheorie toe te passen op de sociale werkelijkheid. Maar kan dat wel? 

         

3. De Nuer en de Dinka's en de provincie Dafur.

Een voorbeeld van "fission and fusion" staat even verder op in zijn boek te lezen (blz 120-121)(Klik op de tekst voor een vertaling):

         

" The younger men of the tribe went, untill recently, on joint expeditions against the Dinka and waged war against other Nuer tribes...These military alliances between tribes, often under the aegis of a Sky-god, speaking through his prophet, were of short duration, there was no moral obligation to form them, and though action was concerted, each tribe fought separately under its own leaders and lived in separte camps in enemy country."

         

(Blz 188):
"The only activities of prophets which can truly be called tribal were their initiation of raids against the Dinka and their rallying of opposition to Arab and European aggression, and it is in these actions that we see their structural significance and account for their emergence and the growth of their influance. All the important prophets about whom we have information gained their prestige by directing succesful raids on the Dinka, for these raids were carried out in the names of spirits which promised rich booty by their lips."

         

En zo komen we bij de provincie Darfur van nu (2007). Wat is er veranderd? In de National Geographic van januari en februari lezen we hierover. Maar eerst een beetje geschiedenis.

         

Het Darfurconflict is een conflict in de regio Darfur in Soedan (zie kaartje)

         

Tot voor de 20ste eeuw was Darfur een centrum van slavenhandel, waarbij de slaven gewonnen werden uit de Zwarte bevolking. (Waarom lezen we daarover niet bij Evans-Pritchard?) Daarnaast staat de tendens om steeds meer landbouwgronden in gebruik te nemen langs rivieren en meren, de toegang tot drinkwater voor de "traditionele" kuddes koeien in de weg. Voeg daarbij dat de woestijn steeds meer vat krijgt op de regio door overbegrazing en de zich niet meer verjongende Acacia-bossen op de grens van de savanne.

         

In 1962 brak er een burgeroorlog uit met het niet-islamitische zuiden van de Soedan die eindigde met een staakt het vuren in 2002. In 2003 kwam er een overeenkomst waarbij de inkomsten van aardolie-exploitatie verdeeld werd tussen het zuiden en de centrale regering.

         

Deze ovcereenkomst was niet naar tevredenheid van activisten in de Darfur regio; twee rebellerende organisaties, de Justice and Equality Movement (JEM) en de Sudanese Liberation Army (SLA) beschuldigen de regering ervan dat de Arabische bevolking bevoorrecht werden.

         

Het levensverhaal van John Dau dat opgetekend is in het boek "Lost Boys" haakt hier direct op in: National Geography jan. 2007, By John Dau with Karen Kostyal, "voices"(Klik op de tekst voor een vertaling):

         

"Lost boy" seems a strange moniker for John Dau. At 34 and an elegant six foot eight (two meters), he's hardly a boy. But he's proud of the name — "lost boy of Sudan," to be exact. Dau is one of the thousands of African males in southern Sudan who were attacked in the 1980s and '90s by the Arab Sudanese government in the north. For 16 years, Dau was either on the run — from Arab militia and the Sudanese Army, from wild animals, from starvation and thirst — or living in refugee camps. In 2001, he was among the lucky few chosen to immigrate to the United States, a place he had never heard of until he learned to read at the age of 17.

         

When I think of Sudan, I like to remember life in my village. The land there was good, with plenty of water and grasslands for the cattle and goats that my people, the Dinka, survive on. But in 1983, when I was ten, the troubles began. Sudan's Arab president, Gaafar Muhammad Nimeiri, declared that Sudan would become a Muslim state and that sharia law would be the law of the land. But we did not want this. So John Garang, a Dinka, formed the SPLA, the Sudanese People's Liberation Army, to resist the government. We Africans were the true Sudanese, he said, not the Arab colonialists who had come into our land from the north. SPLA recruits trained in Ethiopia, but sometimes they came to our village.

         

One night as I slept — it was August, the rainy season, in 1987 — I began to hear a dull thumping that seemed to be slapping me in the ear. In my sleep it was just something annoying, but then I woke up and scrambled outside the crowded hut I shared with other children. Everyone was running, and the sky was lit up by mortar blasts. I saw my father run past, so I ran after him. The women and children were running and crying. I could hear bullets, zzzzing zzzing, whistling past us. I can still hear that sound. I thought that the end of the world the Bible talks about was here.

I kept running, following my father, out of the village into the bush. And then he kneeled down in the tall grass, to watch for soldiers, and I caught up to him, and it was not my father. It was our neighbor Abraham.

         

It went on like this for several weeks, until we got near a town called Pibor Post. Here we met another group of refugees, this one with two men and 17 boys, all of them naked like me. The youngest was only about five or six. We joined them, and that gave me new life. I felt like I had comrades. Of course, being in a bigger group also caused problems. Now it was mid-October and getting drier and drier. We had a hard time finding food for so many of us, and it was much harder to move without being seen. We began walking at night and sleeping in the forest during the day. We started sending out a boy and an adult on reconnaissance before we moved on. We lost one adult that way, and a boy also disappeared. We thought maybe a leopard got him.

We were in the territory of a hostile tribe called the Murle, most of whom were cooperating with the Arabs. As the season grew hotter and drier, food became harder and harder to find. We were getting very weak, but we kept going, toward a river called Kangen. When we got there, the riverbed was dry. No water, and hot, hot sun. We were so thirsty, and we were starving. At one point, Murle hunters killed the second man from our new group, leaving Abraham as the only adult.
When the SPLA had come to our village, they had mentioned a camp near the Sudan-Ethiopia border called Pinyudu. That was where we had been heading all along. Finally, in late November we made it there. We had spent four months trying to reach it.

But Pinyudu was not good. Refugees were pouring in, and local Ethiopians were trying to help them; the UN did not arrive till several weeks later. I was selected leader of a group of 200 boys, and we had to take care of ourselves. We had almost nothing to eat — just a small amount of fortified cereal — and no shelter. It was so hot, as high as 116°F (46.7°C). The ground burned our feet as we ran from tree to tree for shade. Soon, cholera hit the camp, and life became very bad. My boys were dying all around me. I was trying to help them, but I could not. If they became sick in the morning, they could be dead by afternoon. We dug shallow graves in the dirt with sticks and our hands, just a few inches deep, to bury them. But their limbs became stiff after a few hours and poked up out of the ground. At night hyenas would come and eat the bodies. Some of the boys began to act crazy. They could not take the horrors. It was a terrible time."

         

Conclusie.

         

We gaan niet op de humanitaire aspecten in van dit verhaal. Alleen wil ik me afvragen, welke consequenties moet je aan dit verhaal verbinden met het oog op de door Evans-Pritchard voorgestelde tijdsvormen voor het begrijpen van het leven in Zuid-Soedan. We hebben al geconstateerd dat je aan de hand van de door hem voorgestelde coördinaten, je in principe een piramide kunt tekenen. Dat vertekent generalisaties in die zin dat ze algemeen toepasbare axioma's lijken, terwijl ze dat niet zijn. Wat je zou moeten hebben is een steeds veranderende piramide om de veranderingen die uitgangspunten voor beslissingen van individuen en groepen individuen ondergaan, in beeld te brengen.

         

Allereerst op welke wijze zijn de uitgangspunten voor beslissingen veranderd. In ieder geval op een manier: kwamen de Engelsen de Soedanezen te "hulp", nu vluchten de Soedanezen naar Engeland/Verenigde Staten van Amerika. Is hiermee de actieradius van de Soedanees groter geworden? Ze worden ontheemd, moeten zich aan een vreemd land aanpassen, ondergaan hier een mentaliteitsverandering, en oefenen van op een afstand invloed uit op de gebeurtenissen thuis. Nogmaals: is daarmee de actieradius groter geworden? Bleven de Soedanezen onder het Engelse koloniale bewind nog in hun eigen land wonen en deden de Engelsen alle moeite om hun tradities te bewaren door er Antropologen naartoe te sturen, dat gebeurt allemaal niet meer. Maar nog steeds wordt verandering van buitenaf aan de Soedan opgedrongen, alleen nu met voorgangers uit het land zelf die tevoren waren gevlucht. 

         

In een latere fase lijkt het erop dat het buitenland soms baat lijkt te hebben bij een dictatuur (kun je gemakkelijk afspraken meemaken) en soms bij een democratie (verdeel en heers). De beide politieke systemen lijken in oost Afrika stuivertje te wisselen en dragen niet bij aan een oplossing voor de inheemse bevolking.

         

Het rondtrekken, het vluchten en vechten blijft hetzelfde, en ook het religieuze conflict is in feite hetzelfde gebleven, omdat er al vanouds spanningen waren tussen Christenen en Moslims. Er is echter een verschil: dit conflict kan nu uitgroeien en globale proporties aannemen. De Moslims worden door andere Islamitische landen geholpen, evenals de Christelijke milities.

En er is olie gevonden!

Vanuit de zuiver wiskundige hoek bezien, lijkt er nog steeds sprake van dezelfde ecologische, ruimte- en tijdcoördinaten. Er is echter nu een groot verschil: de kolonisatoren hebben "grenzen" achtergelaten, waarachter belangengroepen zich kunnen verschuilen. Waar zitten die "grenzen" in ons theoretisch model; ze zijn een menselijke factor, niet eens in eerste instantie een tijdsfactor, maar er wel nauw mee samenhangend, net als in het concept  "structurele tijd" van Evans-Pritchard tijd met ruimte samenhangt. Hoe kunnen we die factor (het achterlaten van grenzen, het achterlaten van een spoor) in beeld brengen? Ik denk door op de piramide een andere op z'n kop staande piramide te projecteren, waardoor je als het ware een zandloper krijgt. Zo breng je naar mijn idee in beeld, dat er consequenties voor nu en later zijn door de invloed van buitenaf door het bepalen en opleggen van onnatuurlijke grenzen, een projectie in de tijd.

En hier houdt het natuurlijk niet op! Er is niet 1 invloed van buitenaf, maar verschillende. Net als invloeden van binnenuit, zoals Evens-Pritchard heeft aangegeven! Dus je zou niet één piramide, maar verschillende piramides die door elkaar heen bewegen moeten hebben, om een beeld te hebben van de tijd en werkelijkheid van Zuid Soedan. Dit roept het volgende beeld (een kwantum van fotonen?) bij mij op:

Een heel gecompliceerde arabesk, op menselijke maat! En dat laatste, de menselijke maat, is voor mij van het grootste belang, want hoewel een situatie soms onoplosbaar lijkt, blijkt er een limiet, een overzichtelijk beperkt aantal factoren te bestaan waarmee je rekening kunt houden, ook al is die limiet moeilijk te vangen in (wiskundige) formules en/of (politieke) beslissingen. Het uitgangsplaatje, de arabesk, is van belang om tot een juiste rangschikking en weging van de factoren te komen in complexe situaties.

In de Soedan zal hopelijk ooit eens een weloverwogen en doorvoelde beslissing een oplossing bieden voor een schijnbaar onoplosbare situatie. Voor hoelang? Hoewel het aantal factoren van Evans-Pritchard mij te beperkt lijkt, valt er voortredenerend op zijn idee een model te ontwerpen dat ons kan leiden bij het nemen van die beslissingen en het maken van keuzes in heel erg gecompliceerde en voor ons vreemde (maar voor wie niet?), ecologisch en structureel beladen situaties.

         

Literatuur: