Als ik het in dit stuk alleen over de Kuifleeuwerik zou willen hebben, dan zou een eenvoudige link naar Wikipedia, lemma Kuifleeuwerik, volstaan. Maar de Kuifleeuwerik maakt onderdeel uit van een visie op het ontstaan van de wereld en het heelal. In dit stuk komt dan ook niet alleen de Kuifleeuwerik, maar ook de mythische vogel Phoenix (soms Feniks geschreven) en het Wereld-ei ter sprake. De Phoenix was die vogel die na haar dood uit haar eigen as uit de dood opstaat als herboren. Rond het Wereld-ei vormde zich een geheime sekte van Orphische groeperingen, genoemd naar Orpheus. Het was een van de laatste groeperingen, die tot diep in de Middeleeuwen zich verzette tegen de christelijke wereldaanschouwing.
De kuifleeuwerik (Galerida cristata) is een vogel uit de familie van leeuweriken (Alaudidae). De naam danken ze aan de grote kuif. Aesopus was een Griekse fabeldichter, die uit oorspronkelijk mythologische verhalen fabels met een morele strekking heeft gemaakt. Zijn verhaal van vader kuifleeuwerik die er was vóór de wereld bestond en bij gebrek aan plaats, na zijn dood, in de kuif van z′n dochter werd begraven, is een komische vervorming van het bekende feniks-verhaal (Herodotus, II, 73). Dochter Kuifleeuwerik brengt haar vader als het ware steeds weer ter wereld. De fabel zelf van Aesopus kennen we niet meer, maar hij schijnt haar als illustratie van het gezegde “liefde is vindingrijk” opgevat te hebben. Een bekende alternatieve versie van dit verhaal is het sprookjesballet De Vuurvogel van Stravinski. Maar ook het uitvliegen van de duif uit de ark van Noah na de zondvloed, zou een variant op dit verhaal van Aesopus kunnen zijn. Of Aesopus liet zich door de bijbel inspireren?
Door de gebroeders Grimm werd een paar eeuwen geleden het sprookje Van de Wachtelboom opgeschreven. Wilt u het lezen, klik dan hier. Dit verhaal heeft grote gelijkenis met het Feniks-verhaal. De verspreiding van het verhaal is veel groter dan ik aanvankelijk dacht: van IJsland, Groenland tot in zuid Engeland. Merkwaardig steeds weer dezelfde streken waar zich ook volgens de reis van Hannon (zie stuk Humor en Dood) en andere bronnen de Feniciërs zich hebben opgehouden. Was het Feniks-verhaal oorspronkelijk Phoenicisch en draagt de vogel de naam van haar vereerders? Bij het sprookje van de Wachtelboom maakte Paul Hulshof (met een kleine toevoeging in kleur van mijn hand) de volgende tekening:
Je kunt de beginfase in de wordingsgeschiedenis van het heelal voorstellen als een enorme grote wit oplichtende vrouw in een opwaaiende zomerjurk (de Melkweg), waarin de aarde zich als een eidooier ophoudt. Uit het ei worden telkens weer kinderen als sterren in een heldere nacht geboren. Haar man is Zeus, de hemelgod, de veroorzaker van alles dat leeft. De sterren worden geboren uit de sexuele opwinding (ether) van de Grote Vrouw (Melkweg) en haar Grote Man (Zeus). Ons leven valt daarom uit de sterren af te lezen. Wij, de mensen, zijn een microkosmos, van een microkosmos, van een microkosmos etc van uiteindelijk alles tezamen een macrokosmos. Een voortdurende zich scheppende en herscheppende kosmos, waarvoor de Feniks symbool stond. En uit de versmelting van die twee werden kinderen (de sterren) geboren. Het verschil tussen deze mythische kosmogonie en de relativiteitstheorie van Einstein (what′s in the name) is kleiner en tegelijkertijd groter dan je denkt. Maar het blijft frappant, hoe fris sommige ideeën na 2600 jaar blijken te zijn. En hoe moeilijk de genialiteit van de moderne natuurkunde in onderscheid met het klassieke denken valt uit te leggen.
Wat heeft Orfeus hiermee te maken? Orpheus staat bekend om het halen van zijn vrouw Euridice (lett. bet. “zij waarvan de rechtvaardigheid zich uitbreidt” = uitdijt als het helaal) uit de Onderwereld, voorgesteld als een jacobsladder niet naar boven, maar naar beneden in een diepe grot of put. Parallel aan dit verhaal verloopt de strijd tussen Typhon en Zeus, waarbij Zeus, net als Orpheus, het onderspit delft. Als de Phoeniciër Cadmos de verschrikkelije slang Typhon niet had weten te bedwingen, hadden we de oppergod Zeus slechts gekend apathisch liggend op de grond, terwijl Typhon muziek maakt door aan de touwtjes te trekken. Maar Cadmos overwint Typhon, en wekt Zeus weer tot leven. Zo ook Orpheus. Orpheus waart, nadat hij zijn muze, zijn vrouw Euridice verloren heeft, als een wanhopige, machteloze zwerver over de wereld. Zijn verhaal duikt overal in alle werelddelen op. Zó bestaat er ook in Etrurië (Toskaans Italië met veel Phoenicische connecties) een betekenisvolle variatie van het Orpheus verhaal (Alain Hus, pag.163-164):
“Aelianus schrijft in zijn De natura animalium: ‘De Etrusken vertellen dat bij hen de evers en herten met netten en honden worden gevangen, zoals bij de jacht gebruikelijk is, maar beter nog als men daarbij gebruik maakt van muziek. Zij gaan dan als volgt te werk: zij zetten overal netten en andere jachtmiddelen uit om een val voor het wild op te stellen. Dan komt een ervaren fluitspeler die aan zijn instrument de meest vloeiende en harmonieuze melodieën tracht te ontlokken; hij speelt het mooiste wat er in de fluitmuziek te vinden is. In de vredige stilte bereikt de klank de toppen der bomen, de dalen en de bossen en dringt door tot in de holen der dieren. Als de klank hun oren bereikt, zijn ze eerst verbaasd en vol angst, daarna voelen zij zich aangegrepen door een onweerstaanbare vreugde om de muziek, raken bekoord en vergeten de jongen en het hol waaraan zij gehecht zijn. Zo worden de dieren van Etrurië, getroffen door de melodie, als door de kracht van een betovering voortgejaagd, totdat zij in de netten verstrikt raken en sterven, slachtoffers van de muziek.”
Naar mijn idee ligt hier de oorsprong van de muziek in de harmonie der wereldsferen, zoals dat bestaat in de humorale theorie. Het lijkt het verhaal van het menselijk lot, waaraan geen ontkomen mogelijk is te vertellen. Muziek, plezier en grappenmakerij kon dit lot verleiden te worden vergeten, tijdelijk, voor even. Orpheus kijkt om en verliest voorgoed zijn vrouw aan de onderwereld! Als een hert in netten gevangen op tonen van een betoverend fluitspel. De Feniks keert terug in dit leven, maar bij Orfeus zit er een eind aan het leven. Vonden de Grieken het individu uit? En lieten ze het idee van de hergeboorte varen? Kwam daarom humor meer centraal te staan in hun leven? En vierden ze dit in Dionysus-feesten?
Orfeus was een artiest, die net als de half goden naar de Onderwereld mocht afdalen en er weer uit mocht terugkeren. Zijn feest viel samen met de Dionysische feesten, waarbij tragedies en komedies werden opgevoerd. Ook het toneelstuk “De Vogels” van Aristaphanes werd tijdens deze feesten voor het eerst ten gehore gebracht. De Dionysus feesten kenden als motivatie het herdenken van de woede van Hera over het doen en laten van Zeus. Hera, die al de zonen van Zeus waaronder zowel Dionysus als Herakles, die niet de hare waren, met een boosaardige haat vervolgde, zond de Titanen op het kind af, na hen te hebben bevolen hun gelaat onherkenbaar te maken door het met krijt te besmeren, als echte toneelspelers. Hoewel het kind, Dionysus, zich door zijn goddelijke kracht in verschillende gedaanten veranderde (verg. Boeddhisme en Hindoeïsme), moest het toch eindelijk in de ongelijke strijd bezwijken. De Titanen verscheurden zijn lichaam en verslonden het (net zoals Osiris door zijn broer Thot werd gedood en de lichaamsdelen over heel Egypte werden verspreid; vergelijk ook de strijd tussen Kaïn en Abel om de gunst van God). Alleen zijn hart werd gered door Athena, die het naar Zeus bracht. Zeus borg het op in zijn dij en liet het opnieuw geboren worden. De Titanen echter werden door de bliksem van Zeus zodanig getroffen, dat zij tot as verbrandden. Uit die as nu, die met het bloed van Dionysus was vermengd (vergelijk strijd van Herakles met de stier), zijn de mensen gesproten. En juist daaruit laat zich het menselijk karakter verklaren. De lust tot het kwade, die ieder mens met zich meedraagt, vindt zijn oorsprong in de as van de Titanen; de neiging om goed te doen spruit voort uit het onder die as gemengde bloed van Dionysus. Kortom, de tweestrijd tussen goed en kwaad, die in elk menselijk gemoed heerst, wordt symbolisch voorgesteld door de vermenging van wat Titanisch, d. i. woest en ruw, en wat Dionysisch, d. i. goed, zuiver en rein is. Genoeg stof voor vele tragedies én komedies.
Volgens sommige interpretaies van de Dionysus mythe was het niet Zeus zelf die het hemelgewelf beheerd, maar was het zijn lievelingszoon Dionysus, die kinderen als sterren aan het firmanent en op het toneel schiep.