Spring hier naar de originele tekst van Rabelais..

Noten bij Gargantua

(1) Van dit verhaal is een samenvatting in vier stappen te maken met behulp van het schema van Greimas. Dat gaat als volgt. De oorlog is uitgebroken en de monniken sluiten zich op achter de hoge muren van hun klooster(eerste stap). De monniken zingen smeekbeden om de vrede te herstellen, wat duidelijk niet gebeurt, want het lawaai van buiten maakt duidelijk dat het helemaal mis is (tweede stap). Eén monnik legt zich hierbij niet neer, maar trekt op tegen de vijand (stap 3). In z′n eentje weet hij de vijand te verslaan (onverwacht succes: vierde stap).
De symboliek is doortrokken van de oorlogsheld bij uitstek: Hercules (Latijn) of Herakles (Grieks). Dat is op te maken uit het zwaaien met knuppels, lansen, mesjes en ander oorlogstuig. In het verhaal komt in feite de keuze tussen het sluiten van een vredescontract met de vijand of het uitroepen van de oorlog aan de orde.

Een ander resultaat van deze samenvatting is een verwijzing naar een beroemde hedendaagse strip: Astrix en Obelix. Want het klooster van de monniken blijkt een onneembare vesting van waaruit de herovering zal plaats vinden. Ik weet niet of de schrijvers en tekenaars van de Astrix– en Obelix–albums hiervan wisten. Waarschijnlijk is het een situatie die zich met grote regelmaat in de geschiedenis heeft voorgedaan.

         

(2) De monnik toegewijd aan God, lacht niet, merkt Jean Verdon in zijn Rire au Moyen Âge op. Jean Verdon doet dit naar aanleiding van de plaats van de monnik als nar in de Middeleeuwen. De ernstige monnik die het lachen was verboden, werd in de late Middeleeuwen van zijn plaats verdrongen door de wereldgeestelijken die in hun preken steeds vaker gebruik maakten van intellectuele grappen en raadsels. Rabelais is een grensgeval. Hoe hij tot zulke felle kritiek op de kerkelijke en maatschappelijke verhoudingen in zijn tijd heeft kunnen komen, getuigt van een individuele onverschrokken moed en geloof dat het beter kan. Volgens het Geschiedkundig Woordenboek uit 1841 zou alles teruggaan op een trauma uit de jeugd van Rabelais. Toen hij pas was ingetreden in het klooster van de Franciskaner monniken —een van de weinige kloosterordes die enige humor toelieten in hun gelederen— waarschijnlijk dat te Seuillé, heeft hij zich misdragen. Niet de mis opgedragen, maar hij heeft zich misdragen. De voornaam van Rabelais was Franciscus (François), en hiervan gebruik makend haalde hij het beeld van de heilige Franciscus (van Assisi) uit zijn nis in de kerk en nam zelf plaats in de nis op de dag waarop Fransciscus kerkelijk werd herdacht. Dat werd hem erg kwalijk genomen. Hij werd gearresteerd en in het gevang geworpen, waarmee ook de held van dit verhaal, monnik Jan, wordt bedreigd. Deze gebeurtenis heeft zijn leven getekend. Het Geschiedkundig Woordenboek uit 1841 vergeet dat in de tijd van Rabelais er een Beeldenstorm woedde die vele kunstschatten in heel Europa verwoestte. Je zou ook kunnen zeggen dat Rabelais hieraan refereert.

De volledige naam van Monnik Jan in het Frans is: Frère Jean des Entommeurs. Ik moet zeggen dat ik het er niet achter had gezocht, maar de betekenis van “entommeures” is “hasjiesj”, volgens de noten van Michel Butor. Verschillende bronnen bevestigen deze betekenis. De vertaling “Broeder van Hakkum”, door Santford, is dan ook uit de lucht gegrepen. Hebben we hier met een dealer in de Middeleeuwen van doen? Of is hij een veelgebruiker van de hasjiesj? Nu zijn er in de streek rond Chinon, waar Rabelais geboren is, nog allerlei overblijfselen te vinden uit de tijd dat de Moren ernaartoe oprukten. Eén van de kloosters waar Rabelais op latere leeftijd verbleef, heet nota bene Saint–Maur des Fossés (genoemd naar een Heilige Moor?). Waarschijnlijk is dat de hasjiesj de drug was in deze oorlog van de Moren tegen de christenen en dat Rabelais hier zoals al eerder bleek een soort sympathie aan de dag legt voor de Moren. Rabelais lijkt een zekere bewondering voor de Moorse manier van vechten te hebben, door de gevechtsstijl van Broerder Jan met de oorlogsdrug, waarschijnlijk van de Moren, in verband te brengen. Hij suggereert dat het een (gevechtsstijl) en het ander (drug) met elkaar te maken hebben. De gematigde houding van Juan Ruiz, de schrijver van de Libro de Buen Amor, die ook sympathie heeft voor de Moren, maar toen op een moment dat de Moren nog heer en meester waren in Zuid Spanje, is hiermee vergelijkbaar. Zie: op het eind van de Inleiding van de bespreking van het verhaal over Woede, de Zesde Doodzonde.

Dit is de introductie van de Trickster in het verhaal van Gargantua en Pantagruel. De monnik Jean blijft het hele verhaal door een cruciale rol spelen. Op het eind van de Gargatua krijgt hij het beheer over een utopisch klooster Thélème, waar ik later bij stil zal staan. In de Pantagruel wordt de rol vertolkt door een profesionele nar: Panurg, waarover we het later ook uitgebreid zullen hebben. Zoals hierboven al is aangegeven heeft Broeder Jan duidelijk karaktertrekken van Rabelais. Nog sterker, het lijkt alsof op het levenspad van deze Trickster zich dezelfde gebeurtenissen voordoen als in het leven van Rabelais. Niet alleen het incident waarbij hij zich voordoet als het beeld van Sint Franciscus, maar ook de latere reizen van Panurg en Pantagruel lijken op plaatsen waar Rabelais ook echt verbleef. Steeds is het nodig de sleutel te vinden waarmee je de deur opent naar de werkelijkheid van Rabelais.

Volgens de noten van Michel Butor weet men niet wie er bedoeld is met Broeder Jan. Maar omdat Broeder Jan later in het verhaal een ook niet achterhaald personage Macé Pelosse aanroept, zou hij net als Macé Pelosse doen denken aan het komische middeleeuwse monnikenype Frère Lubin. Een lubin is de gevlekte lipvis, dus deze komische broeder is vernoemd naar een vis met een expressieve bek, bovendien een vis die nogal verschillend van kleur kan zijn van licht tot donker gevlekt. In feite zie je hier wat bij veel Tricksterfiguren een rol speelt dat het karakter van Broeder Jan nog dicht bij een onbezoedelde natuurlijke geestestoestand komt. De vis stond ook symbool voor Christus, omdat het woord voor vis in het Grieks Ichtus (ἰχθύς : Ιησους Χριστός Θεου Ὑιός Σωτήρ) de letters zijn voor: Jezus Christus Zoon van God, de Redder. Dat Broeder Jan later in een utopische omgeving komt, lijkt een logische consequentie van zijn natuurlijke herkomst. Waarschijnlijk is de naam Lubin later verhaspeld tot die van Frère Lapin (compair Lapin), die in de Louisiana Folktales in de Verenigde Staten nog steeds een prominente rol speelt. Bijna tastbaar brengt het in herinnering met welke verwachtigen de eerste kolonisten naar Amerika vertrokken. Merkwaardig, een vis die in een haas verandert, alleen omdat de kleur van hun vacht of huid enige overeenkomst heeft! Een blank verhaal dat overgaat in Zwarte handen. En dat heet Trickster.

         

(3) Seuillé is de plaats waar het klooster stond waarin Rabelais intrad als aanstaand Franciskaner monnik.

         

(4) In de 16e eeuw heerste de pest in heel Frankrijk. Ik kan niet helemaal doorgronden wat de strekking is van de vraag die Rabelais aan de lezer voorlegt, omdat de vijand niet de pest oploopt, terwijl de authochtone bevolking eraan stierf: “Hoe zit dat, heren? Denkt er maar goed over na!”‎ Waarschijnlijk wijst hij op de armoede van de lokale bevolking ten opzichte van de rijkere buren. Als die buren de Moren (Moslims) waren, dan wil hij zeggen dat het chistelijke geloof er niet voor kan zorgen dat mensen voor de pest gespaard bleven. Beter bestuur had daar misschien wel voor kunnen zorgen?

         

(5) “Naar het wad ‎van Vède” staat er bij Santford, waarvan ik heb gemaakt: “de doorwaadbare plaats” op de weg van Chinon naar een klein plaatsje ten oosten van Seuillé met de naam Vède. Dat laatste plaatsje kan ik niet meer op de kaart terugvinden, maar zal ook nu nog wel bestaan.

         

(6) Ik zal u niet vermoeien met een uitleg over het aantal mannen dat er onder een “vendel” of “lans” te vinden was. Het aantal is een stuk kleiner dan het grote aantal slachtoffers dat Broeder Jan maakt: dertien duizend zeshonderd tweeëntwintig, ongerekend de vrouwen ‎en de kleine kindertjes.‎ Het “ongerekend de vrouwen en kleine kindertjes” is een cynische verwijzing naar de Bijbel, waarin deze formule vaak voorkomt. Zie noot 23.

         

(7) Rabelais noemt de monniken regelmatig “duivels”. Butor noemt dit “burlesque”

         

(8) In de oorspronkelijke tekst staat er “ad capitulum capitulantes”. Het is de sleutel voor begrip van dit verhaal. Door de Nederlandse vertaling is een belangrijke associatie die het Latijn oproept verloren gegaan. “Capitulum” betekent namelijk “verdrag”. “Capitulantes” doet niet alleen aan capituleren denken wat het later ging betekenen, maar betekent hier dat die monniken die gerechtigd zijn om te stemmen, werden opgeroepen –door klokgelui– om te komen stemmen. Hier staat dus dat er tot een stemming wordt overgegaan om te beslissen of men ten strijde zal trekken of dat men een vredesverdrag met de vijand zal sluiten. Het “ad capitulum” wijst erop dat de voorkeur van de prior lag bij de capitulatie, het vredesverdrag. Voor zo′n stemming is het gebruikelijk door gezang Gods zegen over de beslissing af te roepen. Zonder deze uitleg bij de Latijnse tekst is de tekst niet te begrijpen. Het gaat om een kantelmoment in het verhaal. Vreemd is dat zowel de Nederlandse vertaling als de Franse moderne vertaling dit punt mist. Alleen uit de noten van Butor is dit zo ongeveer op te maken!

         

(9) Over de vertaling “Jan van Hakkum” hebben we het al gehad: die slaat nergens op! Je zou eerder aan een vertaling in de trant van Jan de Dealer of Jan de Bedwelmer kunnen denken. Dan slaat het tenminste nog ergens op.

         

(10)‎ Deze eerste opsomming van kenmerken van Broeder Jan komt deels overeen met het sanguinische temperament en deels met het cholerische temperament, zoals dat terug te vinden is in de Humorale Theorie. Dit zijn de wezenskenmerken van een komiek, die tussen macht en onmacht instaat. Rabelais kende als arts deze theorie op zijn duimpje. Hij kan het dan ook niet laten om er wat wezensvreemde kenmerken aan toe te voegen. Zie volgende noot 11

         

(11) In het tweede deel van de opsomming voegt hij eraan toe een aantal kenmerken van zichzelf: Rabelais had een erg grote neus, hij praatte erg vlug en waarschijnlijk las hij zijn brevier en de mis dan ook zo vlug dat anderen het met moeite bij konden benen. Maar hij deed het wel! Een ander kenmerk roept het beeld op van iemand die tot de tanden gewapend is (voor het gebed).

         

(12) “Sonneurs des cloches”: Butor kent de uitdrukking niet, maar de Petit Robert meldt dat “sonner les cloches à quelqu′un” betekent dat je iemand flink terecht wijst. De monniken waren nog maar nauwelijks van de schrik bekomen, en kregen nu tot hun grote ontsteltenis te horen dat zij iets verkeerds hadden gedaan, zonder te weten wat precies. Wat deden ze toch verkeerd? Hadden ze nu strijd moeten leveren of juist ervandoor moeten gaan, zoals ze hadden gedaan? Hadden ze een zonde begaan en de straf van God over zich afgeroepen, maar wisten zij niet meer dat ze hem hadden begaan? Hadden ze de stem van hun baas, de prior, wel goed begrepen? Deze scène is een staaltje pedagogie waar menige psycholoog zich over mag buigen. Hier zit naar mijn idee de essentie waardoor kinderen soms niet meer weten wat ze moeten doen. Zo ook deze monniken: aan de ene kant het oorlogsgekletter (de dreigende buitenwereld) en aan de andere kant het klokgelui (het geruzie van de ouders). Ze stonden te bibberen op hun benen en waren horensdol. Ze wisten niet meer waar ze het moesten zoeken. In zijn essentie eigenlijk nog steeds heel actueel. Het lijkt de voedingsbodem voor ongeremde blinde agressie zoals uit het vervolg van dit verhaal blijkt. Prachtig.

         

(13) Hier staat: “‎Impetum inimicorum ne timeritis (timueritis)”, vertaald: “Vreest niet de aanval van de vijanden”. Volgens het Internet zou dit een gregoriaans gezang zijn uit 1600, maar hier staat het dus al in de Gargantua, een verhaal door Rabelais gepubliceerd in 1532. Dit gregoriaans gezang is op muziek gezet. De tekst gaat aldus: “Impetum inimicorum ne timueritis. Memores estote quomodo salvi facti sunt patres nostri. Et nunc clamemus in caelum et miserebitur nostri Deus noster.” Vertaling: Vreest niet de aanval van de vijanden. Bedenk hoe onze vaderen zijn behouden. Laat ons nu de hemel aanroepen om onze vader tot mededogen te bewegen.” Meer hierover is op de website voor oude muziek te vinden. Op de website staan linken voor het afspelen van de muziek! Helaas zonder tekst.

         

(14) Hier staat dan een verwijzing naar wat Rabelais ooit eens als aankomend monnik zou zijn overkomen volgens het Geschiedkundig Woordenboek uit 1841. Omdat hij de plaats van het beeld van de heilige Franciscus innam, werd hij gevangen gezet, in een cel. Hiervan is melding gemaakt in noot 2. Van Santford doet even verderop een suggestie naar de poppenkast van Jan Klaassen en Katrijn. Een beeld is geen pop. Toch ligt de vertaalslag voor de hand, ook al staat hij me emotioneel tegen. In de Franse tekst staat een andere woordspeling “divin” wordt “du vin”: “goddelijk” wordt “wijn”, een grap die aansluit bij de substantialisatie van het lichaam van Christus in brood en wijn. Van Santford heeft er inderdaad teveel poppenkast van gemaakt, waardoor er nogal wat inhoud van het verhaal verloren is gegaan. Ik vind dat Rabelais iets meer respect verdient: als je de Gargantua in Santfords vertaling leest, lees je een dummie van het origineel.

         

(15) Rabelais lijkt wel als motto te hebben: “Erst komt daß fressen, dann kommt die Moral” (Bertolt Brecht). Eén van de krachttermen van Rabelais “Ventre Dieu” (vertaling: bij de buik van God) komt van het begin af aan regelmatig in het hele boek voor. De achterliggende gedachte is ongetwijfeld dat de welvaart niet goed verdeeld is onder de mensen. De Wijn staat hier symbolisch voor Wijn én Brood: levenstocht, voedsel, voeding, “Geef ons heden ons dagelijke brood” (het Onze Vader).

         

(16) In noot 2 over de introductie van de Trickster in het verhaal van Gargantua viel de naam Macé Pelosse als misschien het komische prototype van een middeleeuwse monnik. Wie ermee bedoeld is, is onduidelijk. Meestal kun je dat bij Rabelais wel terugvinden, in dit geval niet

         

(17) Waarschijnlijk is hier nogal kortweg het volgende gezegd: “Dat ik (Broeder Jan) de sint Antonius ziekte mag oplopen, als er van de wijn proeven die de wijngaarden niet hebben helpen verdedigen”. De ziekte van Antoinius was een ziekte waarbij je kriebel kreeg over je hele lijf. Het leek alsof je je ergens aan had gebrand. Het doet denken aan wat wij tegenwoordig gordelroos noemen.

         

(18) Met Thomas wordt Thomas Becket, aartbisschop van Cantebury (1170) bedoeld. Hij werd in opdracht van de koning van Engeland, Hendrik II, in zijn eigen kerk vermoord. Hij leefde op gespannen voet met de koning, omdat hij de kerkelijke privileges, waaronder het beschikken over eigen wijngaarden, niet wilde opgeven, volgens Rabelais. Op de website staat een andere visie op hetzelfde gebeuren te lezen. In de tijd van Rabelais werd Thomas More door de koning van Engeland, Hendrik VIII, ter dood gebracht in 1535. Hendrik VIII is vooral bekend, omdat hij zich van zijn vrouw liet scheiden wat door de paus was verboden. Hieruit kwam voort dat de Anglicaanse kerk zich afscheidde van de Rooms Katholieke kerk onder Rome. Een Brexit nog voordat de Brexit was uitgevonden. Zinspeelt Rabelais op de dood van Thomas More? Het bekenste werk van Thomas More is de Utopia (De Optimo Rei publicae Statu deque Nova Insula Utopia; vertaling: Over de beste staatsinrichting op het Nieuwe Eiland Utopia) werd gepubliceerd in 1516. Rabelais kende zijn werk. Rabelais taalgebruik en dat van Thomas More hebben duidelijk overeenkomsten.

         

(19) Deze beschrijving doet sterk denken aan een Dionysus (Bacchus) feest in de oudheid.

         

(20) Het rood aangegeven gebied heet het gebied onder de Lambda–hechting, genoemd naar de Griekse letter (Λ) met die naam. Het dankt zijn naam aan de vorm van de lambda, Λ, die ook de vorm is van de hechting tussen de twee schedeldelen in het achterhoofd. Dit is een uiterst kwestbare plek in de buurt van de kleine fontanel, en dat wist Rabelais.

         

(21) sint Barbara (schutspatroon van de artillerie); sint George (schutspatroon van de cavalerie); sint Nitouche (een niet bestaande heilige met de betekenis “ne touche pas”, betekenis: heilige Huichelaar; ‎Onze Lieve Vrouw van Cunault (een kapel dichtbij Saumur); OL van Lorette (wordt vereerd in Italië; OL van Bonnes-Nouvelles (beschermster van de zeelui van Marseille); OL van ‎Lenou (misschien is bedoeld Limoux); OL van Rivière (dichtbij de plaats Chinon); sint Jakob (het gaat hier ongetwijfeld om de apostel Jakobus de meerdere, die in Santiago de Compostella begraven zou liggen. Jaarlijks maken duizenden kilometerslange wandelingen om zijn graf te bezoeken.); de heilige zweetdoek van Chambéry (De kapel is in 1532 afgebrand, maar de lijkwade (zweetdoek) waarin Jezus na zijn dood zou zijn gewikkeld, zou op een wonderbaarlijke manier aan de brand zijn ontkomen. Calvijn dreef de spot met zulke “zweetdoeken”, omdat er maar 1 van kan zijn, terwijl er tientallen kerken –in Nice, Turijn, Chambéry en Aix en Provence, de abdij te Cadouin, en verder in Duitsland– waren die claimden er over eentje te beschikken.) ; sint Jan van Angély (Deze abdij te Charente–Maritime zou de schedel van Johannes de Doper onder zijn hoede hebben); sint Eutroop van Saintes (Te Saintes (Charente–Maritime) kwamen mensen met waterzucht (oedeem) genezing zoeken); sint ‎Mexme van Chinon (bedevaartsoord met processies door de straten); sint Martijn van Candes (Bisschop Martijn werd vooral vereerd te Candes omdat men daar zijn overblijfselen bewaarde.); sint Cloud van Sinais(Clodoald, geboren in 522 en overleden in 560, was kleinzoon van Clovis, de eerste Christelijke koning over de Franken. In 508 geeft Clovis rijke giften aan het klooster van Saint-Martin (sint Martijn) in Tours. De plaats Sinais is het huidige Cinais en was in de tijd van Rabelais een bedevaartsoord ter ere van de heilige Cloud ⁄ Clodoald.); ‎ de relikwieën van Javarzay (Javarzay bevindt zich in de gemeente Melle —Deux–Sèvres).

         

(22) Al eerder kwamen we het pellen van noten tegen. Ik denk dat met ontbolsteren hetzelfde wordt bedoeld. Waarom Rabelais zich hier ineens tot kleine sadist ontpopt, ontgaat mij, tenzij je moet bedenken dat elke oorlog gruwelijk is.

         

(23) “Recht als een hoepel en als de weg naar Hoppe gaan ze de hemel in”, in het Frans staat er: “ils s′ en vont au paradis droit comme une faucille et droit comme le chemin de Faye.” ‎Wat een “faucille” is valt hiernaast te zien: een sikkel, dus, en geen hoepel. Wat de weg van Hoppe is, weet ik niet, maar “Faye” zou een verbastering van “foi”, geloof kunnen zijn. Er schijnt ook een heel erg bochtige weg te zijn in Faye–la–Vineuse..

         

(24) Zie noot 6: de aantallen komen in de verste verte niet in de buurt van elkaar.

         

(25) Maugis was de neef van één van de vier Heemskinderen, die strijd leverden tegen de Saracenen (Moren).

         

De originele tekst.

Uit: Rabelais, Les cinq livres des faits et dits de Gargantua et Pantagruel Édition intégrale bilingue, Quarto Gallimard, 2017: Comment Gargantua fut envoyé à Paris, Chapitre XXVII, pag.280–288 (helemaal)