Het eerste gedeelte van dit slot doet weer aan het oude Jeha–verhaal denken over het Mes dat doodt en Doet leven (verhaal 49 (XLIX). Dit verhaal heb ik besproken in 2021 vlak, nadat ik bijna overleden was aan de Corona. Het laatste gedeelte is gebaseerd op het Jeha verhaal en de Spijker in het verkochte Huis. Maar het venijn zit in de staart, zoals altijd. Het gaat er nu niet om dat Aboe Nawas erin slaagt langs slinkse weg het huis na verkoop terug te krijgen. Dit keer wordt het huis verkocht aan een Jood en alleen, omdat hij Jood is moet hij daarvoor boete betalen (3000 rijksdaalders: ik heb geen idee of dit veel of weinig is).
Kortom, we zijn terug bij af, toen ik het eerste deel van dit verhaal becommentarieerde en zei dat dit verhaal een duidelijk antisemitische strekking kende. Er was een grote omweg voor nodig om hierop uit te komen. Wat duidelijk is dat dit verhaal al met de eerste Arabische handelaars naar Sumatra (Atjeh) heeft kunnen komen. Zou het gestaan hebben in de verdwenen grappenverzameling van Aboe Noewas? Misschien, in een sterk gewijzigde vorm.