Wat eraan vooraf ging. De schepen zijn in zwaar weer terecht gekomen en het is ieder voor zich. De beide tricksters, Panurg en Broeder Jan, blijken heel anders op dezelfde omstandigheden te reageren. De twee pezige, magere snaken lijken in competitie elkaar naar het leven te staan. Hadden we al eerder in de Klassieke Oudheid een verband met obesitas gevonden (Herakles), bij Rabelais lijkt het tegenovergestelde zich aan te dienen: de anorexia. We zien een merkwaardig opdelingsprincipe aan het werk dat al in het Romeinse theater zich deed gelden: de een ligt te luieren en doet niets meer (obesitas) en de ander weet van actiedrang niet waar hij het zoeken moet (anorexia). Een bepaald toneeltype kan zich in twee totaal verschillende personages opsplitsen. Als je weet dat Panurg en Broeder Jan ooit eens één typetje zijn geweest, dan komt het vreemd over ze zo verschillend te zien optreden tegenover een gezamenlijke vijand: de storm. Van solidariteit, zoals je zou verwachten, is helemaal geen sprake. Van “geveinsde” vrome solidariteit om levensbehoud des te meer! Maar dan alleen van de kant van Panurg, de jonge Rabelais. De oude Rabelais, Broeder Jan, kent geen genade. Je zou het omgekeerde verwachten. De jeugd is toch altijd zo hardvochtig en heeft een hard oordeel over ouderen? Bij Rabelais oordeelt de oudere over de jeugd juist heel erg onverbidderlijk.
(1) Dit verhaal laat zich lezen als een gedicht van Paul van Ostaijen: het is een en al muziek. De Bo′s, Boe′s, Hu′s, Ha′s, Hola′s etc zijn als een notenbalk waarop je kunt aflezen hoe het schip op en neer gaat, heen en weer wordt geslingerd. Hier is sprake van een “contre-ut” in het Frans, wat je kunt vertalen met “hoge-C”. Hiertegenover staat de “dessoubs de Gamme ut” wat je zou kunnen vertalen met “do (=C) in B-mol”. Met andere woorden we zitten aan beide kanten van de toonladder aan de uiterste grenzen van de hoge C én de lage C.
(2) De geluiden, die Panurg voortbrengt, zou je ook kunnen herleiden tot klanken die aan een fles ontsnappen als je erin blaast. Wat deze klanken ons vertellen is niet persoonlijk, hoewel Panurg het zo wél opvat. Het is onpersoonlijk, een teken van een wereld die met de ondergang wordt bedreigd. Het was het teken des tijds, de tijd van Rabelais. De geluidjes doen ook aan een baby denken die om aandacht vraagt. Welke toekomst wacht die baby?
(3) In het Frans staat er in plaats van “helaas” “zalas”. Wat hier achter zit, is mij niet helemaal duidelijk: “zalas” bestaat in het Frans net zo min als in het Nederlands. Het lijkt een beetje op de aanroep van God in het Arabisch “Allah”, maar dan met een “z” ervoor van zee. In de vertalingen wordt steevast “zalas” gehandhaaft, omdat die er ook geen raad mee weten. Ik heb voor “helaas” gekozen, omdat het op “zalas” lijkt en eenduidig uitdrukt wat het naar mijn idee moet uitdrukken. Misschien mis ik iets? Commentaar ontbreekt allerwegen.
(4) In het Frans staat er “l′arbre fourchu”: gevorkte, gespleten boom. De uitleg is dat Panurg op z′n kop staat met de benen gespreid in de lucht. Volgens het commentaar zou het om een enigszins gevaarlijk kinderspelletje gaan. Er zijn twee kinderen. Eén van de kinderen gaat op z′n kop staan, spreidt de benen, en het andere kind komt van achteren en springt tussen de benen door. Het kind komt van achteren om te voorkomen dat hij, voor hij zijn sprong maakt, het op z′n kop staande kind in de buik schopt. Het spel wordt ook genoemd in hoofdstuk 22 van de Gargantua.
(5) Voordat een rk gelovige overleed, deed hij de biecht om kwijtschelding te krijgen van al zijn zonden en de kans op een ongehinderde hemelgang te bevorderen.
(6) In het Frans stond hier: écus. Ik heb het met “euro” vertaald om de waarde ervan aan te geven: die was niet gering! Even verderop stond in de tekst “codicil”: wat letterlijk een laatste handgeschreven wilsbeschikking is. Daar heb ik afscheidsbrief van gemaakt voor een beter begrip van de tekst.
(7) In het Frans staat hier “comite” wat zoveel als “gevangenisbewaarder” betekent.
(8) Hier staat in het Frans “argousin”. Iedereen is het erover eens dat de “ar” voor “al” staat. Niemand maakt er het Arabische lidwoord van, wat het naar mijn gevoel wél is. Men komt met vertalingen als luitenant, officier etc. Maar dat slaat in de context nergens op. Terwijl, als je van het Arabisch uitgaat, je in het woord het Arabische woord “gr:sh” (خرّْج) enigszins verhaspeld kunt terugvinden. Dat Arabische woord betekent zoiets als “doen weggaan, ergens uitzetten”. Vandaar dat ik vertaald heb met “uitsmijter”, ook al slaat dat ook niet meteen ergens op. Pas later lijkt het de aankondiging dat Broeder Jan aan Gymnast vraagt om Panurg overboord te zetten, eruit te smijten.
(9) Twee Latijnse uitdrukkingen: “Consummatum est” en “magna gna gna”. De vertaling van de eerste is: Het is volbracht, de laatste woorden van Christus aan het kruis, voordat hij stierf (Joh. 19:30). Het benadrukt dat Panurg inderdaad denkt te sterven. Maar het verklapt ook dat Panurg zich een kind van God voelt in de voetsporen van Christus. Er bestond een traditie in de Rooms Katholieke kerk die de navolging van Christus nastreefde, de “imitatio Christi”, waarnaar Rabelais hier verwijst. “Magna gna gna” doet ook erg Latijns aan, maar ik weet niet met zekereheid of het Latijn is. Het betekent volgens de Franse commentatoren dat je alle overbodige beleefdheden achterwege moet laten, omdat de omstandigheden van je eisen alleen met dat bezig te zijn dat je volle aandacht opeist. “Magna gna gna”
zou een versregel van een door de duivel bezetene kunnen zijn, die in trance onbegrijpelijke uitspraken doet. Door deze uitspraak maakt Broeder Jan Panurg belachelijk en zegt hij dat Panurg misschien wel mag menen in de voetsporen van Christus te staan, maar dat volgens Broeder Jan Panurg meer gemeen heeft met de duivel. In de vertaling komt dit niet zo goed tot z′n recht. Maar als dat zo is, dan lijkt het erop dat God en de Duivel hier in de figuren Broeder Jan en Panurg zich met elkaar meten. Gustav Doré dacht daar getuige de tekening die hij bij dit verhaal maakte ook zo over.
(10) Alweer roept Panurg woorden die Christus aan het kruis zou hebben geroepen (Luc. 23: 46): “:In manus tuas……”. Vertaling: In uw handen beveel ik mijn geest. Onder de link is een lied, een koraal, te vinden waarin deze woorden ook voorkomen.
(11) De heilige Sint Nicolaas was de beschermheilige van de zeevarenden. Het is de tweede keer dat we hem bij Rabelais tegenkomen.
(12) Panurg zegt: “Entre Quande et Monssorreau —et n′y paistra vache ne veau.” Vertaling: Tussen Qande (=Cande) en Monsoreau, zal wel nooit een koe of een kalf grazen. Het spreekwoord dat blijkbaar bij hem opkomt gaat, correct aangehaald, als volgt: “Entre Cande et Monsoreau —Là ne paist brébis ne veau. Vertaling: Tussen Cande en Monsoreau (twee Franse plaatsjes), zal wel nooit een schaap of een kalf grazen. Dit spreekwoord wil zeggen dat de regio tussen Cande en Monsoreau zo droog is dat er nooit voldoende gras zal groeien voor schapen (en die zijn al met weinig tevreden) of kalveren (ook geen grote grazers). Met andere woorden: je kunt niet het onmogelijke willen. Wat hij had willen zeggen, als hij zich niet versproken had was: “Je ferrai bâtir une belle grande chapelle ou deux petites entre Cande et Monsoreau.” Vertaling: Ik zal (als ik gered word) een mooie grote kapel laten bouwen of twee kleintjes tussen Cande en Monsoreau. Wat hij later in het verhaal ook echt doet: Panurg houdt zich wel aan zijn woord!
(13) Vergelijk het verhaal van de dans van Foufouya (op het eind als ze op de deur een flamenco danst).
Uit: Rabelais, Les cinq livres des faits et dits de Gargantua et Pantagruel Édition intégrale bilingue, Quarto Gallimard, 2017: Quelles contenences eurent Panurge et frere Jan, Livre IV, Chapitre XIX, pag.998–1002 (helemaal)