Mooi aangekleed.

De dialoog

In 1501 na Christus zag de volgende dialoog tussen Salomon en Marcolfus in druk het licht onder de titel: Dat dyalogus of twisprake tusschen den wisen coninck Salomon ende Marcolphus. Over wie Marcolphus was, staat meer te lezen onder de link in een ander stuk, als kanttekening over Salomons oordeelsvermogen. In de twee onder elkaar staande teksten staat eerst de oorspronkelijke tekst van het gesprek met Markol. Daarna volgt een vertaling in modern Nederlands van mijn hand. Het volgende stuk gaat impliciet ook over de rechtspraak. Salomon geeft hoog op over vrouwen, omdat ze bepaalde levenstaken vervullen (Salomo en Marcolphus: pag. 27-28):

        

De goede vrouw (Salomo en Marcolphus:pag. 27-28):

"Daer liecht (vergissen) ghi aen quade scalc ghi moet wel arch (je moet wel slecht zijn, als je..) wesen dat ghi aldus veel quaets vanden vrouwen segt want een ygelic van vrouwen gheboren wort.

daer om die dat vrouwen geslacht onteert: die is seer te lasteren (is je heel erg kwalijk te nemen/laken), want waer om wat batet rijcdomme wat conincrijcken wat gout wat silver wat costelike cleederen wat ghesteente wat costelijke maeltiden wat blijden tijt wat genuechten sonder vrouwen.

           

Vertaling

Daarin vergis je je, schelm. Het moet wel erg slecht gesteld zijn tussen jou en de vrouwen dat je zoveel kwaads over ze vertelt, terwijl iedereen toch uit de vrouw geboren wordt!

Daarom is het je heel erg kwalijk te nemen dat je zo over vrouwen denkt. Want waartoe baat rijkdom, waartoe een koninkrijk, waartoe goud of zilver; wat hebben we aan kostbare kleren, mooie edelstenen of kostbare en kostelijke maaltijden, waarom zouden we ons verheugen, welke genoegens zijn er zonder vrouwen.

           

Voerwaer die mach wel der werelt doot hieten dye vanden vrouwen verscheiden (een wereld zonder vrouwen is dood) is want die vrouwen moeten die kinderen draghen sy voedense op ende hebbense lief, sy omhel[s]tse ende verhopet altijt harer heil die vrouwe regeert dat huys, si is besorcht voer haer mans heyl. ende voor tghesinne (de gezamenlijke dienstboden). een wijf is alle der dinghen begheren. Sy is der iongher sueticheit sy is der ouder solaes (troost), een verblidinge der kinderen, een genoechte des daechs, solaes des nachts, des arbeyts verlichtinge alle der druckeliker dingen vergetenisse. het wijf dient sonder bedroch. Sy sal mij wachten weder ick wt oft in gae."

Vertaling

Voorwaar, zo iemand mag wel dag zeggen tegen de wereld, wanneer er geen vrouwen meer zijn. Want de vrouwen moeten de kinderen dragen, ze opvoeden, en ze lief hebben, ze omhelzen, en de vrouw waakt over het huis waar het goed toeven is, zij brengt haar man geluk, en ook voor de knechten en dienstmeiden. In een vrouw komen alle goede dingen samen. Zij is lief als je klein bent, ben je oud, dan is zij een troost en toeverlaat, een genoegen over dag en een troost ’s nachts, een verlichting van de arbeid en het vergeten van alle zorgen. Een vrouw dient zonder daarvoor iets anders terug te verlangen. Zij wacht altijd op mij of ik nu uitga of thuis kom.

        

Hetzelfde oude liedje

In de in 1989 aan mij gegeven tekst van het volgende prachtige Marokkaanse migratielied, gezongen en gespeeld door o.a. Cheikh Mohamed Lyou, Mohamed Fatna, Bou Abderahman en Mohamed Abdellaou, getiteld, “Had ik maar een auto” (1966) komt Salomon ook voor:


Had ik maar een auto: ik zou naar Fezouan gaan. Dat is als een geschenk uit de hemel voor mij, Fezouan, het centrum van meisjes die er als Hoppen uit zien…

        

Allereerst iets over Fezouan, en daarna over de hoppen. En zo komen we bij Salomon en de kleding. In Fezouan is een warm waterbron met sterke zwaveldampen. Mensen bezoeken de plaats voor genezing. En meisjes lopen er dan ook in een badjas met over hun hoofd een handdoek en lijken daardoor op hoppen (zie plaatje hieronder). In de tijd van 909-1180 hadden de Fatimiden hier waarschijnlijk een klein koninkrijkje. De Fatimiden waren een sjiietische stroming, die geloofde in de komst van de Mahdi. Een Mahdi gaat de mensen voor, net als de Antichrist, in de strijd tegen de duivel (zwavel!) voorafgaand aan het Laatste Oordeel. Wilde je de eerste zijn die door de Mahdi gered zou worden dan leek een plaats waar zwaveldampen opstegen en je jezelf kon reinigen een goede keuze.

        

De Fatimiden gebruikten de bergen als uitvalsbasis en voor verdedigingwerken tegen andersdenkenden. In noord Marokko zijn de ruïnes van de burchten van de Fatimiden nog terug te vinden. Blijvend was hun invloed door het belang dat zij hechtten aan het medicinale gebruik van kruiden, die zij net als middeleeuwse kloosters, in de omgeving van een burcht verbouwden. De overvloed van klaprozen (opium) en de vele apotheken in noord Marokko wijzen tot in onze dagen nog op hun aanwezigheid, naar mijn mening.

        

In het stukje tekst van het migratielied is ook sprake van “hoppen” waarmee de meisjes worden vergeleken. De Hop is een trekvogel die vroeger ook veel in Nederland voorkwam. Na de tweede wereldoorlog is hij uit Nederland verdwenen. In noord Marokko komt hij nog veel voor. De Hop wordt in het Arabisch Ben Yemen genoemd. Of hij tussen Jemen en Marokko op en neer heeft getrokken, weet ik niet. Volgens overleveringen zou er een route tussen Marokko en Jemen hebben bestaan, door de Sahara heen, vroeger. Het verhaal gaat dat de Hop Salomon, toen hij op weg was naar de koningin van Shiba, die plaatsen in de woestijn aanwees, waar water te vinden was. Misschien werd de aanwezigheid van de hop gezien als een aanwijzing voor de aanwezigheid van water.

        

We kunnen concluderen dat Salomon met twee op elkaar lijkende vogels te maken heeft:de Vlaamse Gaai,en met de hop. Zie, ook de kanttekening over de Marcolphus (klik op de link). En in hun verenpak lijken ze ook nog op elkaar. Een groot verschil is natuurlijk het kapsel van de Hop, dat met enige fantasie lijkt op de narrenkap? En tenslotte lijken er nog twee vogels in aanmerking te komen voor de rol van hofnar: dat is de kauw waardoor Salomon met de vogels kon leren spreken (zie De ijdele kauw, The vain Jackdaw), en het sprookje van de Chinese keizer (zie De chinese nachtegaal). Steeds draait het om het (mantel-)pakje dat hij wel of niet aanheeft.

Bij Tacitus (Historiën, vertaling Vincent Hunink, 2000, pag.257) komen we een oude bekende tegen die het Joodse volk in de woestijn helpt waterbronnen te vinden: de ezel. "Maar niets werkte zo afmattend als watertekort. Ze waren al het einde nabij, lagen over de volle vlakte gevloerd, toen een kudde wilde ezels wegtrok van hun graasplaats naar een rots met schaduwrijke bomen. Mozes gaat erachteraan, de begroeide bodem doet iets vermoeden, en hij brengt ruime waterstromen aan de dag." Behalve de hop stond ook de ezel de mensen ter beschikking voor het vinden van water.