Noten bij Salammbô (4).

(1)In de oorspronkelijke tekst van Polybios komt het woord “Puniër” niet voor. Polybios heeft het consequent over de Carthagers. De aanduiding “Puniër” voor een Feniciër bestaat alleen in de Romeinse invloedssfeer. Waarschijnlijk heeft het Fenicische schrift geleid tot deze aanduiding, omdat hierin “p” en “f” met dezelfde letter kunnen worden weergegeven (La civilisation Phénicienne, Contenau, pag 312). (Wikipedia geeft hierover geen juiste informatie.) Het vervangen van de “F” door “P” moet de Romeinen aangesproken hebben, omdat zij daarmee de Fenicische handelaren meteen met geld (poena ⁄ poen) associëerden. De Romeinen hadden bijna evenveel minachting voor geld als de gemiddelde Calvinist, omdat het nu eenmaal stinkt. En de mensen die erin handelden, de Feniciërs, noemden ze dan ook bij voorkeur Poeniërs! Dat was denigrerend bedoeld. Door het wèl regelmatig gebruiken van het woord “Punisch” door Flaubert bekent hij aan welke kant hij staat. Hij heeft bewust Carthaags door het denigrerende “Punisch” vervangen.

Er bestaat een wetenschappelijke discussie over de vraag of er geen wezenlijk onderscheid moet worden gemaakt tussen Feniciërs en Puniërs. Over het algemeen worden die uit het Oosten Feniciërs genoemd en die uit het Westen Puniërs. Toch is algemeen bekend dat de westelijke kolonisatie van bijvoorbeeld Carthago en Spanje uitging van Tyrus in het Midden Oosten. (We zijn Tyrus al eerder tegengekomen bij de bespreking van de Freuds humor.) Misschien dat er in de loop der tijden verschillen zijn ontstaan, maar de herkomst van de Feniciërs en de Puniërs lijkt mij een en dezelfde. Een ander probleem is natuurlijk dat geen twee Fenicische steden op elkaar leken. Het Fenicisch was een echte handelstaal, gebruikt in de omgang met anders sprekenden. Het is zelfs mogelijk en waarschijnlijk dat de Feniciërs geen volk waren, maar een georganiseerde groep handelaren uit verschillende windstreken en steden. Ze lieten zich door een huurlingenleger beschermen.

         

(2)Megara, waar de olifanten worden gehouden, is een wijk van Carthago, volgens Flaubert. Ook nu nog kennen steden in Noord Afrika vaak wijken, waar mensen uit een bepaalde streek bij elkaar wonen. Megara lijkt mij vernoemd naar een stad op Sicilië met dezelfde naam. De stad werd in 483 voor Chr verwoest, 240 jaar voor het einde van de Eerste Punische oorlog (241vChr). Ik veronderstel dat mensen uit die Siciliaanse stad in het Carthaagse Megara bij elkaar woonden, volgens Faubert. Het Siciliaanse Megara werd op zijn beurt al eerder gekoloniseerd vanuit Griekenland. Omdat Megara bovendien de naam is van een prinses van de Griekse stad Thebe, gesticht door de Feniciër Kadmos, kun je die naam ook zó opvatten. In het Frans is “mégère” een woord waarmee je een jaloerse vrouw aanduidt. Waarom Flaubert de olifanten in deze wijk plaatst, kan ik niet opmaken uit deze overwegingen, die naar mijn idee wèl een rol hebben gespeeld bij de keuze van deze wijk voor de olifanten.

         

(3)De jakhals speelt in de Romeinse cultuur een rol van betekenis. Die betekenis heeft het onder andere te danken aan de feesten rond de Hondsdagen: zie hierover mijn commentaar bij noot 4 en 5 van een eerder blog. Een en ander heeft te maken met de verering van Anubis, de jakhals (hond) bij de oude Egyptenaren die de doden vergezelde naar hun eeuwige rustplaats. Door de roep van de jakhals wordt Hamilcar aan zijn zoon, Hannibal, herinnerd.

         

(4)Met de vijgenhaag wordt bedoeld de haag van “hindi” om boerenerven in Noord Afrika. In een eerder blog zei ik al dat Flaubert, om alles de schijn van realisme te geven, gebruik maakte van zijn impressies van Tunesië tijdens zijn reis hiernaartoe van 1849 tot 1851. Graven van heiligen, Marabouts, in Tunesië en andere Noord Afrikaanse landen, zijn vaak met een vijgenhaag omringd. Ik denk niet dat dat al in de tijd van Hamilcar het geval was. We hebben hier dus te maken met een anachronisme.
Later in dit fragment laat Flaubert de olifanten besturen door Indiërs. Hoe hij hierop is gekomen weet ik niet, maar het is wel in overeenstemming met mijn idee dat Romeinse kluchten invloeden uit het verre Oosten hebben ondergaan, waarschijnlijk door de contacten van de Feniciërs met die verweg gelegen streken om handel te drijven.

         

(5) Hiernaast treft u een van langste en best bewaarde Fenicische teksten aan. De tekst stond op het graf van koning Eschmounazar te Sidon. Het is vaak vertaald; ik heb het nog niet vertaald. Waarschijnlijk bevat het een stamboom en een overzicht van de offers die men heeft gebracht bij gelegenheid van zijn overlijden. Volgens Wikipedia staat er ook: “…… op het deksel (dat) blijkt dat het om een ‘koning van de Sidoniërs’ ging, waarschijnlijk uit de 5e eeuw v.Chr., en dat zijn ‘moeder’ een priesteres was van ‘Ashtart’, de Godin van de Sidoniërs. In dezelfde inscriptie worden de goden Eshmun en ‘Ba′al Sidon’ ‘Heerser van Sidon’ als hoofdgod(en) van de Sidoniërs genoemd. ‘Ashtart’ wordt betiteld als ‘Ashtart-Shem-Ba′al’ = ‘Ashtart naam van de heerser’, een titel die men ook in Ugaritische teksten aantreft.”. Eschmounazar was een koning die in de tempel van Eschmoun te Sidon regeerde. Eschmoun was een helende godheid en wordt vergeleken met Asklepios bij de Grieken. Mensen kwamen naar de tempel voor voorspellende en genezende dromen. Dat zal dus ook wel het geval zijn geweest in de tempel van Eschmoun te Carthago.

         

(6)Polybios: I, 76: [6] οἱ δὲ Λίβυες καὶ μισθοφόροι νομίσαντες αὐτοὺς καταπεπληγμένους φυγεῖν, λύσαντες τὴν τάξιν ἐπέκειντο καὶ συνῆπτον εἰς τὰς χεῖρας ἐρρωμένως. [7] ἅμα δὲ τῷ τοὺς ἱππεῖς συνεγγίσαντας τοῖς παρατεταγμένοις ἐκ μεταβολῆς ὑποστῆναι, τὴν δὲ λοιπὴν δύναμιν ἐπάγειν, ἐκπλαγεῖς γινόμενοι διὰ τὸ παράδοξον οἱ Λίβυες ἐγκλίναντες εὐθέως ἔφευγον, ὡς ἂν εἰκῇ καὶ σποράδην ἐπικείμενοι. [8] λοιπὸν οἱ μὲν τοῖς κατόπιν ἐπιφερομένοις περιπίπτοντες ἐσφάλλοντο καὶ διέφθειρον αὑτούς τε καὶ τοὺς οἰκείους: οἱ δὲ πλείους συνεπατήθησαν, ἐκ χειρὸς τῶν ἱππέων ἐπικειμένων αὐτοῖς καὶ τῶν θηρίων.
Eigen vertaling:[6]De Libiërs en de huurlingen dachten dat deze manoeuvres wezen op vluchten. Zij verlieten hun slagorde, gingen er stoutmoedig op los, en begonnen het gevecht van man tot man in een handgemeen.[7]Maar toen de ruiters omkeerden en inreden op hun linies, kregen ze flink de schrik te pakken. De Libiërs vluchtten net zo ongeordend als ze aan de aanval waren begonnen. [8]In een blindelings gevoerd gevecht dat daarop volgde, keerden ze zich tegen hun eigen linies, maar het grootste deel werd te pletter gelopen door ruiters en olifanten (wilde dieren).

         

(7) Zie noot 1: minachting door de Romeinen voor handelaren. Maar Flaubert maakt hiervan dat de huurlingen neerkeken op de Feniciërs, wat erg onwaarschijnlijk is. Bij Polybios is dat nergens terug te vinden. De opstand tegen de Carthagers ging zuiver en alleen om geld.

         

(8)Clinabares:‎ ruiters in zware wapenuitrusting.

         

(9)In noot 4 heb ik al gezegd dat Flaubert de olifanten door Indiërs laat besturen. Hoe hij daarbij komt, weet ik niet, maar ik denk dat hij het onderscheid tussen de Aziatische (Indische) en de Afrikaanse olifant niet kende. Dat was pas in 1797 gemaakt! Nu blijkt in het algemeen de Aziatische olifant intelligenter te zijn dan de Afrikaanse. Ook dit kan een reden zijn waarom Faubert de olifanten door Indiërs laat besturen. Vraag blijft: hoe komen die Indiërs met hun (eventueel) Indische olifanten in Noord Afrika? Heeft Flaubert dit verzonnen? Flaubert verzint veel, maar meestal zit er een kern van waarheid in. Dus?

         

(10)Uit: Beginselen der materia medica en der therapie (Vol. I): Plinius (waarschijnlijk Plinius de oudere) noemt “menie (lood-oxyde)” “minium”. Gewoonlijk werd “menie” in die tijd “cinnabaris” genoemd. Dit staat ook bekend als “rood drakenbloed”. Dioscorides was de eerste die onderscheid tussen de beide substanties maakte, zonder te weten dat één van beide niet bestond.

         

(11)Ilja Gort laat in zijn reis door Spanje zien hoe de Romeinen met grote kruiken midden in de wijngaarden wijn maakten. De “pure wijn” was veel meer een likeur. Op basis hiervan kun je veronderstellen dat Flaubert veronderstelde dat de olifanten als zatlappen over het strijdtoneel zwalkten. Dat is heel erg onwaarschijnlijk. Wèl is bekend dat de manschappen als ze de oorlog ingingen bijna altijd gedrogeerd waren. In hoeverre dit het gevolg was van overmatige inname van “pure wijn” vraag ik me af. Maar het is al heel wat dat Flaubert duidelijk benoemt hoe de manschappen vochten. Ook nu nog steeds kent elke oorlog zijn eigen drug.