Geloof is gebaseerd op het Woord. Het is een machtig wapen dat vaak niet tot vrede heeft geleid, hoewel ze het altijd in opzwepende preken verkondigt. Zó draagt het geloof bij aan de verhaspeling van het woord. Humor draagt ook bij aan de verhaspeling van het woord, maar anders. Humor speelt met de betekenis van het woord, door die te relativeren. Humor en geloof leven op gespannen voet met elkaar, omdat waar de ene ophitst, tempert de andere. Beide beroepen zich op Het Woord. De een denkt dat het goddelijk is, de ander improviseert op het woord om de toon ervan hoorbaar te maken, en de dwingende betekenis te temperen.
In deze scène gaat het om politiek waarvoor geloof wordt ingezet onder de naam de “Nieuwe Orde”. Dat gebeurde in de tijd dat Suharto president was van de Republiek Indonesië. De humor stelt de verteller (dalang) in staat om slogans uit de politiek door verhaspeling belachelijk te maken. Omdat een verteller zijn publiek wil vermaken is zijn woordgebruik grappig, wat contrasteert met het woordgebruik uit politieke campagnes.
In de scène spreekt Cepot vier muzikanten aan om hem te helpen een gangbaar spreekwoord, dat door beleidsmakers vaak wordt aangehaald, te interpreteren. Uit de antwoorden valt de kritiek op de politiek op te maken. De eerste muzikant, Asep Ana, lacht hem uit, omdat Cepot het spreekwoord interpreteert als een magische tekst en er een soort dwingende (bijna wiskundige) logica op los laat. De volgende, Ewon, roept in feite gebiedend: “Luister!” (een olifant heeft grote oren). Een andere muzikant, Rebab–speler, vindt dat hij wordt uitgebuit en afgemat (een olifant draagt zware lasten). En ten slotte, waarschuwt er iemand, de Jenglong–speler, voor de welvaart en het zich vol vreten (een olifant heeft een dikke buik).
Klik om voor of terug te gaan in de presentatie:
De olifant staat symbool voor welvaart: hij heeft ten slotte een wel heel omvangrijke buik, wat je zou kunnen uitleggen als een teken van welvaart. De magere tijger daarentegen wordt gezien als een teken voor gevaar en ongeluk. De strepen op een tijger worden “gelezen” als om het gevaar af te weren. Dat de scène ermee eindigt dat Cepot en Engkus erop uitgaan om vast te stellen of de tijger nog leeft, betekent in feite dat het gevaar nog niet met zekerheid geweken is. Maar volgens de politieke slogans staat de mensen een rooskleurige toekomst te wachten. Gezegd moet worden dat er onder Soeharto een dertigjarige periode van relatieve rust en welvaart was in Indonesië. Maar van vrijheid was geen sprake!
Er zijn twee betekenislagen. De politieke heb ik hierboven beschreven; de tweede uitleg volgt nu. Het is duidelijk dat alleen poppen zich de verhaspeling en de kritiek op het overheidsbeleid kunnen veroorloven. Zij kunnen in alle vrijheid over het woord beschikken. Toch zit er een grens aan die vrijheid. Cepot krijgt uiteindelijk maar 1 muzikant mee die samen met hem wil uitzoeken of er nog gevaar dreigt. De verhaspeling maakt Cepot tot een idioot, een eenling die men links laat liggen. Cepot is omringd door poppen: zijn mening wordt niet door de mensen om hem heen gedeeld. Het lijkt erop alsof hij zich achter een muur van poppen verschanst en verstopt. Wie is die Cepot eigenlijk? En waar komen die ideeën van hem vandaan? Meent hij wat hij zegt? Staat hij voor wat hij zegt: een man een man, een woord een woord? Of wordt hij gebruikt door de overheid, is hij er het verlengde van? En natuurlijk is het antwoord op al die vragen, ook weer politiek uit te leggen, maar het gaat verder dan dat. Het gaat om de psychologie van die idiote Cepot die reflecteert, terugkaatst, op het publiek: wantrouwen, voorzichtigheid, achter alles iets zoeken. Hij werpt een schaduw over het publiek van wat onzichtbaar is: de ziel van een natie. Hij kan mensen vrijer maken, alleen als ze dat zelf willen en minder in Hem, Cepot, geloven en meer in zichzelf. Het is therapeutisch.
Dit is de Indonesische versie van het spreekwoord. Ik geef dit hier, omdat alleen zo duidelijk is hoe muzikaal door de herhaling van bepaalde woorden het spreekwoord is. Ook valt het op hoe eenvoudig het moet zijn om het zich te herinneren. Dat Cepot het spreekwoord met opzet verhaspelt, ligt dus voor de hand.
(2) Hiervoor heb ik het in de Inleiding erover dat men de strepen van de tijger leest. Dat is hier terug te vinden in de tekst door de interpertatie van Cepot, als hij zegt dat “de tijgerstrepen [……] de slagtanden van de olifant [worden]. Dus een olifant met slagtanden heeft tot resultaat dat de gestreepte tijger iemands daden wordt.”. Hij voorspelt als het ware de daden van iemand uit de lijnen op de vacht van een tijger. Wat Cepot hier doet, verraadt een sjamanistische handelwijze en daarmee de oorsprong van het oorspronkelijke Indonesische wajangspel. Natuurlijk wordt er de draak meegestoken, maar de beredeneerde uitkomst, relativeert ook meteen dat wij vaak langs deze lijnen denken! Ik heb met punten en andere leestekens benadrukt dat onze semi–logische informatica–taal ook soms lijkt op het uitleggen van magische spreuken.
(3) Hier stond in de Engelse tekst: “race”. Omdat dit een nogal beladen term is heb ik het vervangen door het meer neutrale “gemeenschap”, omdat dat meer overeenkomt met de strekking van het stuk. In het Soendanees staat er: “ka nagara, bangsa, jeung agama”, wat Google vertaalt met: “voor het land, de natie en de religie”.
(4) “Cece” wordt in het Indonesisch⁄Soendanees als “tzitzi” uitgesproken, wat “(slag–)tanden” betekent. Het gaat hier om een metafoor waarin de mond zich informerend richt tot de buik (oman: zie noot 5) om te horen wat die ervan vindt.
(5) Oman staat voor de naam van een (Dikke) olifant en in de tekst voor de omvangrijke buik waarmee de tanden zich onderhouden. Waar is de slurf gebleven?