(1) Ik beschouwde Panurg (rechts op de tekening van Doré) als de professionele opvolger van Jean Entommeurs, in de vertaling Broeder Jan of Jan van Hakkum genoemd. Maar zoals in het vorige blog al gemeld, ging de Pantagruel vooraf aan de Gargantua, en is het eerder zo dat Jean des Entommeurs een nazaat is van Panurg. Panurg speelt in de hele Pantagruel dezelfde rol, als Jean des Entommeurs, zegt het commentaar van Abt Marsy over wie ik alleen weet dat hij met grote regelmaat wordt aan gehaald in dit commentaar (beweeg muis over “commentaar” om titel te zien) dat op het internet is te vinden. Hij voert er dezelfde geestige gesprekken en haalt er dezelfde streken uit. Wat mij betreft heeft Panurg erg veel trekken van Rabelais, zoals ik al eerder heb gezegd. Hij is een door Rabelais uitgevonden personage om de lezer te vermaken, en lijkt op een personnage dat wij een trickster noemen. Ook voor Panurg komen verschillende historische personen in aanmerking, maar geen ervan heeft overtuigende gelijkenis met hem. Als je de geschiedenis erbij haalt, blijkt Rabelais ook nog twee niet genoemde beroemde tijdgenoten (min of meer) gehad te hebben: Miguel Cervantes, de schrijver van de Don Quichotte, en Leonardo da Vinci, die op het laatst van zijn leven dichtbij Rabelais geboorteplaats is overleden, in Amboise. De bisschop van Amboise wordt genoemd als een historische persoon die lijkt op Panurg. En Don Quichotte heeft ook veel weg van Panurg, al was het maar het schraal magere uiterlijk.
De naam Panurg (πανοῦργος ) komt uit het Grieks en betekent handig, geslepen, sluw. De naam komt bij Lucianus voor in de Dialoog tussen de Goden (Dialogi deorum), in het gesprek tussen Zeus en Eros : “ …… νομίζεσθαι γέρων καὶ πανοῦργος ὤν” , vertaling dan heet je een oude schurk. Je moet hierbij bedenken dat Eros nooit ouder werd en er altijd even jeugdig uit zag. Je kon aan zijn uiterlijk niet zien, hoe oud hij was.
Je zou in de naam Panurg ook kunnen lezen — wat ik bij niemand ben tegengekomen — de naam van de Griekse godheid Pan en Werk (Grieks: ergon, εργον): Pan–urg doet het werk van Pan. En dan krijgt Rabelais alweer een freudiaans tintje. Dat hij ver z′n tijd vooruit was, blijkt ook uit de aanklacht tegen de armoede in het vervolg van dit verhaal. Dat Sandfort dacht dat de stukjes in steeds een andere taal telkens hetzelfde vertelden, zegt veel over de vertaling van Sandfort: hij mist telkens het punt waarom het gaat en komt dan weer met een flipperende vertaling, die de tekst eigenlijk onbegrijpelijk maakt. Droeg dat nou bij aan het verspreiden van hoogstaande Kultuur? Ik vraag me af, hoe hij aan deze prestigieuze opdracht om de Gargantua en Pantagruel te vertalen is gekomen. Maar in het weglaten van de zich herhalende stukjes in steeds een andere taal staat Sandfort niet alleen; er zijn legio Franse collegae die hetzelfde hebben gedaan. Begrepen die er dan ook niets van? Of wilden ze een klemmend probleem onder de denkbeeldige mat schuiven en zó laten verdwijnen? Arbeiderspers?
(2) Tegenwoordig is de Normandische streek Perche niet meer zo arm als ze was in Rabelais dagen. In die tijd was het plukken van appels een belangrijke bron van inkomsten voor de boeren. Deze huurden appelplukkers in die hun oudste kleren aantrokken om de appels te plukken. Rabelais verwijst naar de gescheurde kleren van deze appelplukkers als hij het heeft over hoe Panurg eruit ziet bij zijn eerste ontmoeting met Pantagruel. De gescheurde kleding van de appelplukkers uit Perche was spreekwoordelijk.
(3) Op de tekening van Gustav Doré rechtsboven in de hoek staat op de achtergrond deze brug getekend. De Pont Charenton is nog steeds een van uitvalswegen van Parijs naar het zuidoosten.
(4) Zwitsers: Mijnheer, God geve u geluk en rijkdom. Maar, mijn beste heer, u moet weten dat het onderwerp waarop uw vraag betrekking heeft, verdrietig is en uw medeleven waardig. En het zou u tegen de borst stuiten, om er veel over te horen te krijgen, en ik zelf heb er ook moeite mee er met u over te praten, ook al hebben dichters en redenaars uit vervlogen tijden gezegd in hun lofreden en dichtregels dat het zich herinneren van eertijds geleden armoede, grote vreugde schept.
(5) Zoals later blijkt, is Panurg net uit Turkse krijgsgevangenschap ontsnapt. In geen enkel commentaar op deze tekst ben ik het tegengekomen, maar de indruk die deze tekst op mij maakt, is Turks. Het blijft ook vanuit het Turks verder een onvertaalbare tekst. Als je er echter vanuit gaat — wat wèl iedereen doet — dat de tekst corrupt is, omdat er fouten zijn gemaakt bij het drukken van de tekst, dan zou het eerste woord “albarildim” klinken als het Turkse albay:im, te vertalen met mijn kolonel. In het Duits stond er “Mein Junker”, en dat komt enigszins overeen met het Turkse albay:im. Omdat het om oude teksten gaat, kunnen beide aanspreektitels met mijnheer vertaald worden. De rest van de tekst zou ook enigszins met de Duitse tekst overeen moeten komen, maar daarvoor bestaat geen enkele aanwijzing. Verder zijn in de tekst woorden te herkennen als “galeth dal Chinon”, wat te vertalen is met koek uit(Turks: dal=dan) Chinon. Dit stukje tekst lijkt te refereren aan de Bollenbakkers van Lerné die we eerder zijn tegengekomen. Verder komen er woorden in voor als “foulchrich al conin”, wat volgens het commentaar van Pierre Michel zoiets als schuine grap, mop, schunnigheid zou moeten betekenen. We houden het erop dat dit een door Rabelais verzonnen taal is, die naar mijn idee klinkt als Turks.
(6) Italiaans: Mijnheer, om u een voorbeeld te geven: een doedelzak geeft geen geluid als z′n buik niet vol is. Dat geldt ook voor mij: ik zou u mijn avonturen wel willen vertellen, maar dan moet eerst mijn maag die erg van streek is, weer tot in zijn gewone toestand gevuld zijn. Nu hebben mijn handen en tanden hun normale functie verloren en zijn ze compleet buiten werking gesteld.
(7) Schots: Mijnheer, als u (Pantagruel) even intelligent bent, als lichamelijk omvangrijk, wat je op grond van natuurlijke kenmerken geneigd bent te denken (mens sana in corpore sano), zult u medelijden met mij moeten hebben, want de natuur heeft ons als gelijken geschapen, maar het geluk heeft de een boven de ander gesteld. Toch wordt er vaak op de deugd neergekeken en worden deugdzame mannen veracht, want als puntje bij paaltje komt, is er niemand goed.
(8) De koninklijke garde van Hendrik II bestond uit Schotten. Verder waren de Schotten in Frankrijk onbekend. De opmerking van Karpelin suggereert dat de schrik voor deze ordetroepen er goed in zat. De naam Karpelin (Grieks: καρπαλιμος ) betekent: snel. Kortom hij stond klaar om er vlug als het weerlicht vandoor te gaan, mochten de Schotse ordetroepen zich aandienen.
(9) Baskisch: Sire, voor alle kwalen bestaat een remedie. Doen wat je moet doen, dat is pas moeilijk. Ik heb er bij u al zo op aangedrongen! Laten we tot een vergelijk komen. Dat kan als u zonder verder vervelend uitstel mijn honger stilt. Daarna mag u alles van mij vragen, wat u maar wil. Het zal u niet aangerekend worden als u (in uw eentje) de lasten van twee op zich neemt, zo God het wil.
(10) Dit is helemaal niet vertaalbaar, omdat alleen Rabelais weet wat hier staat. Maar ook hierin staan twee woordgroepen, waarvan je de betekenis altijd kunt herkennen: “Chavigny (Pomardiere)” en “Devinière pres Nays. Seuillé ……,” drie of vier plaatsen in de geboortestreek van Rabelais. Ik heb de indruk dat deze woorden er als sleutels voor het decoderen van de tekst in zijn gezet. Maar het kost me te veel tijd en moeite om nu de proef op de som te nemen. Misschien later?
(11) Nederlands: Mijnheer, ik spreek geen enkele andere taal dan de christelijke. Ik denk, ook al heb ik het er met geen woord over, dat u uit mijn nood kunt opmaken, waar ik naar verlang. Wees zo barmhartig mij iets te eten te geven.
Er staan drie van deze teksten in een vet zwart lettertype hier afgedrukt: de Nederlandse, de Spaanse en de Hebreeuwse. De kleur geeft aan dat deze teksten aangeven, waarom het in de heersende godsdienststrijd gaat. Enerzijds gaat het om het almachtige katholieke Spanje, een wereldmacht. Anderzijds gaat het om de dwergstaat Nederland, de David die Goliath uitdaagt om de bakens te verzetten. Het Hebreeuws speelt een belangrijke sleutelrol in het vertalen van bijbelteksten, maar ook in het teruggrijpen op de eerste Latijnse kluchten van Plautus. Het Phoenicisch dat daarin voorkwam, werd voor Hebreeuws gehouden. Wat duidelijk is, is dat de teksten daarnaast culturele verschillen in volksaard proberen te vatten. De zakelijke Nederlandse, de woordrijke Spaanse en metafysisch Hebreeuwse cultuur. Rabelais wijst er echter fijntjes op dat je eigenlijk toch eerst het alom heersende probleem van de armoede zou moeten oplossen in plaats van met elkaar over onzinnige onderwerpen de degens te kruisen.
(12) Spaans: Mijnheer, ik ben moe van al dat praten: daarom smeek ik Uwe Hoogheid de evangelische voorschriften in acht te nemen, opdat Uwe Hoogheid ertoe bewogen wordt te doen wat u moet doen, omdat uw geweten het u ingeeft. Als dat niet genoeg is om Uwe hoogheid tot medelijden te bewegen, dan nog zou de natuurlijke neiging, die de rede met zich meebrengt, u ertoe moeten bewegen. En meer zeg ik er niet over.
(13) Deens: Mijnheer, zelfs in het geval dat ik, zoals babies en wilde beesten, geen enkele taal zou spreken, mijn kleren en de magerte van mijn lichaam maken heel erg duidelijk, waaraan het mij ontbreekt: eten en drinken. Heb daarom medelijden met mij, en geef mij iets om mijn blaffende maag in bedwang te houden, zelfs de hond van de onderwereld, Cerberus, kreeg een bordje soep voorgezet. En, u zult lang en gelukkig leven.
(14) Hebreeuws: Mijnheer, de vrede zij met u. Als u uw dienaar aan u wilt verplichten, geef hem dan nu meteen een rond stuk brood, want er staat geschreven: Wie zich over de arme ontfermt, leent bij den Here
——————————————————(Spreuken, 19:17).
(15) Oud Grieks: Mijn weledelgestrenge heer, waarom geef je mij niet te eten? U ziet me ellendig omkomen van de honger, en toch kent u geen medelijden met mij. U stelt mij ongevoeglijke vragen. En dat terwijl alle liefhebbers van de literatuur het erover eens zijn dat praten en woorden overbodig zijn, als de feiten voor zich spreken. Praten is alleen maar nodig als er verschillen van interpretie zich voordoen van duistere feiten.
(16) Fantasie Grieks!
(17) Latijn: ik heb al verscheidene keren gezworen, bij alles wat mij heilig is, bij alle goden en godinnen, als er nog een beetje medelijden in u huist, mijn ellende te verlichten. Maar het helpt me op geen enkele manier te schreeuwen en te klagen. Laat me, alsjeblieft, laat me, goddeloze mannen, weggaan naar waar mijn lot mij roept, en vermoei me niet verder met uw ijdele gescheld en ik hoop dat u te binnen schiet deze gevleugelde woorden: een hongerige buik heeft geen oren.
(18) Aeneas en Achates zijn gedurende hun tocht van Troje naar Italië trouwe onafscheidelijke vrienden van elkaar.
(19) In 1502 leden de christelijke staten, waaronder Venetië en Frankrijk, in hun onderhandelingen met de Turkse sultan Bayazid II een beslissende nederlaag. Omdat er geen vrede kwam bleef er piraterij op grote schaal in dit deel van de Middellandse Zee bestaan. Bij de plaats Mytilini op Lesbos leed de christelijke vloot in de bestrijding van de piraterij een belangrijke nederlaag. Bayazid II speelde de verschillende christelijke staatjes tegen elkaar uit met de bekende verdeel en heers tactiek.
(20) In het Frans lezen we hier: “protestant” en ik denk dat Rabelais niet voor niets dit woord gebruikt. In de vertaling kan ik dit niet goed laten uitkomen.
Uit: Rabelais, Les cinq livres des faits et dits de Gargantua et Pantagruel Édition intégrale bilingue, Quarto Gallimard, 2017: Comme Pantagruel trouve Panurge lequel il ayma toute sa vie, Chapitre IX, pag.462–472 (gedeeltelijk)