(1)Er is een discussie in joodse kringen over of David of Salomon God meer bevallig zou zijn geweest. In de teksten die ik ken, komt David er beter vanaf dan Salomon. Ik kende de geschiedenis met de vrouw van Uriah, Bathsheba (ook geschreven Batseba: waarschijnlijke betekenis “uit het huis van het volk”) niet. David maakte haar zwanger, toen Uriah (ook geschreven Uria) voor hem vocht tegen afgodendienaars (Ammonieten). David heeft Salomon als zijn tegenhanger. Salomon, zijn zoon, was niet goed, omdat hij afgoden toeliet binnen de grenzen van Israël. Zijn vader, David, was niet goed, omdat hij overspel pleegde met Bathsheba. Uriah vond de dood, doordat David hem beval in de voorste linies te vechten. Als men vindt dat David beter was dan Salomon, dan kun je hieruit opmaken dat afvalligheid erger is dan overspel.
Deze geschiedenis bevestigt mijn vermoeden dat de Zeven Doodzonden typisch klassiek worden verwoord. Ik bedoel daarmee dat alles dat wordt benoemd, een schaduwzijde heeft. Dat gaat voor alle doodzonden op: aan de ene kant staan de ondeugden (doodzonden) aan de andere kant staan de deugden.
In noot 9 staat een toelichting waarin ik uitleg dat er een opvallend verband wordt gelegd door Juan Ruiz tussen wellust en zich verdrietig, depressief voelen. Hiermee is dit naar mijn idee de eerste tekst (1330!) die een verband legt tussen seks en melancholie, zoals het toen nog heette, wat nu volksziekte nummer 1 is: de depressie! Lang voordat Freud cs dit verband legden staat het hier in de Libro de buen Amor.
In de oudste teksten ontbreekt het verband tussen Triestheid en Wellust. In de Marokkaanse tekst, waarvan ik het ontstaan momenteel schat op de zesde of zevende eeuw na Christus, ontbreekt het verband met Triestheid. In die tijd had men blijkbaar met een andere dominante Hoofdzonde te maken, nl. de Woede (Ira). Telkens na het overtreden van een gebod worden dochter en vader kwaad op elkaar en laten het zover komen dat ze elkaar niet meer willen zien.
(2)Uit het spel van zon en schaduw van een begrip valt nu ook beter te begrijpen, waarom er Goede en Slechte Liefde bestaat. Dit is de klassieke presentatie van Amor. Het vernieuwende zit inderdaad in het naar voren schuiven van twee individualistische concepten, IJdelheid en Begeerte, waarvan je de kwalijke kanten moet vermijden. Maar in de schaduw van deze concepten houdt zich de aanschouwelijke liefde op, het concept, waarop de Katholieke kerk jaren heeft voortgebouwd, afgeleid van de oorspronkelijk mystieke ervaring van God (zie eerder blog). Bij wijze van spreken, zou je kunnen zeggen dat er begrippen bestaan die de werkelijkheid overstijgen, die geen zon of schaduw kennen, ze zijn transcendent.
(3)In het commentaar op de Spaanse tekst worden verschillende auteurs genoemd die dit verhaal over Vergilius noemen: Comparetti, Virgilio nel medio evo, 1872 pag 105; Jean d′Outremeuse, Myreur de Histor; Albert Eib, tweede deel van Margarita poética (in Naudé, Apologie pour les grands hommes, pag. 614); Bartolomeo Caraczolo, La cronica di Partenope; Antonio Pucci, Renard contrefait; Du Méril, Mélanges, pag 400); Thomas Wrigt, De naturis rerum; Véase Theophilo Braga, Estudos da etade media en in As lendas christás. Ik noem ze hier allemaal, omdat ik dit verhaal niet kende. Ik heb bovenstaande auteurs niet gecontroleerd. Het Spaanse commentaar neemt de Italiaan Comparetti tot leidraad.
In het Spaanse commentaar staan uitgebreide citaten, waaruit blijkt dat je eigenlijk alle verhalen bij elkaar moet vegen om het verhaal van Juan Ruiz te krijgen. Van dit Vergilius verhaal bestaat ook een variant waarin Jezus een schone sultansdochter schaakt en voor bekering wegvoert. Alweer de twee kanten van de Liefde, waarbij Jezus de aanschouwelijke kant en Vergilius de fysieke kant van Liefde aanduidt.
(4)In de tekst komt noot (4) twee keer voor. Van Vergilius wordt een soort waarzegger en tovenaar gemaakt. Dit is vooral op basis van twee plaatsen in de tekst van de Eclogae (=passages uit een groter herdergedicht): passage 4 en 8 uit de Eclogae. Een Ecloga is een pastoraal (herder-) gedicht. Zoals bijna alle Romeinse schrijvers was Vergilius lid van een geheim genootschap. In dit geval was het blijkbaar een genootschap dat verwantschap had met druïden praktijken, aangezien uit deze teksten (herdergedichten!) blijkt dat de natuur een grotere rol in ons leven zou moeten spelen. Ecloga 4 doet sterk denken aan de druïden en lijkt een voorspelling van de geboorte van Christus in te houden.
(5)In Rome had je veel hoogbouw. In zo′n gebouw liepen gangen zoals je momenteel nog in kasba′s (bijv. Erfoud of Rissani) in het zuiden van Marokko kunt aantreffen. Je had er dus alle belang bij om een ingewikkeld gangenstelsel te vermijden, en van buitenaf rechtstreeks op de verdieping te komen, waar je wilde zijn. Daartoe stapte je in een mand, die omhoog werd getrokken. Wat Vergilius hier overkomt, zal vaker het geval zijn geweest, vooral als degene die je omhoog moest trekken, vond dat je te weinig betaalde. En in het geval van een dame, waarnaar je onderweg was, moest je dubbel betalen, natuurlijk. Vergilius was blijkbaar een beetje aan de zuinige kant geweest. Maar dat vertelt het verhaal niet, iedereen begreep dat. En de moralistische invalshoek moet van veel latere tijd zijn.
(6)De geschiedenis van Rome wemelt van de vele branden die er in de stad voorkwamen. Omdat deze branden plaats vonden in de kasba-achtige hoogbouw waren deze branden bijna niet te blussen. Vaak was men erop aangewezen om de brand doodgewoon te laten uitbranden, al dan niet beheerst. Het is duidelijk dat daarbij veel mensen omkwamen. In dit Vergilius verhaal wordt als het ware de draak gestoken met deze branden. Vergilius doet het omgekeerde: niets wil meer branden. Vrouwen heetten blijkbaar in de Oudheid ook al heet. En deze wellustige hete vrouw wordt er oorspronkelijk niet uit moralistische overwegingen bij gehaald, maar om te lachen. Kaarsen kun je nu eenmaal niet aansteken aan een vrouw, hoe dan ook. Door het lachen bezwoer men een immense angst die het wonen in Rome bij bijna alle inwoners dagelijks opriep.
(7)Ja, dit is een merkwaardige opmerking van Juan Ruiz. Een koperen vloer (bodem van de rivier) zou het niet lang volhouden. Bovendien zou dit een mooie gelegenheid zijn om een associatie aan “bronstig” op te roepen door het woordje “brons” in de tekst te gebruiken. Maar waarschijnlijk past “cobre” (koper) beter in het metrum van de tekst dan “bronce” (brons). Ik zie geen andere verklaring.
(8)De Arabische gom zijn we ook al tegen gekomen in het bespreken van het trickster-verhaal van de Kwakiutl: Gom is afkomstig van de Acacia, en bevat stoffen waardoor iemands gezichtsvermogen –misschien voor korte duur– kan terugkomen. Niet doen! Zie commentaar op het verhaal “Altijd- aan- de- kust- Verblijvend. (= naam)”. In dit verhaal van de andere kant van Europa zit ook al een verwijzing naar “koper”. Zijn het de missionarissen die een schakel vormen tussen het verhaal van Juan Ruiz en dat van de Kwakiutl? De vraag is dan wel of Juan Ruiz de Wellust en de Jaloezie niet door elkaar haalt, omdat de gom verwijst naar het zicht en de blindheid, die echter telkens worden genoemd in verband met de vierde Doodzonde, Invidia, en niet zozeer in verband met de Wellust (Luxuria). Een andere vraag is dan, hoe authentiek is het Kwakiutl verhaal. Toeval?
(9)Zoals al in noot 1 vermeld, legt Juan Ruiz hier een uitdrukkelijk verband tussen Wellust en Droefheid. In de huidige psychologie is het verband anders: geen zin in seks wijst vaak op depressies. Hoewel er een andere invalshoek is, is het verband dat Juan Ruiz legt, er een dat ik nog nergens elders heb aangetroffen in de klassiek literatuur.
(10)In het Nederlands staat er “trawanten” (“varraganes”), maar in het Spaans is er verder sprake van “alvardanes” (clowns, hofnarren, narren) en “truhanes” (ook: clowns, hofnarren, narren). Daar zijn ze dan weer. De schaduwzijde van alles wat je zo net allemaal zo serieus hebt beweerd, wordt in een klap gerelativeerd.
(A)Dag van de week:“……woensdag, spinazie eten, maar dunne, en om uw weelderigheid zult gij er weinig van eten. Gij hebt immers geen getrouwde vrouw noch nonnen met rust kunnen laten, en om overspel te begaan deedt gij grote beloften.”