In de naam Anansi is de “a” het aanwijzende voornaamwoord “deze” in de Ghanese Akan-taal, Tshi of Twi genaamd. Meestal heeft men het over het Akan, omdat het aanwijzende voornaamwoord “a” aan “kan” (=eerste, voornaamste) wordt vastgeplakt. De “a” in Anansi is opvallend, omdat normaal gesproken een persoon of een dier in de Akan-taal met “o” wordt aangesproken om respect voor de aangesprokene aan te duiden. De “a” is het voornaamwoord voor de “dingen”. Onverwacht komt hier een overeenkomst met de Kwakiutl-cultuur van Noord Amerika tevoorschijn! Het onderscheid tussen het materiële en immateriële lijkt te vervallen.
De verhalen maken deel uit van een groot aantal verhalen waarin Anansi de hoofdrol speelt. De hele serie wordt aangeduid als “Ananse-sem” (= de fabels van Anansi). Anansi wordt net als andere trickster-figuren aangesproken met “broeder”, wat op zijn afstamming van een verre voorouder wijst. Soms wordt de afstamming verbijzonderd door een vader-figuur, Agya-Ananse, in een verhaal te introduceren. Zo komen er in deze verhaaltjes ook een moeder-figuur, een echtgenote en soms kinderen van Anansi voor. Aan alle familieleden wordt grote slimmigheid en vindingrijkheid toegekend. Soms worden ze gevangen in de val die ze voor anderen hebben opgezet, maar ook dat wordt gezien als iets positiefs. Hierover later meer, omdat er van twee soorten Anansi-verhalen sprake is.
Anansi betekent in het Twi “spin”. Volgens sommige wetenschappers zou een Babylonische godheid, Oannes -- ook wel Iannes de tweekoppige godheid genoemd -- de oorsprong van de naam Anansi kunnen zijn. De godheid wordt geïdentificeerd als de hoofdgod EA of Yiya, een naam die “wijsheid” in het Soemerisch betekent. Volgens Les métamorphoses de la sagesse (zie: literatuur nr 75) zou Éa in het Soemerisch “huis van water” betekenen, waarbij water gezien wordt als het strukturele oerelement waaruit de wereld ontstond en samenhang kreeg. De aanduiding voor de taal “Akan” zou een verbastering zijn van Akkad in het Akkadisch, de taal in Akkad waar de ambtenarij zich van het spijkerschrift bediende. Anansi zou een verbastering van “nyansa”, wijsheid, zijn. Om het spijkerschrift onder de knie te krijgen, gebruikte men oefenmateriaal in de vorm van verhaaltjes, die eeuwenlang (tot 600 na Chr.) hetzelfde zijn gebleven. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor de prangende vraag, waarom veel van deze verhaaltjes oorspronkelijk weinig verandering laten zien. Daarin is in de afgelopen tijd pas verandering gekomen, o.a. doordat het verhaal door slaven herinnerd en herkend werd tijdens hun verblijf in Suriname en de Caraïben. Tegen de theorie dat het uiteindelijk om een Babylonische godheid zou gaan, pleit de “a” en “o” kwestie, die wijst op een nog veel ouder verleden, waarin er geen onderscheid werd gemaakt tussen het materiële en immateriële. Ik heb een andere verklaring voor de naam Anansi als een verbastering via het Chinees van de aanduiding voor “meneer”⁄“effendi”, in het Turks sprekende deel van China. De uitleg is in de conclusie van Humor en zijn Schaduw bij de verklaring van de namen van onze helden te vinden. De oorsprong van veel Indianenstammen ligt namelijk ook in China (omgeving Mongolië). Ze trokken uit China via de Beringstraat tussen Alaska en Siberië naar Noord Amerika. Daarmee zouden de Anansi verhalen zich naar twee kanten hebben verspreid naar het noorden en naar het zuiden, en elkaar nu weer in Suriname ontmoeten.
Dit is een duidelijk iets andere versie van de theorie dat de Anansi-verhalen door de slaven uit Ghana zouden zijn meegebracht! Dat is natuurlijk ook het geval, maar er was in Suriname ook een moment van herkenning, toen ze de verhalen van de Indianen hoorden. Bewijs voor deze theorie is dun, maar wel interessant in verband met het belang van deze verhalen voor het schrift, de plaats van het schrift in de ontwikkeling van ons denken, en de ontwikkeling van ons denken op zich zelf. Uitgaande van onze theorie valt er nog al wat op te merken ten aanzien van de manier waarop Lévi Strauss tegen dezelfde materie aankijkt. De zaak ligt veel genuanceerder dan het alleen maar in opposities uiteen laten vallen van kennis. Moraal en geloof spelen al veel eerder een rol bij het ontstaan van deze verhaaltjes dan je zou kunnen bevroeden op grond van de theorie van Lévi Strauss. Het in twee tegenstrijdige eenheden tegelijk kunnen denken is, volgens mij, wezenlijk voor het ontstaan van deze verhaaltjes. Dit heeft geleid tot symboliek, die onverwoestbaar aanwezig blijft ook in de meest recente variaties van deze verhalen. Er blijkt een bijna een onverbreekbare band tussen “rekenen” (wiskunde), taal, moraal, geloof en maatschappelijke verandering via de symboliek! In dit rijtje is natuurlijk “maatschappelijke verandering” de meest opvallende en interessantste. Maar ook het moeilijkst te verwoorden onderdeel van deze verhalen.
Over het algemeen worden er twee soorten Anansi-verhalen onderscheiden. In het ene soort is het verhaal er om te vermaken. De trickster slaagt erin door handigheid, vindingrijkheid de tegenstander te grazen te nemen. In deze verhalen ontbreekt commentaar op het gedrag van mensen en dieren. In het andere soort wordt Anansi vaak te grazen genomen door een mens of dier dat slimmer is dan hij. Hij wordt er neergezet als een amorele figuur, die zonder mededogen denkt anderen te kunnen benadelen. Maar de ander, die wel goed opgevoed is, is nog slimmer, en weet hem te verslaan. De andere soort verhalen zou je dus onder kunnen brengen in de “adab-literatuur” met moralistische voorschriften ten aanzien van fatsoenlijk menselijke omgang met elkaar.
Hoe kunnen er steeds weer veranderingen voorkomen in eenzelfde verhaal. Nemen de veranderingen een bepaalde plaats in in het verhaal? Een antwoord op deze vraag kan alleen enigszins abstract worden gegeven. Pas als ik de kern van het verhaal kan aangeven, kan ik zeggen op welke manier er gestandaardiseerde veranderingen voorkomen in dit type verhalen.
De kern van een Anansi verhaal is altijd Anansi′s onverwachte antwoord op omstandigheden, waarin wij stervelingen vaak ten onder gaan; Anansi niet. Het antwoord heeft dan ook vaak iets bovennatuurlijks; in feite lijkt het geen antwoord op een reëel probleem, maar is het een gedachtevlucht, een idee dat je kunt verwoorden, kunt bedenken, maar niet hoeft uitvoeren. Hier ligt dan ook het psychologische belang van de Anansi-verhalen en de trickster-verhalen in het algemeen: het zijn projecties. Een vast onderdeel van een Anansi-verhaal is dat hij zich in een verborgen hoekje ophoudt, als een klein voorspellend godheidje. Het probleem waar hij mee te maken heeft, heeft bijna altijd met “eten” te maken: hoe krijg ik dat lekkere hapje te pakken?.
Zo ook in ons voorbeeld op het blog Klassieke Humor. Dit Anansi verhaal heeft veel overeenkomstigs met het Jeha/Nasreddin verhaal “Mijn mantel was er eerder dan ik“ dat ook over kleding) gaat. Maar het Anansi verhaal is ook anders. Het is anders in de gedragsregels die verondersteld worden door iedereen nageleefd te worden: voordat je gaat eten, moet je je handen wassen, en aan tafel draag je geen (oude, vieze) jas. In het Jeha/Nasreddin verhaal wordt de soep in de tulband gedaan, wat een toespeling is op de kom water waarin je je handen wast vóór het eten gaan bij een Midden-Oosterse maaltijd. De jas gevuld met stenen, komt in het Jeha/Nasreddin verhaal terug als de oude, armoedige kleding waarmee hij niet aan tafel mag verschijnen. Zo gesteld lijken de verschillen minimaal, maar verteld ligt het appèl op het fatsoen er in het ene geval duimendik bovenop en in het andere geval niet. De standaard-veranderingen zijn aanpassingen aan de omgeving waarin het verhaal verteld wordt. De Surinaamse zijn onze gedragsvoorschriften, en die kennen we; de Midden-Oosterse zijn ons vreemd en herkennen we niet meteen op het eerste gezicht. De kern van het verhaal lijkt in abstracto hetzelfde: een vindingrijke reactie op een hopeloze toestand. De reactie is echter in beide gevallen een voor ons stervelingen niet te realiseren idee.
Een kleine rondgang langs Anansi verhalen laat zien dat de verhalen zich sterk hebben aangepast aan de omgeving, waarin ze nu worden verteld. Dat houdt in dat het oorspronkelijke verhaal, de basis van de moderne versie, hierin veel moeilijker is te onderkennen dan bij de Nasreddin- en Jeha-verhalen het geval is. In een op zichzelf staand deel van het verhaal valt vaak nog wèl de oorsprong nog te onderkennen. Zo heeft het verhaal “Anansi en de Teerpop” duidelijk overeenkomsten met het Jeha verhaal over de “Prinses die niet lacht en praat”, waarmee Jeha uiteindelijk gaat trouwen. Beiden, Anansi en Jeha, krijgen stokslagen bij het dingen naar de hand van de dochter van een koning/sultan. Het verhaal “Anansi verkleedt zich als Loekoeman” heeft overeenkomsten met het Nasreddin verhaal, waarin een dokter op basis van het onder het bed liggende paardentuig de diagnose stelt dat de man teveel paard eet en daar voortaan vanaf moet zien. In het Anansi verhaal staat de boel op z′n kop, omdat Anansi zich wel aan schaap te goed kan doen. Een deel van het verhaal, genaamd “Anansi leest gedachten van de hemelgod“, heeft overeenkomsten met het Aesopus verhaal, waarin een lelijke vogel zich tooit in de veren van alle mooie vogels die er zijn (Aesopus, De ijdele kauw/The vain jackdaw). Tenslotte, de dood van Anansi in het verhaal “Wat goed is voor jou, is ook goed voor je vrienden”, lijkt sterk op verhaal LX, La mort de Si Djeh′a in de verzameling van Kabylische verhalen over Jeha van Mouliéras, waarin zijn dood samenhangt met het bedrog van zijn beste vriend.
Op de verhalen is het onderscheid dat Freud maakt tussen insluitende en uitsluitende grappen van toepassing. De vertellers zorgen door hun uitweidingen ervoor dat het verhaal steeds beter in zijn omgeving past. Het verhaal wordt daardoor door een steeds vastere kern toehoorders als hún verhaal ervaren. Het sluit in toenemende mate mensen uit. Het oorspronkelijk universele dualisme dat overgaat in het hanteren van symboliek, wordt weer in “gewone” woorden vertaald. Het denken wordt verdrongen ten gunste van het genieten.
De oorspronkelijke versie mikte juist op het omgekeerde: zoveel mogelijk mensen betrekken bij het verhaal dat men wilde vertellen. Het verhaal zou zelfs kunnen terug gaan op een versie van een verhaal uit de Griekse mythologie, dat op zijn beurt weer teruggaat op een Hettietische versie. Steeds gaat het om een zeemonster dat in het ene geval Zeus en in het andere geval een Storm-god te eten vraagt voor een zeebanket. Er ontstaat ruzie en Zeus en de Stormgod worden gekneveld in een grot op het strand gevangengehouden door het zeemonster. Die worden door bemideling in het ene geval door Cadmus en in het andere geval door een onbekende held bevrijd uit hun gevangenschap. Meer hierover valt te lezen op de website “Slangen en Helden”. Essentieel in het verhaal is dat het de mensen vertelt dat ze altijd bij een godheid of een held terecht kunnen voor hulp. Het ambigue verhaal probeert dus zoveel mogelijk mensen aan te trekken en te “bekeren”, de omgekeerde tendens van de vorige, meer op amusement gerichte versie. Maar het een sluit het ander zeker niet uit.