(1) Porfier is een steensoort dat in vulkanische omgevingen te vinden is. Door de Romeinen en Feniciërs werd het inderdaad gebruikt als molensteen, omdat door het enigszins harde ruwe oppevlak het goed te gebruiken was om granen, olijven en noten mee te vermalen.
(2) De beschrijving van Giddenem lijkt op Hermes, omdat de geregen gouddraad om de beenstukken bij elkaar te houden, vergeleken wordt met een in Giddenem klimmende slang. Hiermee geeft Flaubert een knipoog naar de relativerende humor, waarmee je de scène ook zou kunnen bezien. Hermes staat namelijk bekend als een grappige, relativerende boodschapper en onderhandelaar van de goden. Om dit voor elkaar te krijgen droeg hij een caduceus, een staf met om elkaar heen gedraaide slangen en vleugeltjes. Wie zo′n scepter droeg, moest men overal toegang verlenen. Om de een of andere reden lijkt Hermes nu model te staan voor homo′s. Flaubert was waarschijnlijk bisexueel: hij was een tijdlang bevriend met de schrijfster Colet, maar liet in brieven aan mannen ook geregeld blijken dat hij sexuele gevoelens voor hen koesterde. Let op: De schrijfster Colet niet te verwarren met de schrijfster Colette, zoals ik bijna deed!
(3) In het blog van verleden week zei ik al dat Flaubert, om alles de schijn van realisme te geven, gebruik maakte van zijn impressies van Tunesië tijdens zijn reis hiernaartoe van 1849 tot 1851. De krans met agaten kralen, die hij hier beschrijft, lijkt verdacht veel op een gebedssnoer zoals die in de Islam wordt gebruikt. (Op Wikipedia staat “tasbih”, maar het is “sbha”, سبحة — een “tasbiha”, تسبيحة is de hymne, het loflied op God dat men in gedachten kan reciteren. Het woord op Wikipedia en het internet “tasbih” bestaat niet in standaard Arabisch!) Deze gebedssnoer was de voorganger van wat de katholieken een rozenkrans noemen. Maar aan de opmerking tussen haakjes valt op te maken: Het blijft moeilijk om de dingen bij de naam te noemen die ze hebben!
(4) In de samenvatting van Salammbô staat te lezen in een interview met Flaubert: “D′après toutes les vraisemblances et mes impressions à moi, je crois avoir fait quelque chose qui ressemble à Carthage. Mais là n′est pas la question. Je me moque de l′archéologie!” In de notities naar aanleiding van Salammbô schrijft Flaubert:“……et j′espère soulever de dégoût le cur des honnêtes gens.” In een erudiete studie van de laatste tijd door Joost Vomeer met als titel “A perverse Stereoscopic vision in Gustav Flaubert′s Salammbô worden mijn bevindingen langs ingewikkelde gedachtegangen bevestigd dat Flaubert bepaald niet van plan was om geschiedschrijving te plegen, maar eerder om de burgermaatschappij te provoceren en shockeren.
(5) Carthago was groot in de dagen van Archimedes, de uitvinder van allerlei machines om water uit bronnen, rivieren en beken te scheppen. Dat gebeurde op de manier die op het plaatje is te zien. Ook andere machines, zoals graanmolens en oliepersmachines werden naar dit model gemaakt. Een mooie naam voor deze tijd zou dan ook zijn: Eeuw van de Ezel!