2.1. Allereerst, we hebben het hier over een Tijl met een lange ij, maar er bestaat ook nog een “teil” met een korte ei. Tijl of Teil geeft geen verschil in uitspraak en iemand kan beide dingen eronder verstaan. In een “teil”, een regenton, kon je in het water je gezicht weerspiegeld zien. Dat kan een dom gezicht zijn, een uil, maar de ton werd ook gebruikt om er je behoefte in te doen. Als je dan na een plons te hebben gehoord, naar beneden keek, zag je niet een gezicht, maar je achterste. En die lijkt ook op een uil —kijk maar eens goed.
2.2. Deze “spiegel” (weerspiegeling in het water) werd door geneesheren en –vrouwen gebruikt bij bevallingen en allerlei ziektes waarbij ontlasting een grote rol speelt. De arts wenste niet direct met die ontlasting te maken hebben, daarom keek hij indirect via de spiegel. Bovendien bestond ten aanzien van het onderlijf een nog heviger taboe dan ten aanzien van het afbeelden van een gezicht. Dus kwam een domme “uil” goed van pas als je er toch over moest spreken. Dit gebruik van de “spiegel”, in het Latijn “speculum” geheten, ging later over in een instrument om lichaamsopeningen groter te maken.
2.3. De “geneesheer” in vroegere tijden heelde niet alleen fysieke ongesteldheden, maar ook psychische. Daartoe raadpleegde hij de sterren, en ook dat deed hij weer door in het water van een tonnetje of put of teil naar de weerspiegeling van de sterrenhemel te kijken. Hij was dus ook een astroloog, die zich bezig hield met het voorspellen van de geestelijke gezondheid. En het voorspellen van de toekomst.
2.4. Tijl Uilenspiegel is dus --om het plaatje volledig te maken -- een soort waarzegger, en in heel vroegere tijden, een soort sjamaan. In een sjamaan komen al deze talenten in één persoon samen. Maar verklaart dat waarom hij op dit moment in het verhaal tevoorschijn komt?