Stel je weet niets over Ulysses van James Joyce en je ontdekt dat er allerlei referenties zijn naar de Odyssee van Homerus, en je concludeert dat deze tekst dus, Ulysses, al bijna 3000 jaar geleden is geschreven. Ik denk dat er niemand is die je serieus neemt, behalve dan degene die er echt niets vanaf weet. Ik ben een liefhebber van James Joyce, daar zal ik geen doekjes omwinden. En ook vind ik dat als je het over Ulysses hebt dat je het over James Joyce moet hebben, maar toch is de conclusie dat het boek al 3000 jaar oud is niet helemaal uit de lucht gegrepen. Er zitten in de Ulysses elementen die echt naar een boek van 3000 jaar oud verwijzen, zoals oorspronkelijk de titels van veel hoofdstukken. Ze verwijzen inderdaad naar de Odyssee. Deze verwijzingen vertellen iets over het boek dat James Joyce wilde schrijven en het is terecht om deze elementen eruit te halen en toe te lichten. Zoiets zal ik hieronder ook weer gaan doen met het verhaal van Lala Foufouya.
Net als de Ulysses is Lala Foufouya het product van verschillende tijden. Zoals eerder gezegd is het verhaal Lala Foufouya in de 70-tigger jaren voor de televisie bewerkt. Het verhaal zoals ik dat in het boek met Marokkaanse folkloristische verhaaltjes aantrof, is niet het oorspronkelijke verhaal, maar is het verhaal dat heeft gediend voor de televisieserie, ook al wordt dit er niet bij verteld in het boek. Dit kun je uit het volgende opmaken. Eén van de hoofdpersonen, Mohamed Arousie, is aan een serie losse volksverhaaltjes toegevoegd als rode draad in het verhaal. Vandaar dat Mohamed Arousie reeds alle karaktertrekken heeft van een psychische ontwikkeling, zoals de stand van de psychologie van dat moment die voorschreef. Dit in tegenstelling tot Lala Foufouya, die slechts een plat, gek karakter heeft dat zich niet langs psychische lijnen ontwikkelt, maar als een sprookjesmotief. Sprookjesmotieven zijn de oudste kenmerken van verhaaltjes. Daaruit valt dus op te maken dat de hoofdpersoon Lala Foufouya veel ouder is dan de mannelijke tegenspeler. Je zou natuurlijk kunnen denken dat haar platte karakter een Marokkaanse cultuurtrek is, maar dat is onzin. Dat is zo’n onzin dat ik daar verder niet over wil uitweiden. Wie dat denkt, moet over zich zelf gaan nadenken; dat kan ik hem of haar niet leren.
Het sprookjesmotief maakt mogelijk dat Lala Foufouya verandert in een tovenares, die goud kan maken. Nu is goud niet alleen nu, maar ook in het verleden een kostbaar goed. Het was zo kostbaar dat allerlei mensen er zich in het verleden vanuit verkeerde uitgangspunten mee bezig hebben gehouden om het te maken. Het verkeerde uitgangspunt was de Humorale Theorie van Aristoteles, en de “wetenschappers” die zich erop toelegden, heten nog steeds Alchimisten, die aan het begin van onze scheikunde staan. De Alchimisten hebben zich door het Verre Oosten laten inspireren, o.a. door een religieuze beweging die —ongeveer in dezelfde tijd dat Ulysses werd geschreven— bij ons weer bekend werd door een boek van Friedrich Nietzsche: “Aldus sprak Zarathustra”. Zarathustra is de profeet van de Vuuraanbidders, de Zoroasters zoals de Grieken in de Oudheid deze religie te kijk hebben willen zetten, omdat hij oorspronkelijk uit het Grieken vijandige Perzië stamt. Wat we in het verhaal van Lala Foufouya aantreffen zijn restanten van dit geloof. Het is dan ook waarschijnlijk dat een deel van de oorspronkelijke grapjes, kritiek was op het geloof van de Zoroaster-beweging, waarvan zijn aanhangers aanbidders van Ahura Mazda werden genoemd. De woordspeling in het Foufouya verhaal met Ashura (Ahura) lijkt mij dan ook niet toevallig. Ashura is een bestaand Marokkaans feest op de tiende dag van het nieuwe jaar. Op die dag draagt een moslim een tiende deel (tiende=ashura) van zijn inkomen af aan de gemeenschap en krijgen de kinderen cadeautjes. Dit alles onder het maken van luidruchtige muziek en vuurwerk net als Lala Foufouya boven op het platte dak. De vrouwen gaan op die dag naar het kerkhof om de doden te herdenken.
Al deze bezigheden bij elkaar maakt, dat de dag wordt geassocieerd met een pre-islamitisch geloof, zoals het Mazdaïsme (Zoroastrisme). Niet alleen lijkt het in dit verhaaltje om magiërs die in het Mazdaïsme een belangrijke priesterrol vervullen te gaan. Zij geloofden door het manipuleren van de elementen (water, vuur, lucht en aarde) goud te kunnen maken net zoals de alchimisten en Foufouya. Maar ook blijkt de Mazdaïtische achtergrond uit de aanduiding “lala”, een vrij normale aanduiding in het Marokkaans voor “mevrouw”, met de pre-islamitische betekenis “madonna”. Kortom Foufouya wordt hier in deze context tot “heilige” verklaard! Zij lijkt ook wel op een Vestaalse maagd die de huislijke haard bewaakt.
Er is overeenkomst tussen dit verhaal en verhalen uit de Perzische soefi-traditie. Het Perzische Mazdaïsme (Zoroastrisme) en het Perzische Soefisme delen blijkbaar bepaalde bronnen in Noordoost Iran waaruit ze inspiratie putten. Dat zal verderop in het verhaal van Lala Foufouya nogmaals blijken. Zij neemt op het eind van het verhaal de deur op de rug om haar man in de bergen te volgen. In een bekend Soefi verhaal uit Iran, verteld door de beroemde soefi-verhalen verteller, Murad Shami, het hoofd van de Muradis, die in 1719 overleed, komt hetzelfde thema voor.
In de zeventiger jaren bestond er een sterke hang naar het surrealisme in het Midden Oosten, en vooral in Noord Afrika, en daar nog weer in het bijzonder in Marokko. Lalla Foufouya is bewerkt in navolging van André Breton, Beckett en Ionesco, en voor noord Afrika in het bijzonder van Camus en Senghor. In Nederland is er een surrealist, die zowel zich met het Arabische schrift diepgaand heeft bezig gehouden als met het surrealisme: Joop Moesman. Zijn schilderij Het Gerucht verscheen op de omslag van het boek van de Argentijnse schrijver Julio Cortázar: Circe. Zou deze verbeelding nog iets te maken hebben met de manier waarop Foufouya zich aan haar schoonfamilie voorstelt?
Kortom, we kunnen de volgende gelaagdheid in dit “simpele” volksverhaal onderscheiden. Een bewerking voor de televisieserie in de jaren 70-tig. Een oude laag grappige Marokkaanse volksverhaaltjes met in de hoofdrol een vrouw, wat heel erg uitzonderlijk is, zeker in de tijd waarin deze verhaaltjes zijn ontstaan. Een Romeinse laag, waarin de huiselijke haard, het gezin, werd gezien als de hoeksteen van de maatschappij. De Romeinen zouden dit van de Grieken en die weer van de Perzen hebben kunnen overnemen, waarbij in de vergeethoek is geraakt dat dit oorspronkelijk op Ahura Mazda (Zarathustra) terugging. Zo komen we toch nog bij Ulysses en de omzwervingen van Odysseus terecht! Een eenvoudig Marokkaans volksverhaaltje!?
Uit: De mooiste Marokkaanse volksverhalen, 2016, pagina: 121-123. Uitgeverij Edisoft redactie: Yasri Shakir , tekeningen: Eshshwie Mohamed Hafy Mokhtar.):
Deel 5: een onverwacht talent!