Voor de oorspronkelijke tekst, spring hier naar de Spaanse tekst van Sobervia (Spaans voor Hoogmoed).

“Hier spreekt hij (Spaans: fabla) van de zonde van de Hoogmoed.”.

In de blog van verleden week werd de “ijdelheid” (narcisme) besproken die eerder in de tekst genoemd werd dan de “hovaardigheid”. Je mag daaruit opmaken dat de aartspriester Juan Ruiz daarmee te kennen geeft dat de “ijdelheid” in het kwaad van groter belang is dan de eerste Doodzonde, de hoogmoed. Is de reden daartoe dat “hovaardigheid” meer iets is tussen mensen, terwijl “ijdelheid” een intrinsieke kwaliteit van iemand is? Meer iets is tussen God en de mens? Hieronder zal ik naar een antwoord op deze vraag zoeken.

        

Liefde in het teken van hoogmoed. Alles is liefde, maar daar kleven verschillende aspecten aan. Ook negatieve aspecten zoals de hoogmoed. Waarom dan eerst de ijdelheid naar voren gehaald, alsof dit aspect van de Liefde dominant is ten opzichte van de andere aspecten. IJdelheid zou je ook narcisme kunnen noemen, en we komen dan bij de klassieke tegenstelling: vroomheid contra ijdelheid, een tegenstelling ontleend aan de joodse godsdienst. In Salomon komt de tegenstelling “vroom” contra “ijdelheid” het best tot z′n recht. Via de joodse theologie is deze problematiek doorgesijpeld naar de Roomse. Beide aspecten, vroomheid en ijdelheid, zijn sterk individuele, verinnerlijkte waarden! IJdelheid lijkt dus naar voren te zijn gehaald vanwege het individuele karakter ervan.

        

Het boek heet het Boek van de Goede Liefde. Blijkbaar heeft men bedacht dat er ook Slechte Liefde bestaat. In de laatste betekenis van Slechte Liefde wordt het woordje “Amor” in dit deel over de hoogmoed van de aartspriester gebruikt. In de titel van het boek is de “Amor” goed. Wie niet beter weet zou kunnen concluderen dat we hier met een schizofreen te maken hebben. Want “Liefde” is liefde, en een onderscheid naar goede en slechte liefde is onzinnig, lijkt mij. Maar we hebben hier te maken met een innerlijk gevecht, waarbij de hoofdpersoon niet meer weet of wat hij voelt goed of slecht is. Het gevoel is in ieder geval naar zijn mening liefde —in de parabel komt zelfs een verkrachting voort uit liefde!— maar welke is de Goede of de Kwade liefde? Hij wil de Goede Liefde nastreven, maar dat kan alleen als je de Kwade Liefde kent. Hoogmoed is niet zomaar hoogmoed, maar is slechte, hoogmoedige liefde, die de kwade liefde niet wil kennen.

        

Alles is liefde, zelfs de hoogmoed, maar dat is slechte liefde. We zien hoe de Liefde als een dominante generaal zich aan het hoofd van de verwarrende zeven doodzonden opstelt. De liefde loopt voorop in het leger waarin ook een zevende afdeling galopperende doodzondes voorkomt. Maar ze zijn aan de Liefde ondergeschikt! We constateerden al eerder dat de doodzonden geleidelijk aan minder belangrijk worden. Hier zien we het begin van het zich terugtrekken van de Zeven Doodzonden uit de voorste gelederen. De misdaad wordt niet meer publiekelijk berecht op de markt zoals in de Middeleeuwen, maar in je eigen binnenste martelkamers zoals in de Renaissance.

        

Opvallend is hoe belangrijk het personifiëren van waarden is. De Hoogmoed treedt hier als een arrogant strijdros in de arena en bindt de strijd aan met de ezel. De ezel —zinnebeeld van seks, wellust en eigengereidheid— wint het in dit geval van het paard, waarvan de baas een vrouw heeft verkracht. In de tekst is er echter geen duidelijk onderscheid meer tussen paard en baas: het zou ook kunnen gaan om een paard dat een onwillige merrie heeft gedekt. Dat de ezel het wint van het paard, leidt ertoe dat de verwarring compleet is. Het edele paard legt het af van de domme ezel; de hoogmoed legt het af tegen de nederigheid. Het is een boodschap die de kerk jaren lang heeft verkondigd. In dit deel van het Libro de buen Amor wordt duidelijk dat die boodschap tot verwarring kan leiden.

        

Het personifiëren moet nog een erfenis uit de late Romeinse tijd zijn. Bijna alles werd in die tijd verabsoluteerd door er een soort godin of godheid van te maken, zowel in het goede als in het slechte. Daarvan maakte de Rooms katholieke kerk weer heiligen en duivels. Hoezeer dit boek van De Goede Liefde op een kruispunt in de geschiedenis staat, blijkt uit de tweedeling betoog en parabel. Je ziet hier de latere manier om met “rationele” uitleg beleid te formuleren ontstaan, nog ondersteund door een eenvoudige parabel. Als je echter de twee delen met elkaar confronteert dan staan er twee tegenstrijdige boodschappen in. De ene boodschap zegt dat de hoogmoedige Liefde (Amor, reg. 235c) wortel van alle kwaad is (betoog). De parabel daarentegen zegt dat de Ezel (zinnebeeld van lichamelijke Liefde = Amor) dit kwaad door zijn nederigheid kan overwinnen (Amor, reg. 236c en fabel). Kortom er zijn, zoals we al zagen, twee soorten liefde: de Goede en de Kwade. En de Kwade Liefde (de ezel) is nog altijd beter dan de Goede Liefde als de “goede” Liefde gelijk staat aan hoogmoed en de “kwade” Liefde gelijk staat aan nederigheid.

        

Maar om welke hoogmoedige Liefde die het hoge Kwaad is, gaat het hier eigenlijk. De ijdele liefde is de eigenlijke hoogmoed. Het gaat om de volkomen verinnerlijkte eigen liefde, het narcisme. Dit psychologische fenomeen was sinds de Griekse Oudheid een obsessie, omdat het iemand voor keuzes stelde waarin geen leidraad of houvast in de filosofie viel te vinden. Je moest zelf beslissen, en als je voor je eigen belang koos, dan koos je verkeerd. En als je voor de ander koos, koos je ten nadele van jezelf, dus ook verkeerd. Een dilemma, dat alleen kan voorkomen in bepaalde maatschappelijke omstandigheden, waarin de ruimte bestaat zich zo in de eigen sores te verdiepen, dat je de ander kon vergeten. In tijden van ellende en crisis is dat niet mogelijk. In tijden van welvaart volop. Het Boek van de Goede Liefde is dan ook uitdrukking niet alleen van grote kerkelijke veranderingen, maar ook van een welvarende maatschappij. De personificaties, de heiligen, maakten plaats voor de stellingen van Luther. De aanschouwelijke liefde was de Goede Liefde, was de vrome geïndividualiseerde liefde. Maar je moest erop letten dat die niet doorsloeg naar te grote eigen liefde.

        

Zó komen we bij de huidige omschrijving van Goede Liefde verwoord in Spreuken 14 : 27 (in onze tekst alweer reg. 236, de Dios miedo): “De vreze des Heren is een bron des levens om de strikken des doods te ontwijken”. Het is duidelijk dat het hier om contemplatie gaat: een vorm van platonische liefde, een aanschouwelijke Goede Liefde. Het is wel niet helemaal hetzelfde maar om het nog eens te verduidelijken, de Goede Liefde heeft veel weg van trancedente meditatie. Ik persoonlijk vind die een beetje te eng individualistisch, maar mensen verschillen. En dat is nou juist waar de trancendente meditatie te weinig rekening mee houdt. Wat mij betreft had Juan Ruiz beter de Arrogantie (hoogmoed) als eerste hoofdzonde kunnen laten staan. Misschien dat we dan sommige, zich steeds meer verrijkende mensen beter zouden kunnen aanpakken.

Een paar dagen nadat ik dit gesdchreven had bedacht ik: “Deze uitleg is veel te zwaar op de hand. Er moet nog iets anders zijn waardoor de tekst humoristisch is.” Je kunt het omkeren van de machtsverhouding tussen het edele paard en de domme ezel, ook als humor zien. Het amusementsgehalte van de parabel is ongetwijfeld groot. Toch blijft ook dan de uitleg overeind die ik hierboven geef over een verandering van naar-buitengerichte liefde naar meer naar-binnengerichte liefde in dit tijdsgewricht. De verandering wordt door het humoristische karakter van de parabel acceptabel gemaakt.

        

De Spaanse tekst van Sobervia.