Toelichting op en Franse tekst van het verhaal.

         

         

Inleiding

Deze Anthologie de la littérature marocaine is nu nog als e-book bij ‎Bol–punt–com te verkrijgen. Oorspronkelijk ‎verscheen het boek in 1943, en in de Inleiding staat te lezen: “Deux ‎races – Trois langues.” Zoals eronder staat, ‎bevat de bloemlezing verhalen vertaald uit het Arabisch en het Berbers ‎in het Frans. Met de in Marokko aanwezige derde taal moet wel het ‎Frans bedoeld zijn. Taal wordt gekoppeld aan het begrip ‘ras’. Henri ‎Duquaire schrijft verder: “Au moment de donner en public ces ‎feuillets qui suivent, je pris de scrupules. Avais–je le droit de réunir en ‎un même volume des pages d′arabe et de berbère marocains?” Hier wordt in een notendop het Franse beleidsprobleem geschetst tijdens het protectoraat over Marokko in de tweede ‎wereldoorlog (WO II). Het Berbers overschreed alle Noord–Afrikaanse ‎grenzen, die Frankrijk tussen Tunesië, Algerije en Marokko had ‎getrokken. De natuurlijke grenzen tussen de Berberse en Arabische ‎bevolking waren daardoor in een verdeel en heers-spel opgeknipt over ‎verschillende naties. En de erfenis daarvan wordt tot op de dag van ‎vandaag gevoeld. Merkwaardig is dat met dit verhaal langs een ‎achterdeurtje de problematiek uit de Turkse variant tevoorschijn ‎komt: de rassenproblematiek. Deze problematiek wordt ingenieus ‎gekoppeld aan de hoeksteen van de maatschappij: het huwelijk. Dus ‎zonder dat er met een woord over wordt gerept, spreekt de ‎rassenproblematiek op de achtergrond een woordje mee.‎

         

(1)

Fantasia

Het doet je wat als je in een verhaal van lang geleden en dan ook nog ‎in een heel ander land iets terugvindt dat te maken heeft met je eigen ‎geboortegrond, in dit geval De Achterhoek (GLD). Dat is op allerlei ‎manieren het geval met dit Marokkaanse verhaaltje over een koppig ‎echtpaar. Dit echtpaar doet, wat Couperus ‎‎zo treffend heeft ‎beschreven in Van Oude Mensen de dingen die voorbij gaan: ze zwijgen. Kehlmann in Tijl, laat ‎de koningin en de koning in de waan dat als je dom bent er niets te ‎zien valt op het schilderij, waarop ook echt niets te zien is. En ‎omgekeerd zwijgen de bedienden van de Chinese koning als hij in zijn ‎nakie loopt te paraderen op straat in de veronderstelling de mooiste ‎kleren ooit te dragen. ‎Maar behalve een psychologisch fenomeen is hier ook sprake van een ‎sociologisch maatschappelijk kenmerk van de Marokkaanse ‎maatschappij, waarvan in de Achterhoek iets is terug te vinden.‎

         

Om bij het begin te beginnen: de echtelieden roepen tegelijkertijd ‎uit: ‘Ik zweer dat ik die deur niet zal dichtdoen! Wie van ons beiden ‎het eerst de ‎mond opendoet, moet hem gaan dichtdoen!’. Het gaat ‎hier om het tegelijkertijd iets uitroepen of doen. Dat is in vergelijking ‎met de vorige verhaaltje met hetzelfde onderwerp nieuw. Op het ‎Marokkaanse boerenland is er een gebeurtenis, waarbij dit van groot ‎belang is: de Fantasia. Op zo′n Fantasia ‎‎(zie foto aan het begin) galopperen de ruiters allemaal te paard naar ‎het eind van een veld om daar tegelijkertijd hun geweer af te schieten. ‎Het salvo geweerschoten dat dan opklinkt, moet als één schot klinken, ‎want dan zijn de mannen zo goed op elkaar ingespeeld dat ze erop uit ‎kunnen trekken ten strijde.

         

Dit tegelijkertijd iets doen, doet mij denken aan een nulsum-spel waarbij je bepaalt, wie iets ‎gaat doen zonder dat er sprake van is dat iemand hoger scoort. Dit ‎spel wordt ook wel “steen, papier en schaar” genoemd. De ‎twee spelers tellen af of zeggen een rijmpje, en steken als dat klaar is, ‎tegelijk zonder aarzeling de hand uit in de vorm van: een vuist (steen), ‎van twee gespreide vingers (schaar), of een vlakke hand (papier) . ‎Papier wint van steen, omdat de steen in papier kan worden ‎gewikkeld. De schaar knipt (wint het van) het papier (los), en ten slotte ‎steen wint van schaar, omdat van het knippen van steen de schaar bot ‎wordt. Het spel wordt doorgaans een afgesproken oneven aantal keren ‎gespeeld (meestal 3 keer), zodat er geen gelijkspel uit de bus kan ‎komen. In principe is één keer spelen voldoen. De winnaar is degene ‎die de (meeste) winnende combinatie(s) maakt. Onder Marokkaanse ‎kinderen is dit spel erg in trek.‎

         

Er bestaan rijmpjes bij dit soort spelletjes, zoals “Iene miene mutte, tien pond grutte, tien pond kaas, iene ‎miene mutte is de baas”. Mij interesseert het rijmpje waar in plaats van ‎‎“grutte” “bonen” staat, omdat zo′n rijmpje volslagen onbegrijpelijk is ‎en mij het gevoel geeft in de bonen te zijn beland: helemaal in de war. De Twentse ‎Taalbank beschikt over een essay, waarin deze rijmpjes worden uit ‎gelegd. De oudste met ‎‎“bonen” erin komt uit Haarlem. De schrijver van het stuk denkt dat het ‎om een verbastering van het woord “bane” gaat, dat ik helemaal niet ‎ken. Volgens mij gaat het daar niet om. Eerst moet je weten dat deze ‎rijmpjes heel erg oud zijn: de schrijver, Naarding of Heeroma (is dat ‎wel z′n echte naam?) doet een ander rijmpje zelfs denken aan een ‎Grieks studentengezang. En volgens mij zit hij of zij er dan helemaal ‎niet zo ver naast, omdat ik wil beweren dat de “bonen” waar hiervan ‎sprake is, de “bonen” zijn uit de Griekse geheime sekte van wijsgeren ‎met Pythagoras als voorganger, die de bonen afzwoeren, volgens ‎Bertrand Russell! Pythagoras stichtte (pag. 57) “een religie waarvan de ‎voornaamste leerstellingen waren de zielsverhuizing en een verbod op ‎het eten van bonen.” En ja, deze “bonen” komen we ook weer ‎geregeld tegen in onze verhaaltjes met als hoofdpersoon Jeha. Ze staan ‎nog niet op mijn blog: u moet dit dan maar voor nu van mij ‎aannemen. Ik zal er ongetwijfeld een paar publiceren, nu ik dit weet. Ik ‎heb het niet gedaan, omdat ik van deze grappen niets begreep.‎

         

Maar waar blijft De Achterhoek. De rijmpjes brengt Heeroma of ‎Naarding (is dit de echte naam?), die ook nog als auteur van het stuk ‎wordt genoemd, in verband met oude praktijken van ‎toekomstvoorspellers in De Achterhoek. Uit hoe de takjes vielen onder ‎het uitspreken van zo’n rijmpje, werd opgemaakt hoe het ervoor ‎stond. En dat was lang niet altijd mis: soms besliste de uitkomst over ‎leven of dood.‎

         

En ook het Marokkaanse verhaaltje is veel minder onschuldig dan je ‎op het eerste gezicht denkt. Als de vrouw uiteindelijk “tsss” zegt zoals ‎je gewend bent een kat of een hond weg te jagen, dan zou dit, volgens ‎Drouin (literatuur, nr 157, pag 87/88, noot 5)), in de Midden Atlas ‎van Marokko betekenis hebben, het is echt een woord! De vrouw is ‎dus echt degene die het eerst spreekt, misschien! In de oorspronkelijke ‎tekst van Drouin stond er: tšš. Dat is niet helemaal hetzelfde als “tsss”, maar met een ‎beetje spraakgebrek kom je al een heel eind. Dit “tš” zou in het ‎Tamazight van de Midden Atlas “eten” betekenen. Het lijkt erop dat ‎de vrouw de hond aanmoedigde om naar het ‎bot (lees fabel op het eind) te happen! Zij maakt haar man voor een vrek uit. Maar “tš” heeft ‎ook de betekenis: “verwoesten, roven, vernietigen en laten verdwijnen” ‎vooral in de soldatentaal. Was Pythagoras eigenlijk een pacifist en ‎bedoelde hij met “bonen” kogels? Hiermee is mijn verhaal rond, want ‎ik kom weer uit bij de Fantasia, die in feite een soort militaire exercitie ‎is.

         

(2)

Doodzonde.‎

De scène waarin het bot aan de baard wordt geknoopt, zou een oude ‎oorsprong kunnen hebben. Het kan ‎te maken hebben met het ‎spreekwoord: ‘Spelen om des keizers baard’. Dit spreekwoord ‎betekent ‎zoveel als dat men om de eer een spel speelt, niet om het geld. Het is ‎dan ook niet voor ‎niets dat een bedelaar het bot in de baard van de ‎man bindt. Hij wil ermee zeggen: ‘Voor zover ik ‎het kan overzien, heb ‎ik gewonnen’. Of zoals de hond die vervolgens zich aandient, ‎suggereert: ‎‎‘Twee honden vechten om een been, de derde loopt ermee ‎heen’. Maar de man en de vrouw ‎spelen het echte spel. De bedelaar en ‎de hond spelen om het ‘geld’ (het been of bot) en niet om ‎de eer, zoals ‎de man en de vrouw.‎‎

         

Een stapje verder doorgedacht, werkt het in de baard knopen van het ‎bot als een straf voor ‎hovaardigheid (superbia). Door de benaming alleen al wil ik ‎duidelijk maken dat ‎het wel heel erg lang geleden is dat we daarvoor werden gestraft. In ‎de ‎Middeleeuwen was hovaardigheid (ijdelheid en arrogantie) de ‎eerste en ergste hoofdzonde in de ‎serie van 7 hoofdzonden. Het begin van alle kwaad. ‎Zouden ze dat nu nog weten? ‎

         

Het verhaal zou ook met de straf op “vraatzucht” (hoofdzonde 5: Gula) te maken kunnen hebben. De zonde bestaat in feite niet, ‎zoals in de populaire film “Se7en” wordt gesuggereerd, uit het zich ‎helemaal vol vreten tot je niet meer kunt, maar uit het niet met ‎anderen delen van eten. De straf bestaat er dan uit dat je van eten ‎uitgesloten werd: honger. Deze straf sluit aan bij wat Herodotus over ‎de Lydiërs vertelt. Volgens Herodotus ‎zou er onder de regering ‎van Atys in Klein Azië ‎‎(ong. 800 voor Christus) een grote hongersnood zijn geweest ‎‎(Literatuur) : ‎Herodotus, Boek 1, pag 42, paragraaf [94]; en Hus pag. 53). Deze ‎hongersnood zou de helft van de Lydiërs ertoe gebracht hebben naar ‎Italië te vertrekken en zich daar als Etrusken of onder de Etrusken te ‎vestigen. De helft werd verplicht te vertrekken, omdat zij aan een spel ‎deelnamen, dat eruit bestond dat de verliezende helft een dag lang ‎niet at, maar spelletjes deed en de andere helft zó voldoende te eten ‎had. Deze oplossing hielden ze 18 jaar vol. Toen was de dag ‎aangebroken waarop er werd gespeeld om te blijven of te vertrekken ‎uit Klein Azië. De verliezende partij vertrok naar Italië. Omdat in het ‎verhaal de deur voor straf (!) open staat, kon iedereen van de maaltijd ‎eten. De wedstrijd in zwijgen komt er dan op neer dat het echtpaar op ‎het punt staat de zonde te begaan ‘niet iedereen in hun overvloed te ‎willen laten delen’. Maar door hun koppig zwijgen, begaan ze de zonde ‎niet! Het verband tussen spel enerzijds en humor anderzijds lijkt mij ‎duidelijk. Maar ook het verband tussen recht en humor, spel en straf.‎

         

         

Anthologie de la litérature marocaine, Henri Duquaire, PLON, Paris 1943, pag 103.

         

L′homme et la femme têtus.

         

Un homme avait acheté de la belle viande au souk et l′avait apportée à la ‎maison. La femme la fit cuire et le soir venu lorsque son mari arriva pour diner, ‎elle apporta sur la table le plat tout fumant. A ce moment la femme dit àson ‎mari: “ Est-ce que tu as bien fermé la porte en entrant?”
“ Non, dit l′homme, j′ai oublié de la fermer. Va donc réparer mon oubli.”
“ Non, dit la femme, c′est àtoi de te lever pour aller fermer la porte.”
“ Je n′irai pas, dit l′homme, et je t′ordonne d′y aller.”
Cela dura ainsi un moment. Puis tous deux dirent ensemble:
“ Je jure que je ne fermerai pas la porte et que le premier de nous qui ouvira la ‎bouche ou qui parlera ira la fermer.”
Et tous deux se turent et se mirent à bouder sans proféra un son. Un mendiant ‎qui passait implorant la charité, voyant la porte de la rue ouverte, entra dans la ‎maison. Il vit les deux époux qui se tournaient le dos sans parler, sans toucher ‎au bon plat qui était devant eux. Il prit place auprès de la table et mangea ‎jusqu′àce qu′il fut rassasié. Et comme l′homme ne lui avait pas répondu àtout ‎ce qu′il lui avait dit depuis qu′il était entré dans cette maison si singulière, il prit ‎l′os qui restait dans le plat et le lui attacha après la barbe. Puis il s′en alla. Un ‎chien, qui passait, entra àson tour dans la maison lècha le plat Presque vide se ‎saisit de l′os qui pendait après la barbe de l′homme. Alors la femme dit: “Tss……” Pour chaser le chien. L′homme rompit enfin le ‎silence. Il dit àsa femme: “ C′est toi qui as parlé la première, va donc fermer la porte.”