Voor de oorspronkelijke tekst, spring hier naar de Spaanse tekst van avarizia (Spaans, avarizia=vrekkigheid).

“Hier spreekt hij over de zonde van de vrekkigheid.”.

Waarom? Overwegingen.

 Regelmatig stel ik mij de vraag, waarom ik dit blog bijhoud. Het mag iedereen duidelijk zijn dat klassieke humor uitleg vereist. Die uitleg maakt de grap er soms niet leuker op, maar je begrijpt wel ineens wat er bedoeld is. Vaak blijkt uit de uitleg dat de grappen onder de gordel en grof zijn. Soms laat de uitleg een verfijnde humor zien, die we helemaal niet hadden verwacht. Bijna altijd is de klassieke humor filosofisch getint.

         

De passages uit de Libro de buen Amor verduidelijken het waarom op een nog ander plan. Uit de vergelijking met de oudere Marokkaanse Berber verhalen die betrekking hebben op dezelfde hoofdzondes, blijkt hoe het begrip “liefde” van een elitaire door mystici beoefende levenshouding verandert in een populaire houding met een psychologie bereikbaar voor iedereen.

         

Zo′n verschuiving uit de tijd rond 1300 vertelt ons iets, naar mijn mening, over op handen zijnde veranderingen in onze tijd. Zie je in de tijd tussen 1300 en 1500 de opkomst van het dogma, op grond van het concept “liefde”, van morele regels waarnaar mensen zouden moeten leven, ook onze tijd laat een wildgroei van voorschriften zien waarnaar men zich zou moeten gedragen. Er is echter een andere focus: het begrip “liefde” is afgekalfd tot een consumentenproduct dat je uit een kastje op je bureau kunt trekken. Ik denk niet dat daar nog veel aan te redden valt, en de vraag is of je het moet willen redden. Het oude dogma dat leidraad is voor ons innerlijke leven, staat onder druk. Liefde kan ons niet meer leiden, hoewel allerlei mensen het tegendeel willen bewijzen, lijkt Nietzsche gelijk te krijgen, in de woorden van Zarathustra: “……pluk de dag zolang hij te plukken is……”.

         

Vreemd is dan wel dat er eigenlijk maar weinig aandacht is voor de intellectuele houding, die steeds meer in de plaats komt van die van de moraal. De verschuiving van elitaire intellectuele houding naar die van een nieuw dogma waarbij het intellect een algemeen populair goed wordt, is volop aan de gang. Ook deze verschuiving is goed voorbereid door een volledige culturele omslag: het denkende individu staat momenteel overal voorop. Deze omslag mist echter een bepaalde laag: de sociale emotie hoe we moeten omgaan met die mensen die minder intellectueel begaafd zijn. Net zoals bij de ontwikkeling van het liefdesconcept er een partij mensen bleek te bestaan die gewetenloos was, blijkt er nu een partij mensen te zijn die verstoken blijft van intellect, maar die in toenemende mate moeten worden ingezet om de orde te handhaven. Voor de partij gewetenlozen werd de opsluiting in een gevangenis, psychiatrische hulp, of het ontstaan van totaal eigen onafhankelijke naties gecreëerd; wat wordt er in de toekomst voor de partij intellect-lozen ontwikkeld?

         

De opkomst van robots zal niet zozeer het intellect overbodig maken, maar zal er vooral op ingesteld worden om de ordehandhavers te vervangen. Wat gaat er dan met die mensen gebeuren die niet aan de gemiddelde intellectuele norm kunnen of mogen voldoen? Het is maar een vraag, en geen grappige vraag, omdat de antwoorden die men in het verleden heeft ontwikkeld van zo′n afschuwelijke draagwijdte zijn dat het van het grootste belang wordt om het concept “verlicht intellect” nog eens goed onder het vergrootglas te leggen. Dit ter sprake brengen is ondertussen al een veel groter taboe dan geweld of seks. Kijk maar om je heen. Ik zou willen weten, hoe er een vleugje “liefde” kan worden toegevoegd aan het concept “intellect”, de meedogenloze intellectuele speler, die zijn dogma′s tot in de finesses beheerst? Het “verlicht intellect” maakt een grote groep mensen machteloos, omdat wat er met hen gebeurt, niet te volgen is. De uitleg is te summier, en de intellectuele speler wil het daarbij maar al te graag laten. Als ik jou was — zou Juan Ruiz zeggen — zou ik nog vlugger gaan praten, nog korter mijn feiten presenteren en zomin mogelijk argumenten aanreiken, nog meer achterkamertjes inrichten etc. Het intellect is uit de doos van Pandora ontsnapt! Het treedt in toenemende mate aan in verblindend licht, vergeet de schaduwrijke duisternis, omdat ze die niet kent.

         

De analyse van deze oude verhaaltjes kan ertoe bijdragen dat deze vragen, waarvan het antwoord bepalend is voor onze toekomst, op de agenda komen te staan van de debatten over de toekomst. Om de mij nog niet helemaal duidelijke reden speelt humor in tijden van grote (gestuurde) veranderingen een grote rol. En dan gaat het vooral om de klassieke humor, omdat die op de een of andere manier het verschuiven van waarden kan aanduiden. Mystici gebruikten deze humor om onthechting van de aardse geneugten na te streven. Deze houding is blijkbaar een voorwaarde om ingrijpende veranderingen ook echt te accepteren.

         

Noten bij Avarizia.

(1)‎Tweede hoofdzonde: Avaritia, Vrekkigheid, in het Spaans geheten “Avarizia”. Hier weer ‎hetzelfde ‎woord in het Spaans waarmee ook in het Latijn deze hoofdzonde wordt ‎aangeduid. “Cobdiçia” dat ‎hiervoor onder Avaritia een plaats kreeg, is net als “Vanidat” bij ‎Superbia, een afgeleide van ‎Avaritia. Juan Ruiz hecht meer belang aan “Cobdiçia” dan ‎Avaritia en wel om het individuele ‎psychologische aspect van “Cobdiçia”. Dit individuele ‎psychologische aspect slaat hij hoger aan dan het sociale aspect van Avaritia. “Cobdiçia” is dan ‎ook meer ‎Begeerte (ook vleselijk verlangen) en “Avaritia” is daarvan het strikt ‎materialistische aspect, ‎hebzucht. Of Hebzucht uit Begeerte voortkomt of omgekeerd laat ‎ik in het midden, maar deze ‎twijfel heeft wel tot nuancering geleid, waardoor de ‎eigenlijke titel van de hoofdzonde op de ‎achtergrond verdween. “Hebzucht” lijkt ouder ‎dan “begeerte”; en “hoogmoed” ouder dan ‎‎“ijdelheid”. Ook de hiërarchische schikking ‎van de hoofdzondes en daarvan afgeleide ‎zondes bleek niet houdbaar: “Vanidat” ‎‎(IJdelheid) en “Cobdiçia” (Begeerte) kregen een plaats boven de eigenlijke hoofdzonden. ‎De hiërarchische boom bezweek onder de ouderdom. Dat gebeurt op ‎het moment dat de ‎regel, de dogmatiek, onderscheiden wordt van het verhaal, waar het ‎oorspronkelijk deel ‎vanuit maakte. De moraal die je op het eind van een Aesopus verhaal soms aantreft, verzelfstandigde zich tot een geheel eigen hoofdstuk, en wordt uiteindelijk belangrijker dan het verhaal. Dat gebeurt van de 14-de tot ‎aan de 16-de ‎eeuw, bij de opdeling van de kerk in een protestants en katholiek deel.‎

         

(2)Juan Ruiz gebruikt in regel 246 niet voor niets de beeldspraak met de rivier de Douro(Duero). De noordelijke Spaanse-Portugese rivier die uitmondt in de stad Porto draagt een naam, waarvan de betekenis “goud” is. Kortom Juan zinspeelt hier op de beheersing van de hebzucht, door de vertaler vrekkigheid genoemd

         

(3)“Waterstroom” staat er vertaald. Maar in de Spaanse tekst ligt de nadruk juist op het beheersen van de waterstroom, het irrigeren, wat in het gebruiken van de woordjes “ducho” en “aguaducho" tot uiting komt.

         

(4) “Ook al is iemand naakt, en je hebt de middelen hem te kleden: je doet het niet.” is naar aanleiding van een gelijkenis uit de Bijbel. Het verhaal van de rijke man en Lazarus werd in de Middeleeuwen veel verteld. Vanwege de zweren op zijn huid werd de ziekte van Lazarus in die tijd geïnterpreteerd als lepra (melaatsheid) en zo werd Lazarus patroonheilige van de melaatsen. Oud-Nederlandse woorden als Lazerij (lepra) en Lazaret (veldhospitaal, vroeger: leprozerie buiten de stadsmuren) zijn afkomstig van de naam van deze Lazarus. In Syrisch KLein Azië komen we in de grappenverzameling van Hebreaus de volgende grap tegen (Hebreaus, DLXXVI: vergelijk regel 221), die op een bijbelverhaal (Lucas 16:19-31) teruggaat:
          De zoon van een of andere dwaze oude vrouw stierf —z′n naam was Lazarus! — en de priester ging hem begraven. En toen hij het volgende stuk uit de bijbel reciteerde dat begint met (Johannes, XI, 14): Lazarus is gestorven, en het verblijdt mij…… Zei daarop de oude vrouw hem: “En waarom zou je je niet verblijden. Immers je hebt zijn kleren, en zijn bed, en alles dat hij bezat naar huis meegenomen.”

         

(5)De Dag des Oordeels is een thema dat in het Christendom, de Islam en in de joodse godsdienst voorkomt.

(6) Juan Ruiz volgt in zijn exempel bijna letterlijk de versie die Phaedrus maakte van het oorspronkelijke Aesopus verhaaltje (zie kader hiernaast). Er is echter één groot verschil: hij voert een geit ten tonele.‎ Juan Ruiz haalt de geit erbij en daar is een reden voor. In de joodse traditie wordt de geit gezien als degene die de schulden op zich kan nemen. De mens moet kiezen tussen de goede en de slechte geit, tussen goed of kwaad.‎ De redenatie die hierbij wordt gevolgd, heeft grote overeenkomst met de wijze waarop Juan Ruiz tot het onderscheid komt tussen de Goede en Slechte liefde: het is niet genoeg de Goede Liefde te ontvangen, je moet ook de Slechte liefde leren kennnen.

         

Misschien is het ver gezocht, maar naar mijn mening is er een overeenkomst tussen dit exempel en de Marokkaanse Brerber versie van Avaritia. In deze versie zien we de man net als de kraanvogel zijn hand steken in een donker gat. Hij verwacht daarin boter te vinden, maar vindt daarentegen “teer” wat een eufemisme is voor “poep”, zoals uit een hier niet genoemde variatie ook blijkt (scriptie WtM: verhalen, nummer: 5). Opvallend is hoe de door Freud aan “poep” toegekende symbolische betekenis, nl. die van goud, geld etc. opgaat voor dit verhaal. De beknoptheid van de Marokkaanse Berber tekst maakt dat met deze handeling van de man twee vliegen in een klap worden geslagen. Niet alleen is de man een graaier naar goud, maar juist daardoor krijgt hij ook meteen zijn straf (pek met veren). Hij krijgt niet meer te eten en overtreedt alle beleefdheidsvoorschriften. Spreuken 15 van Salomon uit de Bijbel gaat volledig op voor het exempel van Juan Ruiz en het Marokkaanse Berber verhaal. In ′n van mijn vertaling afwijkende vertaling heet het (Bijbel, Spreuken 15, 27):“Die gierigheid pleegt, beroert zijn huis; maar die geschenken haat, zal leven.‎”

         

(7)In het Spaanse commentaar op regel 252, “Físicos é maestros……” staat er een verwijzing naar een tweetal medici die Juan Ruiz gekend zou kunnen hebben: Maestro Alfonso Chirino en Arnaldo de Villanova. De eerste “maestro” had een handboek voor dokters geschreven, waarin volgens het commentaar moderne adviezen stonden zoals: “……het is beter te leven zonder medicijnen dan met ze……De natuur geeft zonder twijfel ‎genezing en medicijnen doen dat niet!……Het hoofdstuk over het gezonheidsregime gaat ‎erover dat je hartstochten moet leren beheersen, omdat ze de gezondheid in de weg ‎staan……”.‎ De tweede “físico” had ook duidelijk uitgangspunten die Juan Ruiz aangesproken moeten hebben: hij pleitte voor het behoud van de jeugdigheid en het herstel van ‎veroudering etc. De laatste is erg interessant door de vertaling van alchimistische geschriften. Hij wordt een van de grondleggers van de chemische bereiding van medicijnen genoemd.

         

(8)Hier begint de moraal van het exempel zoals Plutarchus dit heeft voorgedaan.

         

De Spaanse tekst van Avarizia.