Toelichting op dit duistere citaat uit Schilfgaarde.

         

Omdat pagina 233 op Google, waar dit citaat uit De anima (Aristoteles, par. 431) te vinden is, niet wordt getoond als je op de link klikt, heb ik hier deze toelichting met een kopie van pagina 233 uit De anima toegevoegd. Als je op de website op de omslag van het boek van Van Schilfgaarde klikt krijg je wel het begin te zien van zijn vertaling. In noot 1 van mijn samenvatting is een kopie van pagina 233 te vinden.

         

Inleiding: De grens verdeelt en brengt bijeen.

         

Aristoteles wijst de zetel aan die maakt dat we als een eenheid ervaren wat bij elkaar hoort. Wat verdeeld is over onze waarneming, smaak, gehoor, tast en geur, moet in één instantie worden geordend tot een geheel. We kunnen een samengesteld geheel in delen analyseren en weer synthetiseren, bij elkaar brengen. De zetel is bij Aristoteles de ziel, die in het hart huist. Naar mijn idee is het hart een verlegenheidskeuze, omdat hij het ergens moest onderbrengen. Deze keuze op zich laten we voor wat ze is. Van belang is dat er volgens Aristoteles zo′n instantie als de unificerend ziel bestaat.

         

De vraag is dan hoe kunnen we iets als een eenheid ervaren, als we in ons verschillende instanties hebben die horen bij de verschillende zintuigelijke ervaringen. Het gehoor zit in de oren, de smaak in de mond, de waarneming in de ogen, en de tast in de huid van het lichaam, en ten slotte de geur in de neus. Maar bijvoorbeeld honing ziet er geel uit, smaakt zoet, voelt kleverig aan, de bijen die eromheen zoemen, kunnen we horen, en als er eentje klem raakt in onze oksels dan voelen we de prik. Hoe komt het dat we dit alles bij elkaar als een eenheid ervaren, terwijl we toch de verschillen kunnen onderscheiden?

         

Het beroemde antwoord door Aristoteles op deze vraag is: Dat is alleen mogelijk als er één ondeelbare ziel is, die het combineren van zintuigelijke ervaringen verwerkt. Hij heeft het uitdrukkelijk niet alleen over het verstand, ons intellectuele onderscheidingsvermogen, want hij weet hoe belangrijk bijvoorbeeld de intuïtie is bij het onderscheiden en onderbrengen van een ervaring door het — wat ze tegenwoordig noemen — een plek te geven. Hij weet hoe gevoelens met iemand op de loop kunnen gaan. Daarom verzint hij een instantie die hierboven staat: de ziel.

         

         

Maar hoe doet die ziel dat? Volgens Van Schilfgaarde en Schomakers doet hij dat door een innerlijk beeld te maken, een soort spiegel van de buitenwereld, waarop lijnen staan die werken als grenzen. Zo valt het beeld van een innerlijke “waarneming” uiteen — misschien wel in een soort droom of visioen — in iets dat je ziet, hoort, ruikt, voelt en proeft. Maar belangrijk is, en dat is de werking van de grens, in plaats van dat er “en” staat, kan er ook “of” staan. De ziel werkt inclusief en exclusief. Dit vermogen levert ons de feiten, een beschrijving van de werkelijkheid. De objectiviteit van de werkelijkheid wordt altijd subjectief geïnterpreteerd; maar — en dat is Aristoteles op en top — wij zijn een subjectiviteit die verlangt naar het objectieve. Wat buiten ons staat, is perfect! Wij zijn als enige wezens in staat onszelf te objectiveren door ons streven naar perfectie, gedreven door ons verlangen ernaar. Impliciet zegt Aristoteles dat de natuur perfect is; wij hebben ons uit de natuur laten verdrijven, omdat de natuur ons niet meer lustte. Een merkwaardige dialectiek!

         

Ik denk dat ik hiermee de kern van het Aristotelisch denken in al zijn complexiteit enigszins heb samengevat. Want de vragen die Aristoteles zich hier stelt, gelden nog steeds vandaag de dag, en eigenlijk bestaat er nog steeds geen zinnig antwoord op, behalve de ontkenning. Wat wij doen is zeggen: dat zijn zulke ondoorgrondelijke vragen, later zullen we daar een antwoord op vinden. Als wij beginnen bij de werkelijkheid in al zijn diversiteit te beschrijven en als we dat gedaan hebben, zullen we een antwoord op zulke vragen geven. Maar de werkelijkheid laat zich niet in alle beschamende en agressieve volledigheid beschrijven. We zijn terug bij Af.

         

Citaat op pagina 233 uit De Zielkunde van Aristoteles, door Schilfgaarde (431a17).

De Griekse tekst(431a17).

Moderne vertaling(2013) door Schomakers van citaat (431a17).

Commentaar Schomakers op citaat (431a17).