Spring hier naar de twee originele teksten..

Noten

(1)Deze aflevering van Klassieke Humor heeft als centraal thema: de reis, de handelsreis, de bedevaart of de migratie, maar ook de reis naar het dodenrijk. Dat centrale thema komt niet letterlijk aan de orde, maar in de vorm van de processie, die symbool staat voor al die andere vormen van reizen. In Japan is reizen bijna een heilige bezigheid. De reiziger wordt langs de weg beschermd niet zozeer door het heiligenbeeldje langs de weg, maar vooral door het doel van zijn reis. Dat kan de berg Fuji zijn of het bedevaartsoord Ise (op de Japanse site), of doodgewoon handel. Reizen was zó heilig dat de beide rovers niet een reiziger willen vermoorden, want dan wacht hun de wraak der geesten en goden. Stel dat zij een reiziger vermoorden, dan is het volstrekt eerloos zo′n ongewapend en onge-oefend persoon te vermoorden. Momenteel is er door het verhuizen van mensen naar andere steden ver weg van hun geboorteplaats, een groot probleem ontstaan, omdat er geen verzorging meer is voor de ouders. Hoe belangrijk reizen is, kun je opmaken uit het feit dat de nationale godsdienst, Shinto, ouders en voorouders op een hoog voetstuk plaatst. Maar reizen staat blijkbaar op een nog hoger plan!

         

(2)Ik hoop dat geneesheer Kaempfer (1733) nauwkeuriger met zijn zieken is omgegaan dan met deze tekst. Er zitten nogal wat halve waarheden in de tekst, en dat begint bij het woord “matsuri”. “Matsuri” is het woord voor festival, evenement. En daarvan zijn er vele in Japan. Je krijgt hier de indruk dat de “matsuri” alleen maar gekoppeld is aan (misschien een godheid) Suwa. Dat is niet het geval: het festival vindt plaats in een stad, de stad Suwa.

         

(3)De formulering “Een festival ter eeren van Suwa” deed mij denken dat Suwa een godheid, misschien een heilige was. In de provincie blijkt een familie van priesters te zijn die zich inderdaad van een soort godheid laten afstammen. De naam van de godheid wordt vooraf gegaan door de naam Suwa. Suwa is een stad, en wel een stad met een heel erg oude voorouderverering, die wel 1200 jaar in de tijd teruggaat, dus tot ongeveer 800 na Christus. De naam van die godheid (of de voorouder) wordt gekoppeld aan de naam van de stad Suwa. Het kan zijn dat de stad vernoemd is naar een voorouder met de naam Suwa, maar daarvan heb ik niets teruggevonden. Ook de processie van 9 september heb ik niet kunnen terugvinden, maar dat kan samenhangen met het hanteren van een maankalender bij deze gelegenheden.

         

(4)In Suwa zijn om de zes jaar twee grote festivals: één ter ere van een tempel voor de bovenwereld (kami) en het tweede voor de demonen van de onderwereld (shime-nawa: een woord waarin we ons woord “schim” kunnen herkennen). Op de afbeelding aan het begin van dit blog staat een koord gedraaid van stro. Versierd met linten en gespannen over een straat roept dit de bescherming af van en voor de demonen voor passanten. Op zo′n festival in Suwa wordt tegenwoordig de hele tempel opnieuw nagebouwd. De pilaren voor de tempel worden gezamenlijk de berg af getrokken, zoals te zien is op deze afbeelding:

         

(5)De processie wordt Oo Tabi Tokora genoemd, wat zoveel betekent als “plaats van de grootste verre reis”, waarmee ongetwijfeld de zielsverhuizing van hier naar een andere wereld, naar een andere persoon of ander voorwerp of dier wordt aangeduid. Reizen roept dus zonder meer meteen associaties op aan doodgaan. Het Shintoïsme heeft iets fetisjistisch, doordat alle voorwerpen bewoond zijn en bezield worden door geesten, goede en slechte. Daarnaast kent het Shintoïsme een sterke verering voor de natuur, die doet denken aan het animisme.

         

(6) Bamboe is het materiaal waarmee tot op de dag van vandaag in Japan tempels worden gebouwd. Op de afbeelding hierboven is te zien welke omvang deze Bamboe-stammen kunnen aannemen.

         

(7) De indruk dat een tempel een op het vasteland gestrand schip zou kunnen zijn, dringt zich aan mij op. Zeilen werden vaak met vleugels vergeleken. In kerken hebben we het nog steeds over het schip van de kerk. Menig plafond van een kerk lijkt op het omgekeerd scheepsruim.

         

(8) Met “stro” wordt waarschijnlijk riet bedoeld. Het kan zijn dat Kaempfer expres het hier heeft over stro, omdat je bij “stro” aan de strooien touwen denkt met de eigenschap bescherming te bieden tegen demonen. Zó zou je ook kunnen denken dat dit strooien dak beschermt tegen (demonische) indringers.

         

(9) Op dit punt in de tekst begon ik te twijfelen aan de bedoelingen van geneesheer Kaempfer uit 1733. Ik zie de overeenkomst met een Nederlandse schuur niet, zelfs niet met wat wij een schoppe of schöppe in de Achterhoek noemden. Zou er zoveel veranderd zijn dat tempels toen “slecht in elkaar” zaten en “eenvoudig in elkaar geknutseld” werden? Ik kan een associatie met het joodse Loofhuttenfeest niet onderdrukken. Of gaat het de heer Kaempfer erom de Japanners een beetje te vernederen? Dat zou gezien de Japanse cultuur hem toch wel erg kwalijk te nemen zijn.

         

(10) En de trent zet zich voort: “behoeftige voorouders”! Voor een Japan-kenner een toch wel heel erg merkwaardige uitlating! Maar door deze opmerking weet je ineens wat of wie Suwa is. Bedoeld is de stichter van de stad Suwa, waarnaar misschien de stad vernoemd is. Suwa is dus geen godheid voor alle Japanners, zoals ik dacht naar aanleiding van het begin van zijn stuk, maar een voorouder van zeker 1200 jaar geleden. Het gaat dus om een lokale voorouder zoals dat in het Shinto geloof overal voorkomt. Het Boeddhisme heeft allerlei door iedereen gekende godheden opgeleverd; in het Shinto was er maar een nationale god, dat is Amaterasu (een zonnegod) met in zijn flank Susa-nowo (de storm- en roddelgod: weer zo′n prachtige naam die doet denken aan niet te veel susa, soesa, maken). Suwa, de stad, lag in de oudheid dichtbij het kruispunt van de twee hoofdwegen in Japan: eentje noord-zuid en eentje oost- west. Suwa was dus een belangrijke stad ook langs de weg naar berg Fuji. Het overnachtingsstation langs de weg op dit kruispunt is door Hiroshige ga (een Japanse kunstenaar) zó getekend:
Ik denk: mooier kan het niet!

         

(11) Weer iets merkwaardigs: “een hoge dennenboom”. Waarschijnlijk wordt bedoeld de poort waaronder door de weg loopt naar de tempel. Deze poort werd bewoond door vogels, die een heiligdom beschermden. De bomen symboliseerden de stamboom van het heden tot aan de stichting van de stad door een verre voorouder, die vaak allerlei natuurkrachten kreeg zoals de Kwakiutl- prairiehond. Raadpleeg voor de overeenkomsten het commentaar op mijn blog van 23 maart 2018.

         

Beide originele teksten.

1. Uit: Japanese humour, Dr. R. H. Blyth, Japan travel bureau, Tokyo, Toppan printing co., 1957, pag 44:

Twee rovers.

         

2. Uit: De beschryving van Japan, door Enghelbert Kaempfers, M. D. geneesheer, 1733, uitgegeven door Jan Roman de Jonge, Kalverstraat, Amsterdam.

Byzondere beschryving van een matsuri.