In de laatste volledige editie van de Gargantua en Pantagruel uit 2017 van Gallimard komt dit hoofdstuk niet voor. Ook in veel vroegere edities ontbrak dit hoofdstuk, omdat men er geen raad mee wist. Het is voor het laatst verschenen in de editie van 1562 om pas weer in 1741 in het vijfde boek van de Pantagruel te worden opgenomen. De uit Frankrijk naar Berlijn gevluchte Jacob Le Duchat was de eerste die dit hoofdstuk weer in het werk van Rabelais opnam.
Ik ken de redenen niet waarom Duchat dit hoofdstuk weer tevoorschijn haalde. Ik zal mijn eigen overwegingen hier vertellen, waarom ik het heb opgenomen in deze serie. Je kunt het hoofdstuk niet opnemen zonder dat het inbreuk doet op de verhaallijn. Niet alleen is het stuk niet fatsoenlijk in te passen, ook de taal is van mindere kwaliteit. Zelfs de vervloekingen beginnen te irriteren. Ik heb een paar noten opgenomen om dit te illustreren.
Maar waarom dit stuk dan wel in de serie opgenomen? Ik wil de verhaallijn onderscheiden van de struktuur van het verhaal. Op het gevaar af dat iedereen nu geeuwend op bank of stoel onderuit zakt, wil ik dit toch kort uitleggen. Ik zie de verhaallijn als de korte termijn: sluiten de hoofdstukken al of niet op elkaar aan. De struktuur is de lange termijn: wat is de plot van het stuk. Zoals gebruikelijk schrijft een schrijver vaak niet één slot voor een verhaal, maar verschillende. Ik denk dat dit hoofdstuk een alternatief slot was van de serie verhalen. Eigenlijk hebben we met dit hoofdstuk te maken met een soort schets van de afloop van de Gargantua en Pantagruel door Rabelais op oudere leeftijd. Het is volgens mij niet, zoals sommige commentatoren zeggen, door anderen geschreven. Aangezien het slot van het verhaal altijd maar op een manier kan, vallen er variaties uit. Als je zo′n variatie weer opneemt in het geheel, dan wringt het van alle kanten. En dat doet het dan ook in alle edities waarin het is opgenomen, ook die van Duchat. Eigenlijk hoort het niet in het verhaal als geheel, maar in een publikatie van de Volledige Werken, kan het natuurlijk wel opgenomen worden.
In de editie van de Arbeiderspers met de vertaling van Sandfort valt het niet op dat hierin dit hoofdstuk is opgenomen. De verhaallijn hierin was allang zoek en de struktuur des te meer. Sandfort maakt er een soort surrealistisch verhaal over reuzen van, maar dat was het helemaal niet. Het is ook geen literatuur voor kinderen, zelfs niet als je alle seksuele toespelingen en geweld eruit haalt. Wat Sandfort overigens niet doet. Duchat slaat door naar de andere kant: die had zo de pest aan Frankrijk dat hij er eens en voor altijd mee wilde afrekenen, denk ik. Niet alleen is het commentaar van Duchat onverbeterlijk met zijn vergelijking van de meningen van verschillende vertalers van Rabelais, ook wist hij de tekst opnieuw leven in te blazen door de indringende, niets en niemand ontziende maatschappijkritiek erin bloot te leggen.
Duchat verklaarde de tekst door het verhaal te plaatsen in de tijd van Rabelais. Hij gaf de verschillende hoofdpersonen een historische naam: Gargantua was bijvoorbeeld Frans I en Pantagruel Hendrik 2: beide vorsten die er niet alleen op los leefden, maar ook graag aanwezig waren als er weer eens iemand op de brandstapel werd gezet. Er was ook een verklaring voor de tocht van Pantagruel op zoek naar een utopisch eiland, omdat het boek tegelijk verscheen met de Utopia van Thomas More. Thomas More en Rabelais kenden elkaar en waren beiden humanist.
Waarom neem ik het in de serie op en noem ik zelfs Sandfort weer als vertaler? Ik noem Sandfort weer, omdat hij met een paar prachtige vondsten komt, waarvoor ik hem de volle eer wil geven. De naam Rekenezels is een zo′n geweldige vondst. Hoe hij tot die beslissing is gekomen is mij niet helemaal duidelijk. In ieder geval komt iets over de helft van dit lange verhaal een passage voor waarbij de Rekenmeesters van de Franse Rekenkamer uit de tijd van Rabelais met ezels worden vergeleken. Ik denk dat hij die vergelijking zo treffend vond dat hij het Frans maar weer eens even liet voor wat het was. Rabelais had het niet over Rekenezels, maar over Apedeftes. Volgens het commentaar van Duchat zou het gaan om een Griekse afleiding van het woord voor Onwetende of Onnozele of Onbenul, kortom een ezel. In het Grieks heet het: απαιδευτος : apaideutos, niet ontwikkeld, onbeschaafd, onervaren, dwaas, nutteloos. Dat heeft dus helemaal niets met een rekenende ezel van doen! Rabelais legt dan ook niet zozeer de nadruk op de domheid van de functionarissen van de Rekenkamer, maar op dat zij geen enkele opleiding hebben en naar voren worden geschoven om de belangen van bepaalde bestuurders (zoals koningen) veilig te stellen. Zij deden klakkeloos wat hun was opgedragen en dat is soms wel zo gemakkelijk.
Ik heb dit hoofdstuk opgenomen, omdat het een mooie aanloop is naar het einde van deze Rabelais serie. Eigenlijk, komt hier aan de orde waar het Rabelais omging: inzicht geven in hoe een maatschappij werkt. Ik heb eerder een vergelijking gemaakt met Het Kapitaal van Marx; in dit hoofdstuk staat eigenlijk al beschreven, wat Marx in de negentiende eeuw wilde bewijzen: de uitbuiting van de arbeiders. Gek genoeg staat er meer in en is daarom eigenlijk Marx al vooruit, als het ware. Wat erin voorkomt is de rol van de staat bij het rondpompen van geld, en hoe dit uiteindelijk nooit goed kan komen. Rabelais moet een heel somber man zijn geweest, toen hij dit opschreef als in een soort profetie: hij kondigde de tijd aan waarin er gewerkt werd niet om het product dat een arbeider maakt, maar om het geld dat het opbrengt. Een ander maar zeker niet opwekkender inzicht in het maatschappelijk gebeuren. Deste somberder omdat de mogelijkheid die Marx zag in het organiseren van arbeiders, in dit geval voor een onmogelijkheid wordt gehouden. Zij zijn Onwetenden! Aan de Bijbelse uitspraak zij weten niet wat zij doen, gaf Rabelais een onverwachte draai. Een betekenis die het nu nog steeds heeft. Zo′n uitspraak maakt machteloos! Misschien dat Rabelais daarom voor een ander einde koos aan het verhaal van Gargantua en Pantagruel.
Hoe actueel dit hoofdstuk is, zou je kunnen aantonen door de historsche sleutel voor de erin vookomende figuren aan te passen aan deze tijd. Stel dat Gargantua Microsoft is, de gigant Google in dit verhaal Pantagruel is, Epistemon staat voor de baas van Facebook, Panurg, de schelm, staat voor Assange of Snowden, dan blijft Broeder Jan nog over voor Trump of Boris Johnson of Poetin. Vooral die laatste gelijkstelling van de drie wereldleiders vind ik betekenisvol. Maar je kunt natuurlijk een andere rangschikking maken! Als je deze namen invult, leest het verhaal al een stuk anders! Merkwaardig genoeg komen er in de tekst van vandaag passages voor waarbij ik het gevoel had, dat het is ingefluisterd door een voorspellend orakel of profeet. Ik denk dat goede literatuur altijd aan dat kriterium voldoet! Dit is geen weersvoorspelling, maar beklemmende profetie in veel opzichten.
Aan het begin van deze inleiding staat de pasfoto van de man die ons door de krochten van een wijnpers zal leiden: Fortuinmaker. We komen meteen een eigenaardigheid in het Frans tegen, namelijk dat “pressoir” zowel de pers zelf kan weergeven, als het gebouw waarin het zich bevindt. In dit hoofdstuk wordt daar op een ingewikkelde manier mee gespeeld. Je wordt als het ware binnenstebuiten gekeerd en weer terug.
(1) “Rekenezel” is een vertaalvondst van Sandfort. Vervelend aan de vondst is dat het de strekking van het hoofdstuk onduidelijk maakt. In dit hoofdstuk gaat het om de verering van het Gouden Kalf, dat in dit geval de gedaante aanneemt van een ezel. Het gaat niet om het feit dat de ezel niet kan rekenen, maar hierom dat de ezel geen weet heeft van wat hij aan het doen is. Hij laat zich op allerlei manieren gebruiken tot hij er zelf bij neervalt. Halverwege het verhaal (zie noot 28) vergelijkt Rabelais ook de werknemers van de wijnpers met ezels. Op grond daarvan kun je de vertaling van Sandfort rechtvaardigen. Het commentaar heeft het erover dat de “druiven” staan voor arme onwetende arbeiders die worden uitgeknepen.
(2) De muts die Rabelais hier noemt, “le bonnet à la coquarde”, lijkt het meest op een Frygische muts. Deze komt uit de tijd van koning Midas, bij wie alles wat hij aanraakte van goud werd. Hij droeg een muts (misschien een Frygische muts) om zijn grote ezelsoren te verbergen. Eigenlijk was de Frygische muts een kenmerk van iedereen die niet Grieks was. Later in de Franse Revolutie werd de Frygische muts ook weer gedragen om te kennen te geven dat je aan de kant van de revolutionairen stond.
(3) Sandfort geeft hier als vertaling “Ruimgewin” voor het Franse “Gaigne-beaucoup”, ook een mooie vertaling. Ik vond die vertaling te oubollig en nietszeggend, vooral omdat er “ruim” voor staat wat op verschillende manieren kan worden opgevat zoals in het ruime sop kiezen. In het Frans gaat het duidelijk om een zakkenvuller, en daar heb ik dan van gemaakt “Fortuinmaker”, omdat vanuit de blik van een onderklasse het refereert aan het belachelijke idee van de maakbaarheid van de maatschappij, aan gelukszoekers en aan het zich verrijken ten koste van anderen. Hoe kun je iemand een rad voor ogen draaien? Door de Fortuinmaker in te schakelen!
(4) In het Frans staat hier “Cahiers” en dan zijn er verschillende vertalingen mogelijk: portefeuille, dossiers, cahiers, schriften, archiefmappen etc. Sandfort laat het woord onvertaald staan. Ik heb het met “Dossiers” vertaald, als een aanpassing aan het heden. Het woord “cahiers” kennen we eigenlijk niet meer, zeker niet in ambtelijke kringen. In de tijd van Sandfort was het wél een gangbaar woord. Alles is verEngelst en dan komt “dosiers” als vertaling in aanmerking.
(5) “Procuration”, door Sandfort vertaald met “Procureursland” en door mij vertaald met “het land Volmacht”, wat een letterlijke vertaling van het woord is. Ik probeer met een vertaling altijd zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke betekenis te komen. Je kunt je dan afvragen wat heeft de afdeling Volmachten te maken met de afdeling Dossiers. Hier is duidelijk sprake van een bureaucratie in een tijd waarin je dat niet verwacht. Bovendien is het een bureaucratie met dictatoriale trekjes. En ineens zie je, hoe Franz Kafka in een traditie komt te staan. Leuk toch! Daar was je echt niet opgekomen door het land Procureursland te noemen?
(6) Zie noot: 1. Ik ga het niet allemaal uitleggen, maar wil toch de aandacht vestigen op een ingenieus woordspel dat langs verschillende invalshoeken steeds met “ezel” te maken heeft: koning Midas, Frygische muts, en hier de Dossiers, waarnaar even later verwezen wordt met het woord “per-kament”. Zoals gezegd ga ik niet alles uitleggen, maar in de etymologie van het woordje “per-kament” komt de ezel ook al voor. Dat kan geen toeval zijn, een echt Rabelais trekje.
(7) Extravagantes, zijn gezaghebbende beslissingen van de Paus die buiten de kerkelijke wetten vallen. Beter bekend, milder van inhoud zijn de zogenaamde encyklieken, die ook buiten het eigenlijke kerkelijke recht vallen. In de tijd van Rabelais betroffen de Extravagantes vooral bekendmakingen die Rome (Johannes XXII) geldelijk ten goede kwamen. Deze uitroep van broeder Jan is een toespeling op de spreekwoordelijke hebzucht van Rome in die dagen.
(8) In het Frans staat hier “vous aultres”: een niet Franse formulering, die eerder aan het Spaans doet denken. Zulke passages suggereren dat de tekst niet van Rabelais is. Ik denk dat het hier gaat om correcties die later door anderen zijn aangebracht.
(9) Naast de Rekenkamer in de tijd van Rabelais, lag de Sainte Chapelle. Om in de bovenkapel te komen moest je een trap van vijftig treden naast de Rekenkamer beklimmen. Dit lijkt symbolisch te staan voor de enorme uitgaven die door de koning werden gemaakt om de relikwieën die in de Kapel werden bewaard te verwerven. Momenteel liggen de gebouwen van het Paleis van Justitie om de kapel heen, wat mij doet denken dat het Paleis van Justitie de vroegere Rekenkamer is.
(10) Misdadigers werden op allerlei manieren ter dood gebracht, meestal zó dat iedereen het kon zien. Vrouwen achterstevoren de stad uit, mannen (maar ook heel zelden vrouwen) aan kruis of galg. Van het kruis bestonden ook weer allerlei varianten. Favoriet was de brandstapel of verdrinking, met de bedoeling te weten te komen of de slachtoffers vanuit de hemel gered zouden worden. Daarnaast had je natuurlijk het radbraken en in een kooi bekogelen van slechterikken. Ook waren er de verwurgingen en vergiftigingen, die meestal achter gesloten deuren plaats vonden en het privilege waren voor misdadigers uit de hoogste kringen. Ik denk niet dat dit lijstje uitputtend is; ik wil u aanraden een folterkamer in een Middeleeuws kasteel te bezoeken om ideeën op te doen.
(11) In het Frans staat er Pithies, dat afgeleid is van het Griekse πιϑος, dat op zijn beurt is afgeleid van πινω, drinken. Ik heb er dan ook tussen haakjes de vertaling “gelagkamer” achter gezet. Het Griekse πιϑος lijkt te verwijzen naar het Griekse orakel te Delfi: de Pythia. In de laatste aflevering in deze serie blijkt dit verband tussen drinken en voorspellen van belang. De rode lijn en structuur waaraan de verhalen zijn opgehangen blijken allemaal samen te hangen met deze twee woorden: drinken en voorspellen. Vandaar dat ik Pithies onvertaald heb laten staan met tussen haakjes een uitleg.
(12) Rabelais verbleef verschillende keren voor korte tijd in Rome: met tussenpozen in 1534-1536 (tijdens de publicatie van de Gargantua) en in 1547 enkele maanden. Milaan en Rome (de Paus) lagen elkaar in die tijd niet, en hadden regelmatig onenigheden met elkaar uit te vechten. Als Rabelais het hier dan ook heeft over de worstjes uit Milaan, denk ik, dat je dat niet al te positief moet opvatten. Ik heb even verderop in de tekst er tussen haakjes ter verduidelijking aan toegevoegd dat het hier om fastfood gaat. Dat is natuurlijk een anachronisme, maar ik bedoel ermee dat het eten dat ze kregen aangeboden van een mindere kwaliteit was, ook al suggereren de namen van de gerechten iets heel anders. Ik had bij de tekst “op de beste en vlugste manier klaargemaakt” even het gevoel van een voorspelling van wat veel later werkelijkheid werd.
(13) De vertaling “hoge heren” is mij ingegeven door het commentaar van M. Le Duchat. Hij zegt dat Rabelais hier uitdrukkelijk het woord “Messieurs” met een hoofdletter gebruikt om deze heren te onderscheiden van de “messiers”, de toezichthouders in een wijngaard. Ik kende eerlijk gezegd het laatste woord helemaal niet, maar ik vertrouw erop dat deze mensen inderdaad zo heten. Als dat zo is, is het van belang om in de vertaling dit onderscheid ook mee te nemen. Vandaar dat ik de hoofdletter M vertaald heb met “hoge”.
(14) Net als vroeger is het ook nu niet mogelijk om zonder toestemming van bovenaf de Rekenkamer te betreden. De rekenkamer van de overheid wordt in Nederland de Algemene Rekenkamer genoemd. In Nederland is er een identificatieplicht voor het bezoeken van de Algemene Rekenkamer.
(15) De speelse nauwkeurigheid “twintig of vijfentwintig” doet sterk aan Rabelais denken, al doet Rabelais zulke gespeelde nauwkeurigheid meestal net iets subtieler. Een passage als deze bracht commentatoren op het idee dat het hier om fraude zou gaan.
(16) “Bourreau” doet denken aan: bureau van zelfsprekend, aan beul (Frans woord voor beul), maar ook aan ezel: zie achtergrondartikel over de ezel.
(17) Extraordinair (buiten de orde vallend) heeft met een druivensoort te maken, waarvoor het nodig is een pergola te maken, waaroverheen de ranken zó groeien dat hun druiventrossen naar beneden hangen door het houtwerk van de pergola heen. Een bijzondere soort druif, omdat hij bij huizen voorkomt en niet in wijngaarden. Het was een van eerste pitloze druiven waaraan veel zorg moest worden besteed. Kennis opgedaan in Marokko uit eigen ervaring. Het vervolg van de alinea “pend à eschalatz” suggereert dat het om de verbeurd verklaarde goederen van gehangenen gaat. Zie tekening hierboven.
(18) Het decimeren, uitdunnen, van druiventrossen is een belangrijke bezigheid om zich te verzekeren van een goed oogst. Daarnaast roept het woord associaties op aan een leger dat gedecimeerd is door de aanval van de vijand. Daarnaast doet het belastingtechnisch —en dat is hier waarschijnlijk de bedoeling— denken aan de tiende penning (decimus = Latijn, tien), die het Spaanse koningshuis oplegde aan de aan hen onderworpen landen zoals de Nederlanden.
(19) Deze merkwaardige uitspraak die op een spreekwoord lijkt, kan ik alleen maar in verband brengen met het sprookje Grote Klaas en Kleine Klaas, dat in Nederland Groot Oog en Klein Oog heet. De stank is dan te verklaren, omdat het eigenlijk om een duivel gaat, die naar zwavel ruikt, of omdat de priester al zo lang in de hutkoffer zat, dat hij ervan was gaan meuren.
(20) Deze passage heeft ongetwijfeld te maken met de Humorale Theorie, waarvan Rabelais als dokter alles af wist. Hij steekt er regelmatig de draak mee.
(21) In het Frans staat er “beuroyt”, wat volgens mij in hedendaags Frans moet zijn “boirait”. Maar daar ben ik niet helemaal zeker van, omdat ik het een vreemde zin blijf vinden. Dit is een voorbeeld van dat je denkt: “Dit kan Rabelais niet geschreven hebben.”
(22) “Courtil”, hof, duidt zowel een binnenplaats als het hof van de koning aan.
(23) Rabelais werd op La Devinière geboren, een landgoed dat zo onder de belastingen van de koning gebukt ging dat het failliet ging.
(24) In het Frans staat er “de la maison”, wat hier op de dezelfde manier gebruikt wordt als wanneer wij iets “van het huis” aangeboden krijgen in een restaurant. Bedoeld is dat het koningshuis vaak gratis rondjes gaf, waarvan de Rekenkamer naging of deze cadeautjes terecht waren. Waren ze volgens de Rekenkamer ten onrechte weggegeven, dan werden ze teruggevorderd.
(25) De wijnpers uit de tijd van Rabelais moet er ongeveer als op dit plaatje uitgezien hebben. Alle onderdelen die Rabelais noemt, maken ook onderdeel uit van dit apparaat. De grap is dat al die onderdelen verwijzen naar boekhoudkundige acties. Ik ben te weinig thuis in de boekhouding van die tijd om heel precies alle onderdelen naar bekende boekhoudkundige termen van nu te vertalen. Ik denk dat dat ook niet helemaal kan, omdat de basis waarop de rekeningen werden opgemaakt verschillen van die van nu.
(26) Het beeld dat Rabelais oproept, is niet voor niets. De bedoeling is aan de hand van het plaatje te controleren of je alle boekhoudkundige handelingen hebt verricht. Het plaatje ondersteunde het geheugen. Hier staan de termen die ik heb kunnen thuis brengen. Ook andere onderdelen zouden naar boekhoudkundige termen vertaald kunnen worden. Ik kan niet altijd precies bepalen welke onderdelen, refereren aan welke boekhoudkunige acties, bijv. Transport of Rugzakje, daarvan weet ik niet precies welk onderdeel van de wijnpers daarop slaat. Soms zijn het ook hulpmidden gebruikt bij de wijnpers, zoals de emmers, de dragers of de wijnkelder. Je werkt dan ook in feite andersom: vanuit de boekhouding naar het apparaat. Maar leef je uit!
(27) In de tijd van Rabelais speelde dat Karel VIII van Frankrijk Margaretha van Oostenrijk afwees als zijn toekomstige vrouw, ook al had hij zijn erewoord gegeven dat hij haar zou trouwen. Rabelais zinspeelt hierop in deze passage door te zeggen dat de erewoorden in waarde zijn gedaald.
(28) Passage waarop Sandfort zich zou kunnen beroepen om de hoofdpersonen in dit hoofdstuk niet Onwetenden (Ignoranten of Apedeften) te noemen, zoals Rabelais doet, maar “rekenezels”. In het Frans komt in dit hoofdstuk het woord voor ezels, “asnes” maar één keer voor!
(29) Ik heb er van gemaakt “poepzak”, omdat ik in Marokko vooral muildieren hiermee heb zien lopen. Het is een hygiënische methode om uitwerpselen niet op de grond te laten neerkomen, zoals paarden in Nederland overal wel doen. Helaas, de methode is niet helmaal afdoende om de uitwerpeselen inderdaad niet op de grond te laten vallen. Maar ik vind beter iets dan niets. Sandfort heeft dit terecht vertaald met “de staartriem aanbinden”. Ik kon het niet laten om een vruchtbaar idee te lanceren.
(30) In het Frans staat er “courracteurs”, waardoor er een associatie is met Cour, het hof van de koning. Sandfort vertaalt het met “kontabelen”, waardoor elk idee aan het Franse hof in mist opgaat. Ik vond Corrector te weinig benadrukken dat de druiven nog eens en nog eens onder de loep werden genomen. Vandaar het neologisme: Hercorrector. Ik vond het wel een leuke vondst. De zin daarna in het Frans “Ce sont les plus…veoir…… apperceu” is een lelijke zin: dit is Rabelais niet of hij heeft het vlug opgeschreven, of hij formuleerde slechter vanwege zijn leeftijd. Ook heb ik een zin die begon met “De ce grand pressour……” weggelaten, niet alleen omdat het een herhaling is, maar bovendien ons iets vertelt dat allang een gepasseerd station is.
(31) In het achtergrondartikel over de Ezel zijn we ook al de oogsters tegengekomen. Dit is ongetwijfeld een toespeleing van Rabelais op dezelfde passage in de Bijbel: Nieuwe Testament, Matteus 9: 38.
(32) Ik heb de duivel van Lamballe niet kunnen vinden. Op instigatie van het commentaar heb ik een gebrandschilderd raam van de kathedraal van Strassbourg bij de tekst opgenomen. Het commentaar vertelt verder dat Rabelais waarschijnlijk mysteriespelen in gedachten had in de kerk van Lamballe, waarbij de rol van de Duivel bijzonder goed werd uitgebeeld. Als kind was er in mijn geboortedorp ook zo′n toneelstuk ter gelegenheid van het 25-jarig priesterfeest van onze pastoor. De duivel sprong gezwind over verschillende tafels en gooide stoelen om en duwde mensen ruw opzij. Ik zou even later op het toneel verschijnen als een soort ongevaarlijk duiveltje. De volwassene die eerder het toneel onveilig maakte, was mijn grote voorbeeld. Ik denk dat ik sinds die tijd nooit meer zo hard en volgens mijn broers en zusters “schadelijk” om iets gelachen heb. 7 Jaar oud.
Uit: Rabelais, .de Gargantua et Pantagruel .: Comment Pantagruel descendit en l′isle des Papefigues, Livre IV, Chapitre XLV, pag.1094–1097 (helemaal)