Spring hier naar de originele teksten van Rabelais..

Noten bij Gargantua

(1) Ik kan het niet bewijzen, maar in dit verhaal klinkt door wat ik in de toneelstukken van Plautus regelmatig tegenkwam: een vloek over een huis of stad (Gargantua) die uiteindelijk functioneert als een bescherming van het huis of de stad.

         

(2) In het boek Gargantua met een voorwoord en noten van Michel Butor vinden we een halve pagina Vloeken en Bezweringen die aan Parijzenaars zijn toegeschreven. Ze zijn allemaal in de Gargantua en Pantagruel van Rabelais terug te vinden. Mocht u hierin geïnteresseerd zijn, klik dan hier om originele tekst te zien.

         

(3) Joaninus de Barranco is een verzonnen naam, misschien voor een zekere Phillippide (of Guillaume) le Breton. Deze laat ons weten dat de naam Parijs volgens hem zó is ontstaan: “Et se Parrhistos dixerunt nomine Graeco Quod sonat expositum nostris audicia verbis.” (vert.Ze noemen zich met een Grieks woord Parrhistos, wat kan worden uitgelegd als een vertaling van ons woord voor butaal, vrijpostig”.) Parrhistos komt dan van het Griekse woord “παρρησιαζειν”, een niet bestaande infinitief van het werkwoord “παρρησιαζομαι”, wat “vrijmoedig spreken of handelen” betekent. Dit komt overeen met het scheldwoord in het Grieks voor een Pers, “περσικος  ορνις”, wat een haan en hanig gedrag aangeeft. In het woord “pers” zitten dezelfde medeklinkers als in Parijs. Ik vraag me af of Montesquieu hiervan op de hoogte was toen hij zijn Lettres persanes publiceerde? Later wordt er ook een verklaring gegeven voor de oude naam van Parijs “Lutetia”: “Nullus in orbe locus, quoniam tunc temporis illam Reddebat palus et terrae pinguedo lutosam (= drek, modderig, smerig) Aptum Parisii posuere Lutetia nomen”. (vert. De naam Lutetia vonden de Parijzenaren geschikt, omdat er in die tijd geen andere plaats op aarde was van een wittere vettigheid en moerasigheid (dan daar).

         

         

         

(4) Hiernaast staat een bedelmonnik (?) van het Gilde van de heilige Teunis afgebeeld door de schilder Jan van Eyck in 1423. Deze monniken lieten zich door een varken vergezellen! Eén van hen was blijkbaar Antoine de Saix. Hij is de auteur van verschillende boeken, waaronder boeken met grappen (facétieux), zoals Contredits et Songecreux, en meer serieus zijn de omvangrijke humanistische werken: l′Esperon de discipline (1532) en Les petisz fatras d′un apprentis (1537). Rabelais deed hierin inspiratie op.

         

(5) Zoals op Wikipedia te lezen valt, was de Sorbonne in die tijd de plaats waar zich veel godsdienstgeschillen voordeden. Calvijn woonde lange tijd in Parijs en de RK kerk wenste geen water bij de wijn te doen.

         

(6) Nesle, was het gerechtsgebouw waar de geschillen waar hierboven sprake van is, werden beslecht. Tegenwoordig is Nesle een hotel, waarin onder andere Francois I overnachtte.

         

         

De originele teksten.

1. Uit: Gargantua et Pantagruel, Gallimard, 1969, Chapitre XVII, notes pag.166: vloeken en bezweringen, door Michel Butor.

         

2. Uit: Rabelais, Les cinq livres des faits et dits de Gargantua et Pantagruel Édition intégrale bilingue, Quarto Gallimard, 2017: Comment Gargantua fut envoyé à Paris, Chapitre XVII, pag.230–236(helemaal)