La Fontaine: La vie d′Ésope (Oud Frans, Deel 4). Spring hier naar de originele tekst..

         

Inleiding.

Macht kan op verschillende manieren worden gedefiniëerd, zoals valt op te maken uit de onder de link te vinden webpagina op Wikipedia over “macht”. Macht, zoals dit in de levensgeschiedenis van Aesopus voorkomt, heeft vooral trekken van wat Foucault “repressieve macht” noemt, omdat je de beschrijving van het uiterlijk van Aesopus, zou kunnen uitleggen als een lichaam vol tekens die door martelingen of brandmerken zijn aangebracht. Ik heb achter het woordje “macht” een ander woordje gezet: “hoogmoed”. Macht heeft bij La Fontaine nog steeds het geloof en de Humorale Theorie als basis, en dan kom je uit bij het fragment uit de Libro de Buen Amor, waarin Hoogmoed wordt gepresenteerd als een eigenschap van machtige, ijdele, narcistische mensen:

Een zeer hoogmoedig en onbeheerst mens,
die de vreze Gods niet heeft en geen recht in acht neemt,
vindt eerder de dood dan een ander die zich onderdaniger en inschikkelijker toont,
het gaat hem zoals de ezel en het strijdros.

         

Exempel van het ros en de ezel.
Een strijdros zou een tweegevecht uit moeten vechten
omdat zijn dappere meester ′n dame had verkracht,
met ′n harnas goed bewapend voelt hij zich heel dapper
en ver voor ′m uit ging ′n ezel, ongehoord bevracht.
          Met z′n handen en zijn voeten en zijn prachtig bit deed toen het trotse ros zo′n luid rumoer ontstaan,
dat d′andere dieren ′t vreesden als een donderslag;
van angst stond de ezel stil, het kwam hem duur te staan.
Die ezel had het lang niet makk′lijk met zijn vracht,
hij liep heel zwaar en langzaam, hinderd′ ook het paard:
en midden op een helling wierp het paard hem neer
en zei: “Jij domme kinkel, zoek een breder vaart.”
          Hij (het paard) sprong snel in de kampplaats rond, wel op zijn hoede,
hij streefde naar de zege, leed de nederlaag,
een ridderlans werd hem diep in het lijfgestoten,
de ingewanden kwamen ′r uit, hij viel heel laag.
Sinds deze kampstrijd was hij al zijn waarde kwijt,
hij werd gebruikt voor ′t ploegen of om hout te halen,
nu eens bij ′t waterscheprad, dan weer in de molen:
de trotsaard moet voor ′t liefdesavontuur betalen.
Zijn nek was afgeschaafd van ′t zware juk te dragen,
zijn ogen hol en bloed′rig rood als die van duiven,
en van ′t herhaald gebed ontvleesd aan beide knieën,
zijn neus gezwollen van het diep voorover buigen;
zijn schonken steken uit, zijn flanken zinken in,
zijn ruggegraat is scherp, zijn oren hangen.

         

Zo zag h′m de domme ezel, driewerf klonk zijn lach,
hij zei: ′Mijn trotse vriend, waar zijn je hog′re drangen?
Waar zijn je prachtig bit en je vergulde zadel?
Waar is je trots gebleven, waar je opschepperij?
Je leven zal voortaan nietswaardig, smadelijk zijn:
je hoogmoed mag vergoeden al die pesterij.
Mogen zij allen, trots′en zeer hoogmoed′ge lieden
hierin een voorbeeld vinden en goede leer:
dat kracht en jeugd en eer, gezondheid, dapperheid
niet durend zijn, en na de jeugd niet keren meer.

De teksten zo bij elkaar gezet, plaatst dit fragment uit de levensgeschiedenis in een ander licht. Het gaat er niet alleen om dat slavernij (de ezel) betekent dat mensen zich onderwerpen. Maar ook dat machthebbers (het paard) hun macht gebruiken om anderen te onderwerpen, uit ijdelheid. Vandaar dat ze de slaven brandmerken, mismaken. Het contrast tussen beiden, slaafgemaakten en slavenhouders, moet zo groot mogelijk zijn. Het lijkt erop dat wie zich uit slavernij bevrijdt, als enige keuze heeft zelf weer anderen te onderwerpen. De enige logische uitweg uit dit dillemma staat in dit verhaal van La Fontaine te lezen. Aesopus gaat in dienst van de onderdrukker, Croesus, uit vrije wil, omdat hij alleen op die manier onderdeel gaat uitmaken van en verantwoordelijkheid draagt voor zijn volk en mensen. Prachtig: 17e eeuw!

De fabels van Aesopus gaan vaak terug op de Panchatantra, waarin dierenfabels staan voor de verschillende verschijningsvormen bij wedergeboorte. In noot 4 ga ik uitleggen dat er nog andere aanwijzingen zijn dat de Aesopus verhalen uit het Verre Oosten afkomstig zijn.

         

(1) In een serie, waarin ik locale verschillen in eenzelfde verhaal onderzoek, komt ook zo′n braspartij voor. Het gaat dan om een Turkse bruiloft. De bruiloft was al eerder in deze levensgeschiedenis aan bod gekomen, omdat Aesopus de suggestie de wereld inhielp dat zijn baas opnieuw zou trouwen, voorafgegaan door het verhaal van het lekkere hapje. Als je deze overeenkomsten overziet, dan verduidlijkt het Aesopus verhaal de context waarin je het Nasreddin verhaal zou kunnen plaatsen. Het is duidelijk dat in de Nasreddin verhalen filosofische onderwerpen de revu passeren.

         

(2)In het citaat verspringen de èta (η) en alfa (α )van plaats, respectievelijk onder de invloed van de thèta (θ) en de bètha (β). Dit ben ik nog nergens zo tegengekomen: het lijkt een klankverschuiving.

         

(3) Denys is een vreemde naam, die niet thuishoort in een Grieks levensverhaal. Waaarom heeft La Fontaine dit gedaan? Mogelijk heeft hij bedacht dat Denys een vorm is van “dinos”. Volgens het klassiek vademecum zou “dinos” (δινος) dan iets te maken kunnen hebben met het woord “dynastie. Denys ‎zou dan kunnen verwijzen naar een van de eerste koningen, tirannen, in de Klassieke ‎Oudheid: Dionysius?

         

(4)

Behalve de overeenkomst met veel verhaaltjes uit de Panchatantra (Inleiding) bestaan er een paar overeenkomsten tussen Aesopus en een Indonesische Wajangpop. Deze overeenkomst betreft allereerst de overeenkomst in uiterlijk. De hiernaast afgebeelde wajangpop zou zo kunnen passen op een beschrijving van het uiterlijk van Aesopus: “Want hoewel hij over een schitterend verstand kon beschikken, was hij lichamelijk zo misvormd en behept met een lelijk uiterlijk, dat je moeite zou hebben in hem een mens te herkennen, ook omdat hij zich praktisch niet mondeling kon uiten.” Ook wajangpoppen praten niet terug, omdat ze als schaduwen op een doek worden geprojecteerd. De tweede overeenkomst is die tussen de naam Ae–sopus en de naam van een van de komische figuren uit een wajangvoorstelling: Cepot (aldus op Wikipedia beschreven). De “ae” zou een uitroep kunnen zijn, zoals die vaker voorkomt in Griekse tragedies en komedies: “aiaiai”. De naam zou dan zijn “Sopus” en dat heeft toch wel wat weg van de uitspraak van Cepot “tSjepot” na een kleine klankverschuiving. En die kwam vaker voor zoals we hebben gezien in noot 2. Een andere verschijningsvorm van dezelfde naam zou dan Ha–civat, een bekende figuur uit het Turkse (klein Aziatische deel van Griekenland) schimmentheater kunnen zijn. We krijgen dan achter elkaar Cepot (oudste naam), Civat (overgangsvorm) naar Sopus. Soapseries op de televisie danken hun naam aan de zeepfabrikanten, die deze series bekostigden. Dat heeft er dus niets mee te maken!

         

De originele tekst: