Jeha verkocht zijn huis, uitgezonderd een spijker in de muur. Die sloot hij in de koopakte uit van de verkoop van het huis, en bovendien bedong hij hem ten allen tijde, op welk uur van de dag dan ook, net naar het hem uitkwam, bezoek aan de spijker toe te staan. En de koper accepteerde deze voorwaarde!
’s Ochtends vroeg, tijdens het ontbijt, kwam hij het huis binnen om zijn spijker te zien. De bewoner van het huis nodigde hem uit een hapje mee te eten en ook bij de lunch kwam Jeha om over de spijker te mediteren, en weer nodigde de bewoner van het huis hem uit met hem te lunchen. ’s Avonds ten tijde van het avondeten verscheen hij ten tonele om de spijker te bezoeken. En ook toen nodigde de bewoner hem uit om met hem te dineren. En zelfs op het moment van de siësta en de tijd om te slapen, kwam hij onverwachts het huis binnen om naar het welbevinden van de spijker om te zien: hoe het de spijker verging. En dit bleef zo maar doorgaan en telkens nodigde de eigenaar van het huis Jeha uit om met hem mee te eten…., totdat het hem teveel werd en hij dit gedoe niet langer wenste te accepteren. Maar de voorwaarde verplichtte hem ertoe dat hij aan Jeha zijn bezoekjes niet kon verbieden. En toen hij er niet in slaagde om Jeha de list af te kopen, liet hij hem het huis in z’n geheel, daarbij inbegrepen de spijker…