(1) Dit derde toneelstuk van Plautus, de Poenulus, gaat over de Feniciërs. De twee andere toneelstukken van Plautus die ik heb besproken waren De Aulularia: De pot-komedie, verhaal 8 (een vertaling uit het Fenicisch van de titel zou kunnen zijn: ”Het eerste Verbond“). En in de afgelopen drie weken fragmenten uit de Stichus en nog een tweede fragment uit de Stichus , een toneelstuk dat in vertaling ook wel “De vrolijke thuiskomst” (derde fragment) wordt genoemd.
(2) Wat is er met de Poenulus (uitspraak peunulus), zoals het stuk heet, aan de hand? Met behulp van de ondertussen bekende analyse in vijf stappen (zie commentaar Plautus 1) maak ik een samenvatting van het stuk, en we zien vanzelf wat er anders is. Stap 1: de beginsituatie is er een waarin een Puniër (Feniciër) op zoek gaat naar zijn twee geroofde dochters en de zoon van de broer van zijn vader. De dochters komen in de huwbare leeftijd, en blijkbaar is er een voorkeur voor een neef-nicht huwelijk (parallel-cousins). Stap 2 (reactie vooruitlopend op de actie van de schurk Lycos, Wolf): op het toneel volgen we in eerste instantie de verdwenen zoon en de dochters in een poging zich uit hun slavernij te bevrijden. De jongen heeft van een rijke man een kapitaal geërfd, terwijl er voor de meisjes een toekomst dreigt waarin ze als seks-slavinnen zullen worden uitgebuit. De jongen probeert de pooier (ook actief als huwelijksmakelaar) in de val te lokken door hem van diefstal te beschuldigen. Op die manier denkt hij de pooier uit het weg te kunnen ruimen. Stap 3 (actie van de schurk Lycos): De aangeklaagde man laat zich inderdaad in de val lokken en beseft dat z′n einde nabij is als hij voor de rechter moet verschijnen. Hij doet allerlei pogingen om de jongen om te kopen, die mislukken. Stap 4 (de ommekeer; punchline): als een deus–ex–machina verschijnt de Puniër, die op zoek is naar zijn dochter en de zoon van de broer van zijn vader, op het toneel. Hij spreekt in eerste instantie Fenicisch, later blijkt hij perfect Latijn te kunnen spreken. Stap 5 (de symboliek): Er is vaak sprake van “potten” wijn en hierin zou je een toespeling op een aanstaand huwelijk kunnen opmaken met de associatie dat je moet voorkomen dat de kruik in de val barst. Met andere woorden: de meisjes moeten trouwen, voordat zij hun maagdelijkheid verliezen.
We hebben hier met een echt ander stuk van doen. Behalve de symboliek (het voorkeurshuwelijk) wordt ook het Fenicisch (de taal) op de hak genomen. De grap schuilt zelfs vooral in het belachelijk maken van die taal! Het thema is een beetje zoek, omdat er een deus–ex–machina bij te pas komt. Dat de taal zelf onderwerp is, maakt de analyse van het stuk er niet gemakkelijker op: het lijkt een absurd toneelstuk! Jaren later zouden Beckett, James Joyce, Pirandello of Bertholt Brecht dit dunnetjes overdoen. Daarmee wordt dit toneelstuk wel meteen een van de modernste stukken uit de Klassieke Oudheid! En als het ooit nog eens opgevoerd wordt, zou het op die manier moeten worden aangepakt: weg met het realisme!
(3) Het lijkt erop dat de Feniciërs van noord Afrika een neef-nicht huwelijk voorstonden zelfs in die mate dat ze er alles voor overhadden om dat voor elkaar te krijgen. Dit is de enige motivatie die Hanno (de Fenicische deus–ex‐-machina) heeft om naar de jongen en de meisjes op zoek te gaan! Deze huwelijksvoorkeur was voor de Romeinen een reden tot vermaak.
(4) Nu is de Poenulus een vreemd stuk in alle opzichten! De naam van het stuk doet denken aan het Latijnse “poena”, wat straf betekent. En de Romeinen hebben inderdaad de Carthagers, de Puniërs, behoorlijk gestraft door hun belangrijkste handelsstad met de grond gelijk te maken. Plautus lijkt te suggereren dat ze die straf hebben verdiend, omdat de Carthagers een paar eeuwen tevoren de Grieken hebben verslagen, die met een vloot onder leiding van Acibiades waren uitgevaren om Sicilië op de Carthagers, de Puniërs, te veroveren. Hij doet die suggestie door de naam van de hoofdrolspeler “Agorastocles”, wat zoveel als hangjongere op een plein betekent. Daarmee heeft Agorastocles dezelfde roep als Alcibiades, die ook vaak op pleinen met troepen jongeren te vinden was. Bij de aanval op Sicilië leden de Grieken een verschrikkelijke nederlaag. De enscenering van Plautus is altijd Grieks; dat hij de Romeinse operatie als een wraakoefening voor de vroeger geleden nederlaag beschouwt, is ook daarom mogelijk. De Romeinen deden het beter zoals ook (literatuur, nr 53) Fik Meijer in Denken over Carthago. De erfenis van Dulius bij zijn Huizinga–lezing uit 2014 welbespraakt uit de doeken doet.
Met dit in gedachten is dit toneelstuk van Plautus toch ook een echt vreemde bedoening. In het toneelstuk komt behalve het belachelijk maken van de taal geen onvertogen woord voor over de Puniërs. In tegendeel, de Puniër die op het laatst als een deus–ex‐-machina ten tonele verschijnt op zoek naar zijn dochters en de zoon van de broer van zijn vader, is een door en door respectabel man. De zoon en dochters zijn voorbeeldig, en zouden volgens Plautus niet in Griekenland zó mogen leven als ze doen. Ze zijn namelijk van hoge afkomst, en op grond van de grondwet mogen die niet als slaaf gehouden worden of verkocht, zoals de Griekse koppelaar, met de naam Lycos (wolf), van plan is te doen met de meisjes. Plautus was oorspronkelijk handelaar —een handelaar die failliet ging en vanuit de grootste armoede zich tot een van meest geliefde Romeinse toneelschrijvers wist op te werken— en waarschijnlijk dreef hij ook handel —een niet erg hoog aangeslagen beroep— met de Carthagers, en komt zijn hoge waardering voor de Carthagers hier vandaan.
(5) Voor vertalers is dit stuk een ramp. Het stuk heeft nota bene gediend voor het beschrijven van de Fenicische grammatica. Steeds wordt er vanuit gegaan, dat Hebreeuws de sleutel is voor het vertalen van het Fenicisch. Nu weet ik zo goed als niets van het Fenicisch en ook maar heel weinig van het Arabisch en al helemaal niets van het Hebreeuws. Maar met de weinige kennis die ik heb, zijn mij een paar dingen in de vertaling van Poenulus opgevallen, waarvan ik zeker weet dat ik het bij het rechte eind heb en de specialisten niet. Die paar dingen komen dit keer in dit blog aan de orde, met het voorbehoud dat ik hiervoor heb gemaakt. Hoe kunnen specialisten zó geobsedeerd zijn geraakt door een bepaalde visie dat ze hun vertalingen voor zoete koek hebben aangenomen? (Voorbeelden staan in het blog en in noot 6.) De Poenulus staat nu op de website, maar de vertalers komen respectievelijk uit de 18–e en 19–e eeuw! Is er nog wel in de afgelopen tijd naar het stuk gekeken?
Allereerst, dit is een humoristisch stuk. Wat doet een schrijver als hij iemands taal belachelijk wil maken, als erom gelachen moet worden? Hij verhaspelt de taal. Plautus neemt stukken Fenicisch op, niet omdat het correct Fenicisch is, maar omdat je erom moet lachen. Hoe kun je die gegevens gebruiken om er een grammatica van te maken? Ik weet het niet, en volgens mij kan het ook niet.
(6) Het gaat om een begroeting: “Me har bocca”. In de uitgave van Henry Thomas Riley (1912) te vinden op het internet bij Perseus. In de toelichting valt hij terug op een vertaling uit achtiende eeuw (!) van een zekere Friedrich Schmieder. Deze zou van deze begroeting gemaakt hebben: “Oh! Wat een zoon om van te huilen!”, omdat zijn ”bocca“ (mond, wang) van pijn vertrokken is. Je zou kunnen bedenken dat dit op het verdriet van de jongen of op zijn eigen verdriet slaat. In de vertaling van Riley (1912) wordt geprobeerd aan deze vertaling tegemoet te komen. In de man van de Fenicische grammatica, dr Paul Schröder (1869), brengen we het tot: ”Meschar bocha“ vertaalt met: ”Wer dankt (mir) durch dich?“ (met een transcriptie in het Hebreeuws, waarin de stam ”shkr“= “danken” staat). Je zou kunnen denken aan een vertaling in de trant van: ”Wie brengt mij zijn dank over?“, een vertaling waarover we een grap bij Hebreaus zijn tegengekomen (Item CLV). Maar het staat er in de verste verte niet (zie oorspronkelijke tekst op het blog onder het fragment uit de Poenulus). Niet alleen lijken de beide vertalingen in geen enkel opzicht op elkaar, de vraag is ook of één van beide vertaling de juiste is. Ik denk geen van beide!
(7) De naam Hanno is ons voornamelijk bekend als de naam van een beroemde Fenicische ontdekkingsreiziger, die zelfs eerder in Amerika zou zijn geland dan de Ierse ontdekkingsreizigers onder leiding van Sint Brandaan of de veel latere Columbus. De ontdekkingsreizen van Hanno werden door verschillende klassieke geschiedschrijvers beschreven onder de naam “De rondreis van Hanno”.
(8) “Poenulus”, de titel van het toneelstuk, betekent de “kleine Puniër”, wat waarschijnlijk slaat op Agorastocles. In noot 4 heb ik een vertaling vanuit het Grieks van de naam Agorastocles gegeven: “agora” = plein; “cles” = bekend met, d.w.z. een bekend gezicht op het plein, een hangjongere op een plein.
(9) Zie noot 6.
(10) Veel grappen ontleende Aristofanes aan het dagelijkse leven. Ook de grappen rond de pot die de beide vrienden op de vlucht voor de Atheense gerechtsdienaren meenemen om in ieder geval onderweg te eten te hebben, grijpt op zo′n grap, volgens mij, terug.
Uit: Perseus.