Thales, de politicus.

         

(1) Thales was belast met het bijhouden van de Almanak. Vaak werd deze taak door de zoon geërfd van zijn vader, maar dat was niet altijd het geval. Als iemand daar bijzondere aanleg toe had, zoals Thales, kreeg hij die baan. In die hoedanigheid was hij belast met het berekenen van de dag, waarop in het voorjaar en in het najaar dag en nacht even lang waren: de nacht- of dagevening (equinox). Ook moest hij in de Almanak de zonnewende (solstice) in de zomer en in de winter bijhouden. De Babylonische kalender begon in het voorjaar, terwijl die van de Grieken in het najaar begon. De godheid Poseidon had met de wisseling van deze seizoenen in het voor– en najaar veel van doen. Het heiligdom te Mykale, waar Thales aan was verbonden, was aan Poseidon gewijd. De Almanak was van groot belang voor de scheepvaart, omdat de Middellandse Zee in het voor– en najaar een windrichting en –kracht kende waar de scheepvaart absoluut rekening mee diende te houden, om niet schipbreuk te lijden. Zó was het bijna onmogelijk om in het najaar van Egypte terug naar Tyrus of Sidon te varen, omdat stormen gecombineerd met zeestromingen dit onmogelijk maakten Robin Lane Fox, citeert in Travelling heroes (literatuur; nr. 108, pag 65) Ibn Jubayr: "De wind, die waait in deze delen van de Middellandse Zee, kent een geheim. Alleen in de lente en in de herfst is er oostenwind."

Eilanden als Cyprus en Samos waren voor de scheepvaart van levensbelang om een goede vertrektijd met gunstige wind te hebben. Thales maakte nog geen onderscheid tussen astrologie en astronomie. Bij het berekenen van de grootte van de zon hanteerde hij de volgende formule (Arnaud, pag. 285): 2x3x4x5x6 = 720, het dubbele van het aantal dagen en nachten in de zonne– of maankalender: 360. De Babyloniërs rekenden met manen en de Grieken met de omloop van de zon. Veel vragen over de ouderdom van de maan of de zon zijn hierop terug te voeren: zie vorig blog.

         

Oorspronkelijke Griekse teksten.

(2) Uit: Project Perseus, Diogenes Laërtius, Thales: 40
Περὶ δὴ τῶν ἑπτά--ἄξιον γὰρ ἐνταῦθα καθολικῶς κἀκείνων ἐπιμνησθῆναι--λόγοι φέρονται τοιοῦτοι. Δάμων ὁ Κυρηναῖος, γεγραφὼς Περὶ τῶν φιλοσόφων, πᾶσιν ἐγκαλεῖ, μάλιστα δὲ τοῖς ἑπτά. Ἀναξιμένης δέ φησι πάντας ἐπιθέσθαι ποιητικῇ: ὁ δὲ Δικαίαρχος οὔτε σοφοὺς οὔτε φιλοσόφους φησὶν αὐτοὺς γεγονέναι, συνετοὺς δέ τινας καὶ νομοθετικούς. Ἀρχέτιμος δὲ ὁ Συρακούσιος ὁμιλίαν αὐτῶν ἀναγέγραφε παρὰ Κυψέλῳ, ᾗ καὶ αὐτός φησι παρατυχεῖν: Ἔφορος δὲ παρὰ Κροίσῳ πλὴν Θαλοῦ. φασὶ δέ τινες καὶ ἐν Πανιωνίῳ καὶ ἐν Κορίνθῳ καὶ ἐν Δελφοῖς συνελθεῖν αὐτούς.[41] διαφωνοῦνται δὲ καὶ αἱ ἀποφάσεις αὐτῶν καὶ ἄλλου ἄλλο φασίν

         

(3) Uit: Project Perseus, Diogenes Laërtius, Thales, 25:
Δοκεῖ δὲ καὶ ἐν τοῖς πολιτικοῖς ἄριστα βεβουλεῦσθαι. Κροίσου γοῦν πέμψαντος πρὸς Μιλησίους ἐπὶ συμμαχίᾳ ἐκώλυσεν: ὅπερ Κύρου κρατήσαντος ἔσωσε τὴν πόλιν.

         

(4) Uit: Project Perseus, Diogenes Laërtius, Tales, 23:
Καλλίμαχος δ᾽ αὐτὸν οἶδεν εὑρετὴν τῆς ἄρκτου τῆς μικρᾶς, λέγων ἐν τοῖς Ἰάμβοις οὕτως
καὶ τῆς ἁμάξης ἐλέγετο σταθμήσασθαι
τοὺς ἀστερίσκους, ᾗ πλέουσι Φοίνικες.