De reconstructie van de Humorale Theorie.

         

Lange tijd was de kijk op de wereld, de kosmos, volledig anders dan nu. In dit stuk wil ik een aantal aspecten benoemen, waaruit dat verschil valt op te maken. Deze aspecten hangen gedeeltelijk met elkaar samen. De Humorale theorie wordt in het algemeen beschouwd als de eerste pre-wetenschappelijke visie op de kosmos. Alle aspecten van het leven zijn dan ook in een groot theoretisch bouwwerk bijeen gebracht. Ik vind het fascinerend te ontdekken hoe anders de wereld er toen bezien vanuit de wetenschappelijke blik uit zag. Wie ervoor open staat, zal na lezing van dit stuk het idee hebben eventjes in een geheel andere wereld te hebben vertoefd. Helemaal geen wereld die onwaarschijnlijker is dan de onze, maar doordat de aarde het middelpunt ervan is, wel een beetje een wereld waarin je je claustrofobisch voelt opgesloten. Ontsnappen lijkt onmogelijk. Hoewel er duidelijk een logisch principe op de achtergrond aanwezig lijkt, is die logica niet helemaal te vatten. Door de hele tekst heen staan verschillende axioma′s die ik verder niet heb toegelicht. Vaak is er sprake van een keten van associaties. Wie zich kan inleven, zal merken dat de fantasie de overhand krijgt op het redelijk denken. Dat noemt men: metafysica, waarbij het gevaar bestaat dat je, wat je hebt bedacht, voor werkelijk houdt. Dit was precies wat men met zich liet gebeuren in Humoraal Theoretische sferen. Nu lijkt dat vreemd dat je daaraan toegeeft, maar in feite blijft ook de meest feitelijke kennis een kennis van ons verstand. In de natuurwetenschappen bestaat zelfs de opvatting dat je alleen al door aan iets te denken, je de kwalitatief feitelijke situatie kunt veranderen. Hoe dicht zo′n opvatting bij de zienswijze van de Humorale Theorie komt, is het onderwerp van deze reconstructie.

         

Waarom een reconstructie? De reconstructie laat zien dat het wetenschappelijk denken van vroeger niet wezenlijk verschilde van dat van nu. Er valt in tegenstelling tot wat vaak wordt gezegd een lijn te trekken van het paradigma van de Humorale Theorie naar het paradigma dat aan de huidige wetenschappelijke theorie ten grondslag ligt. Alles van vroeger lijkt anders en was het ook, maar onder dat oppervlak verschool zich een struktuur die nog steeds dezelfde is. Naar mijn idee is er dan ook geen sprake van een paradigmabreuk tussen toen en nu. Iets anders is of er geen paradigmabreuken bestaan. Ik denk wel dat die bestaan, maar niet op het wetenschappelijk vlak zoals wij dat nu kennen. Onze inzichten hebben heel erg diepe wortels. En deze reconstructie is daarvan een kleine en helaas niet altijd even overtuigende getuigenis.

         

Het belang van zo′n reconstructie ligt ook in wat wij nu een circulaire economie noemen. Steeds meer wordt men er zich van bewust dat onze economie uit balans raakt, doordat grondstoffen opraken en in bepaalde delen van de wereld de voedselschaarste toeneemt net als de bevolkingsomvang. Het zoeken is naar een evenwichtigere verdeling van welvaart en daarmee ook van welzijn. Naar mijn idee kan de Humorale Theorie handvaten bieden, mits je uitkijkt voor de levensgrote valkuilen, om onze economie weer meer in evenwicht te brengen. De Humorale Theorie is namelijk het grootste voorbeeld van een circulaire economie. Waarom er zo weinig belangstelling is voor de Humorale Theorie, moet verklaard worden uit vooroordelen, maar ook uit terechte veroordelingen. Ik wil een poging wagen tussen beide te onderscheiden. Uit het vervolg zou je de indruk kunnen krijgen dat het alleen over geneeskunde gaat; dat is zeker niet het geval, maar de geneeskunde biedt de beste aanknopingspunten om het grotere geheel te kunnen overzien. Humor was de oorspronkelijke drijfveer voor het schrijven van dit artikel. Vandaar dat er vaker bij dit aspect van het geheel in het bijzonder wordt stilgestaan.

         

De Humorale Theorie is gebaseerd op de ideeën van de Griek Hippocrates van Kos en de Romein Galenus. Deze constatering komt men steeds weer tegen in de literatuur ( zie literatuurlijst: Elgood, 1962, geciteerd door Pillsbury, 1978; Creyghton, 1981; Slikkerveer, 1983; Gailly over Turkije, 1982, Encycl. v.d. Islam, Ibn Zuhr: 976-979, Al Razi:1225-1227 en Prophetic medicine). Pillsbury, die op basis van Elgood (1962) hierover de meeste informatie verstrekt, heeft het gebruik van de Humorale Theorie tot op de dag van vandaag voor de volgende landen kunnen vaststellen: Egypte, Afghanistan, Yemen en Tunesië. Maar er zijn er ongetwijfeld meer, zeker als men allerlei alternatieve geneeswijzen in het westen meetelt. Een vroege voorganger van de Humorale Theorie, de Ayurvedische theorie, kent de volgende kenmerken die sterke overkomst hebben met de Humorale theorie.

         

Ayurvedische theorie

         

De Ayurvedische theorie maakt deel uit van de geschiedenis van het Indische subcontinent. Archeologen hebben een beschaving aan de Indus rivier ontdekt van 2700 tot 1500 voor Christus. Pas in 400 voor Christus werden delen van de orale overlevering van de kennis van deze beschaving opgenomen in geschriften. De geschriften hebben de naam Vedas (ons woord voor wet) gekregen. De Vedas zijn heilige door God geïnspireerde boeken. Brahma, de eerste Leraar over de Kosmos, zou de Ayurveda, Levenswetenschap, zelf geschreven hebben. Wat aan ons is overgeleverd heeft betrekking op het leven in het algemeen, ziekte, anatomie, fysiologie, psychologie, embryologie, alchemie en artsenij. Een opvallend verschil tussen de Oosterse en de Westerse Humorale Theorie is dat de Oosterse uitgaat van een proces van groei en verval van een immens groot universum. Zij blonken uit in astronomie en wiskunde, waarbij grote aantallen voor het berekenen van positie en omvang van de verschillende hemelsferen werden gehanteerd. In het Westen wordt een onderscheid gemaakt in Mikro– en Makrokosmos, dat hier veel van weg heeft, maar nooit geleid heeft tot de wiskundige berekeningen die in het Oosten opgang deden.

         

Gezondheid, ziekte en de fysiologische werking werd uitgelegd aan de hand van drie primaire humores (vochten). Gewoonlijk waren dit lucht (wind), gal (bile) en slijm (phlegm), in combinatie met bloed. Het principe dat gezondheid gezien werd als een toestand waarin de drie primaire humores in evenwicht met elkaar zijn, is hetzelfde als in de Griekse Humorale Theorie. Maar de Ayurveda ging verder. Ons lichaam was een combinatie van vijf elementen: aarde, water, vuur, lucht en lege ruimte, en kende zeven lagen net als dat er zeven hemelsferen bestonden. Er waren vijf soorten lucht, plus de vitale ziel en de kernziel, die in het lichaam knooppunten (chakra′s) kennen, waar bijzondere aandacht aan kan worden besteed door meditatie.

         

Er was grote belangstelling voor de zwangerschap en ontwikkeling van de zwangerschap. Er waren vier vormen van zwangerschap: in de baarmoeder, in een ei, door hitte of door vocht, en door bevruchting met zaadjes. In de baarmoeder kwam de bevruchting tot stand door versmelting van mannelijk ⁄ vrouwelijk materiaal van de ouders, en de geest (ook wel gezien als een buiten jezelf staande zelf). De ontwikkeling van de foetus van een slijmerig goedje tot een volledig gevormde baby werd tot in de details beschreven in samenhang met de stadia die de zwangere vrouw doorliep.

         

De Ayurvedische geneeskunst kende ook chirurgie. Dat is verwonderlijk, omdat de Hindu godsdienst het snijden in lichamen verbiedt. Blijkbaar maakte men op medisch gebied een uitzondering. Van Ayurvedische chirurgen is bekend dat zij de volgende operaties deden: staaroperaties, amputaties, schedeltrepanatie (doorboren van het hoofd), lithotomie (verbrijzelen van orgaanstenen: gal-, nier-, blaasstenen), keizersnede (geboorte door operationele ingreep), amandelknippen (operatie waarbij de amandelen uit de keel worden verwijderd) en plastische chirurgie. De studie van de anatomie werd gezien als een onderzoek naar de relatie tussen mens en god.

         

De reconstructie.

         

De reconstructie van de samenhangende, achterliggende kosmologie in de Humorale Theorie is gebaseerd op gegevens van o.a. Pillsbury (1978: 17-18; 66-67; 80, 91; 125-127). Pillsbury vat in de paragraaf “Prophetic medicine” op basis van de vertaling van Elgood (1962) van Tibb ulNabbi van Bakr al-Suyuti (geb. 1445 nChr) de Humorale Theorie als volgt samen:

         

“……this is based on the theory that the human constitution has seven components:
  1. The first is ‘the elements’: fire (hot and dry), air (hot and wet), water (cold and wet) and earth (cold and dry).
  2. The second is ‘the temparaments’: (such as evenly balanced and unevenly balanced) which are nine in number and also have to do with the four elements.
  3. The third is the ‘four humours’: blood (damp and hot),phlegm (wet and cold), bile (hot and dry) and spleen or black bile (cold and dry).
  4. The fourth is the ‘fundamental organs’.
  5. The fifth ‘the spirits’.
  6. The sixth ‘the faculties’ and
  7. the seventh ‘the functions’.
(1978: 19)

         

Op basis van bovenstaande literatuur maakte ik al in 1985 een reconstructie van het kosmologische totaalbeeld. In de tekening zijn de 7 componenten gekoppeld aan de vier humores (sappen, vloestoffen) waaruit alles volgens de Humorale Theorie is opgebouwd. Ik wist dat deze basis erg smal was en hoopte aanvullend bewijs te vinden dat mijn idee bevestigde. Onverwacht bleek dit beeld in zijn algemeenheid correct. Dit bleek uit literatuur (Akira Sadakata, 2002; René Pottier, 1939, Cicero, De re publica, Ibn Khaldoun, Al Muqaddima, vertaling Rosenthal en Monteil etc.), die ik later tot mijn beschikking kreeg. Akira Sadakata berekent op grond van de hem bekende literatuur welke afmetingen de Boeddhistische literatuur hanteert in het beschrijven van de kosmos. René Pottier maakte studie van traditionele medische gebruiken in Marokko. In Scipio′s droom kijkt Scipio vanaf een hoog gelegen punt in het heelal naar de nietige aarde onder hem. De sterren die hij ziet zijn bollen. De astrologie van Ibn Khaldoun heeft het over sferen en huizen aan het firmament. Het ging mij vooral om het idee dat je niet in cirkels en vierkanten zou moeten denken, maar meer in bollen (sferen) en kubussen. Dit laatste idee vond ik terug bij de hierboven aangehaald schrijvers uit volstrekt andere werelddelen: het zuidoosten van Azië (India – Japan), Europa en Marokko. Als het niet om platte vierkanten en cirkels gaat, maar om bollen en kubussen, valt er een opstijgende en dalende lijn te trekken, die de vorm aanneemt van de spiraal van Archimedes.

         

Op basis van deze gegevens valt deze tekening te maken:

         

         

De spiraal is het resultaat van het achtereenvolgens doorlopen van de vakjes Ia, IIb, IIIc, IVd, Va, VIb en VIIc. Het geeft aan dat als je op die manier dit model doorloopt, er een spanningsboog lijkt te onstaan waardoor de verschillende vakken met elkaar communiceren, bijv. als een soort osmose. De werking van het membraan was al min of meer in de Oudheid bekend als een vorm van bindweefsel (vlies) tussen de gewrichten. In de moderne natuurkundige theorievorming speelt het momenteel ook weer een rol in de M-theorie. Je zou kunnen zeggen dat de bollen en kubussen in- en uitademen. Je kunt je zo voorstellen dat door het op en neer bewegen een onevenwichtigheid door een beweging in tegenovergestelde richting weer in balans raakt. Deze beweging is de kern waarom het in de Humorale Theorie draait. Alles staat in voortdurend contact met alles: van het kleinste lichaamsdeel tot het allerlaatste en grootste uiteinde van het heelal.

         

Het heelal was volgens de kosmologie van de Humorale Theorie eindig in zeven elkaar uitsluitende dimensies. Niet altijd gaat het om 7 hemelsferen (dimensies), met grote regelmaat worden er 9 genoemd, zoals in Scipio′s Droom. Ik heb gekozen voor 7 hemelsferen, omdat dit beter uitkomt in de categorisering van de kwaliteiten en eigenschappen in de hieronderstaande tabel. Maar zelfs bij Cicero speelt de Zeven een belangrijke rol in de berekening van het voortschrijden van de tijd, ondanks de negen hemelsferen.

         

Het gaat natuurlijke niet om het natuurkundige verschijnsel osmose zoals wij dat hebben leren kennen. Maar iets vergelijkbaars valt bij Aristoteles te lezen als hij het heeft over de beïnvloeding van stoffen van elkaar. Bij Aristoteles spelen grenzen, raakpunten van bollen en kubussen, een belangrijke rol. De grens markeert het gebied waar verschillende kwaliteiten elkaar ontmoeten. Op de grens vindt dan ook altijd vermenging van kenmerken plaats. Ook de eigenschappen van zintuiglijke prikkels vermengen zich in dit grensgebied. Aristoteles bepaalde het aantal zintuigen op vijf: zien (ogen), horen (oren), tasten (huidoppervlak), ruiken (neus) en proeven (mond). De afgrenzing van wat we ervaren met deze zintuigen is erg moeilijk, omdat je wat je ziet tegelijkertijd kunt ruiken, bijv. rozengeur. In de afgrenzing van de gewaarwording van de prikkels die de zintuigen afgeven moet altijd vermenging plaats hebben gevonden om tot een juiste conclusie te kunnen komen om wat het nu precies gaat: rozengeur of de geur van een andere bloem. Het uiterlijk van de roos en de dahlia kan nog op elkaar lijken, maar zicht en geur samen laten er geen twijfel over bestaan wat rozengeur en wat de geur van een dahlia is. En dit geldt voor bijna alle zinnelijke prikkels van de 5 zintuigen. Een autoriteit op het gebied van de zielkunde van Aristoteles, de heer Schilfgaarde, schrijft in zijn dissertatie hierover het volgende

(Aristoteles, De anima, 449a 2 — 20, in de vertaling van Schilfgaarde, pag. 233):

         

De lucht werkt op een bepaalde wijze in op de pupil en deze op iets anders; bij het gehoor hetzelfde; maar het laatste is één en er is een midden (= grens), waarvan het zijn (de werkzaamheid) verscheiden is. Waarmee men het verschil tussen “zoet” en “warm” uitmaakt, werd vroeger reeds besproken, maar kan ook op de volgende wijze uiteen gezet worden.
Het vermogen waarmee dit (het differentiëren tussen kwaliteiten) geschiedt, is ′n eenheid en wel op de wijze van een grens. De verwante kwaliteiten (zoals kleuren) zijn één door overeenkomstigheid en naar getal (als behorende bij eenzelfde zintuig) en juist zó als zij, verhouden zich tot elkaar heterogene (bijv. geur en kleur) kwaliteiten; want wat doet het ter zake, of men het probleem nu stelt ten aanzien van ongelijksoortige kwaliteiten of van tegengestelde zoals wit en zwart? Wanneer c (kleur) zich verhoudt tot d (geur) zoals a (wit) zich verhoudt tot b (zwart), dan geldt ook de omgekeerde verhouding; wanneer dus cd (het ongelijksoortige: kleur en geur) ergens aanwezig is, zal dit zich verhouden als ab (gelijksoortige: wit en zwart), en wel ′n ongedeelde eenheid vormend, zij het naar het zijn (werkzaamheid) onderscheiden; en het andere (ab) net zo. Dezelfde redenering geldt (voor andere ongelijksoortige kwaliteiten) als a het zoete en b het witte is.


Ik heb een heel erg korte samenvatting van de filosofie van Arstoteles toegevoegd die onder deze link is te vinden. Behalve deze samenvatting treft u hier een moderne vertaling van Ben Schomakers van dit citaat uit Over de ziel (περι ψυχης) aan met de oorspronkelijk Griekse tekst van Aristoteles. Het citaat is door Ben Schomakers toegelicht in een commentaar, dat ik ook als kopie aan deze tekst heb toegevoegd. Tenslotte, omdat het boek van Schilfgaarde precies op deze pagina niet valt te raadplegen, heb ik een kopie uit het boek De Zielkunde van Aristoteles van Schilfgaarde in deze samenvatting opgenomen. Het citaat blijft lastig, maar het gaat erom dat Aristoteles het belang van grenzen erkent.

         

Wat in dit citaat staat, lijkt op de uitleg bij de werking van een computer: bits en bytes die samengevoegd een beeld vormen, nullen en enen vrijgekomen van de snel heen en weer draaiende harde schijf over een felle, kleine lichtbron. “Licht” als computerkwaliteit, was “vloeistof” in de humorale theorie. Heraclitus is beroemd om de uitspraak: “Alles stroomt”. (Grieks: panta rei: πάντα ῥεῖ), zoals hij als een van de eersten die de basisprincipes van de Humorale Theorie heeft geformuleerd, al zei. De “Lucht ⁄ wind” waarnaar Aristoteles verwijst, is één van de natuurlijke elementen die in de Humorale Theorie samengesteld waren uit elementaire deeltjes, toen humores, sappen, vloeistoffen genoemd. Indertijd werkte de klok op een ander natuurlijk element, water, dat op zichzelf ook weer uit vloestoffen was samengesteld. In feite was de Humorale Theorie een mechanische theorie in tegenstelling tot onze digitale techniek. De basiselementen in het lichaam (de vier elementen: gele gal, bloed, slijm, en zwarte gal) noemde Aristoteles in navolging van Hippocrates “humores” (το χυμα ⁄ τα χυματα=vloeistof/vloeistoffen). In een grensgebied vloeiden deze “humores” samen om te kunnen uitmaken met welke gewaarwording men te maken had en om onze ervaring eraan in te kleuren. Maar ook veel meer omvattend beïnvloedden deze sappen (vloeistoffen) niet alleen de gezondheid en het lichaam, maar ook in laatste instantie het hele heelal. De microkosmos (het lichaam) was nauw verbonden met de macrokosmos (het heelal).


Scipio′s droom. (Cicero, De republica, 6, 9-29)

Belangrijke aanwijzingen voor de reconstructie van de Humorale theorie zijn te vinden in de Somnium Scipionis, het sluitstuk van de De re publica van Cicero. Scipio is een nazaat van de beroemde Publius Cornelius Scipio, bijgenaamd Africanus omdat hij Carthago heeft veroverd en verwoest, waardoor de Middellandse Zee open kwam te liggen voor de Romeinen. Onder de link is een volledige vertaling van H.W.A. van Rooijen-Dijkman van deze droom te vinden, die verschenen is in de Hermeneus van februari 1987. Met name alinea 17 beschrijft de tekening van bollen en kubussen die ik heb gemaakt om de samenhang in de Humorale Theorie aan te geven. In de Somnium Scipionis brengt Scipio een bezoek aan de buitenste sfeer van het heelal. Zijn toekomst wordt er hem voorspeld en zijn beloftevolle afstamming staat hem bij om zijn doelen te bereiken. De Somnium Scipionis is bijna een Bijbels verhaal.

         

De kenmerken uit de Humorale Theorie zijn verder gebaseerd op:

             

  1. Elgood, vertaling uit het Arabisch onder de titel “profetic medicine”: 1962 van Suyuti, m.n. hoofdstuk: Theory of Medicine, the constitution of man.
  2. Tijdschrift Historia, nummer 4/2018, pag.60–74, Joaquin Pérez-Pariente: “De paradox van de alchemie”.
  3. Arabische website over de Humorale Theorie.
  4. Nederlandse website en zijn linken.
  5. Franse website en zijn linken.
  6. Islamic Surveys, part Islamic Medicine, Manfred Ullmann, Edinburgh University Press, 1978, hoofdstuk 4: pag 55 – 71.
  7. Website over de Zeven Hoofdzondes.
  8. Blogs over de doodzonde vraatzucht e.a. en het commetaar hierop.

         

Hoe kun je onderstaande tabel technisch het beste bekijken:

Op een groot scherm valt de tabel in de volle breedte te zien. Ik ben zelf heel erg gecharmeerd van het naar beneden mee schuiven van de bovenste balk waarin de kenmerken van de humorale elementen staan. Problematisch wordt het op het moment je de tabel ziet op een klein scherm, zoals een mobiel. Ook dan schuift de balk mee, maar omdat de tabel niet helemaal te zien is, dreig je het overzicht te verliezen van wat bij elkaar hoort. Om dat enigszins te verhelpen zijn daarvoor drie dingen aan de tabel toegevoegd: een knop (button) om te focussen, een schuifbalk onderaan de tabel, en onafhankelijk daarvan kleurverandering van de tekst als je erop klikt. Door op de knop “focus” te klikken, stel je het focussen op een bepaalde regel in. Je moet niet alleen op “focus” klikken, maar ook op de rij die je wilt lezen. Door te focussen maak je de rij geel die je wilt lezen. Zo kun je beter volgen wat er bij elkaar hoort. De schuifbalk onderaan de tabel, die onafhankelijk werkt van de schuifbalk van de browser, maakt mogelijk dat je alle cellen kunt blijven zien, ook op een klein scherm. Maar het is wel een gedoe, helaas.

Door op de linken onder een categorie in de eerste kolom te klikken, spring je naar een uitleg! Je kunt door op de terugpijl in de browser (niet het geselecteerde element in de uitleg) te klikken weer naar de tabel terugkeren. Bij de negende, twaalfde en dertiende categorie is ook een link naar een aparte site over het onderwerp opgenomen. Onderstaande tabel is een beschrijving in woorden van de verschillende knooppunten van de cirkels met de vierkanten uit de tekening hierboven. Dat begint bij knooppunt I–a en eindigt bij knoopunt VII–d. De tabel beschrijft knooppunten vanaf VIII die niet in de tekening van de kosmos zijn opgenomen. Dat loopt door tot XIV. Het lijkt alsof er een verdubbeling heeft plaatsgevonden tussen de twee helften: de ene helft is terug te vinden in de tekening, en de andere helft niet. Dat is toeval! Het aantal 7 staat vast, en kan niet zomaar tot veertien worden uitgebreid. De laatste 7 categorieën moeten op de een of andere manier ingepast worden in de eerste 7 categorieën. Ik weet alleen niet precies hoe; vandaar de uitbreiding tot 14 categorieën. Een mogelijke oplossing volgt na de uitleg bij de tabel, waarin het beeld in het platte vlak vervangen wordt door een “vierdimensionale” animatie.

         

In heb van de kenmerken (“Heet en Droog, Heet en Nat, Koud en Droog en ten slotte Koud en Nat”) uit de Eerste categorie (“the elements”) bij Suyuti (Elgood/Pillsbury) een indelingsprincipe gemaakt. De lading van de humorale elementen in Heet en Droog, Heet en Nat, Koud en Droog, en ten slotte Koud en Nat, maakt beweging mogelijk en de verandering van lading van de zeven “kwaliteiten”. De derde categorie “the four humours” heb ik bovenaan geplaatst, omdat dit de ons bekendste ingrediënten van de Humorale Theorie zijn. Ik heb van Eerste categorie bij Suyuti (”Vuur, Lucht, Water en Aarde”) de derde categorie gemaakt. Deze natuurlijke elementen zijn veel later aan de Humorale Theorie toegevoegd door Demokritos en door Epicurus als samenstellende delen van de Humorale Theorie naar voren geschoven. Omdat ik uitga van een bepaald abstractieniveau, hebben deze veranderingen voor de verdere reconstructie van de Humorale Theorie geen gevolgen.

         

>
Kwaliteit H: a–a Heet & droog E: b–b Heet & nat
warmig & vochtig
F: c–c Koud & nat
koud & vochtig
G: d–d Koud & droog
NATUURLIJKBOVENNATUURLIJK
Kenmerken van de ”Humorale Theorie“ in schema gezet door Willem te Molder, november 2022
I. elementen (als vocht ⁄ sap)I–H: gele gal ξανθη   χολη I–E: bloed ἅιμα I–F: slijm φλεγμα (wit)I–G: zwarte gal μελαινα  χολη (zwart)
Plautus Amphitruo!
II. temperament, humeurII–H: cholerisch (strong-blooded)II–E: sanguinisch (hot-blooded)II–F: flegmatiek (weak-blooded)II–G: melancholisch (cold-blooded)
III. elementen (in de natuur)III–H: vuurIII–E:luchtIII–F: waterIII–G: aarde
IV. orgaanIV–H: lever (hart)IV–E: hartIV–F: hersenen (hersenpan) IV–G: milt (humeur)
V-1. geestV–H: God/ZielV–E: Sultan/koning/EngelV–F: djinn/spoken/geesten V–G: duivel/Beëlzebub
V-2. geest–spiritusV–H: naturalisV–E: vitalisV–F: animalis (zacht) V–G: animalis (hard)
VI–1. Capaciteit/talentVI–H: geloof/barmhartgheid VI–E: passie/verstand VI–F: eer/sex VI–G: dromen/angst
VI-2. Capaciteit/talentVI–H: vlug geïrriteerd, standvastig,
goed in leidinggeven
(طموح، قيادي، ضيق الصدر، سريع الغضب)
VI–E: energiek, nerveus, gevat;
stoutmoedig hoopvol
(الشجاعة، الأمل، لعوب، لا يبالى)
VI–F: kalm, nadenkend,
(ziek? Ziekelijk?)
(هادئ، مدروس، مريض، سلمي)
VI–G: op zoek naar perfectie;
wanhoop
(قنوط، هادئ، تحليلي، جاد)
VII. seizoenVII–H: zomer (zuid) VII–E: lente (oost) VII–F: winter (noord)VII–G: herfst (west)
VIII. levensfaseVIII–E: jeugdVIII–H: kindVIII–G: ouderdom VIII–F: volwassenheid
IX-1. alchemie-vormIX–H: IX–E: IX–F: IX–G:
IX-2. alchemie-PlatoIX–H: IX–E: IX–F: IX–G:
IX-3. alchemie-kleur IX–H: Mercurius/kwikzilver (menie):
geel (oranje)
IX–E: Feniks: rood IX–F: Zwaan: witIX–G: Raaf: zwart
X. Oude naam (Ar.)X–H: hoogtepunt (v.d. gele zon) (صفراوي) X–E: spuug of dauw (opkomst zon) (تفاؤلا) X–F: dieptepunt (سافل) X–G: ondergang (v.d. zon) (كئيب)
XI. Zeven DoodzondesXI–H: Ira/standvastigXI–E: Avaritia/hoopXI–F: Luxuria/liefde XI–G: Acedia/vlug
XII–1. zintuig AristotelesXII–H:geur/ruikenXII–E: gehoor/het horenXII–F: gezicht/het kijken XII–G: de tast/het aanraken
XII–2. beweging. AristotelesXII–H:naar bovenXII–E: tussenbeide:
stilstaand vanaf beneden
XII–F: tussenbeide:
stilstaand vanaf boven
XII–G: naar beneden
XIII–1. zintuig VaisheṣikaXIII–H: GEZICHT/tastXIII–E: TAST/aanrakingXIII–F: gezicht/SMAAK/tast XIII–G: gezicht/smaak/GEUR/tast
XIII–2. vormen. VaisheṣikaXIII–H: driehoekXIII–E:wassende of afnemende maanXIII–F: bol XIII–G: vierkant
XIII–3. lichaamsdeel. VaisheṣikaXIII–H: borstXIII–E:voorhoofdXIII–F: navel XIII–G: knie
XIV. subcategorie: Mar. geestenXIV–H: BarqaneXIV–E: Al AhmerXIV–F: Cham-harouch/Al Abyad XIV–G: Mourra/Mimoun
Kwaliteit H: a–a, Heet & droog E: b–b, Heet & nat F: c–c,    Koud & nat G: d–d, Koud & droog

         

Iedereen die deze tabel enigszins oplettend doorneemt zal opmerken dat bepaalde eigenschappen in het ene geval ergens anders terecht komen in het andere geval. Een voorbeeld: het teken in de Alchemie met de driehoek op zijn kop en een streep erdoor in het laatste vakje (IX:G) staat bij de Aristoteles in het voorlaatste vakje (XII:F). Ik kan hier alleen maar uit concluderen dat er bij het overnemen van de data fouten zijn gemaakt. Ik kan hieruit niet meer opmaken welke interpretatie juist is. Eigenlijk vond ik het nogal frappant dat een theorie die misschien wel 3000 jaar oud is zo goed bewaard is. Bovenstaande tabel is samengesteld uit literatuur uit de hele wereld. En telkens bleek dit informatie op te leveren die zich min of meer op de juiste plaats liet invoegen. Natuurlijk ging het ook weleens mis, vooral als de Humorale Theorie later werd overgenomen.

         

Verdere opmerkingen naar aanleiding van dit overzicht:

         

         

  1. Omdat “vloeistof” een centrale plaats inneemt in de Humorale Theorie en alles eruit is opgebouwd, kun je veronderstellen dat “vloeistof” nog een fractie kleiner is dan een natuurlijk element (categorie III: vuur, lucht, water of aarde). Bij Akira Sadakata wordt dit een atoom, een ondeelbaar basiselement, genoemd. Net als een atoom bestaat “vloeistof” uit tegengestelde ladingen. Wij kennen de lading van een atoom als positieve en negatieve energie; in de Humorale Theorie die tot in de 19e eeuw zich liet gelden, waren dit de volgende ladingen: Heet & droog, Heet & nat, Koud & nat en ten slotte Koud & droog.
            De oudste tekst van De Humorale Theorie is Grieks. Het is belangrijk om de verschillende termen goed van elkaar te onderscheiden. Soms moet je daarvoor teruggaan naar het oorspronkelijke Grieks. “Vloeistof” heet in het Grieks το χυμα / τα χυματα=vloeistof/vloeistoffen. De term wordt door Aristoteles gebruikt in zijn uiteenzetting van zijn kosmologie. Dat wil ik hier uitdrukkelijk onderscheiden van ο χυμος/ οι χυμοι want dat betekent “smaak” (XIII-G), wat één van de “zintuigen” is. Het Latijnse “(h)umor/(h)umores”, gehanteerd door Latijnse commentatoren op Galenus, is niet zo vlug te verwarren met een andere belangrijke categorie, het betekent: vochtigheid, vloeistof. De Latijnse term is in tegenstelling tot de Griekse in elk Latijns woordenboek terug te vinden, maar de Griekse term niet. Daarvoor moet je over een oud woordenboek beschikken: Grieksch woordenboek, door Dr. F. Mulder, hoogleraar van de universiteit van Amsterdam, 1919.
            De basis van de Humorale theorie is het idee dat alles uiteindelijk opgebouwd is uit kleine ondeelbare geladen “vloeistof”–deeltjes: το χυμα / τα χυματα=vloeistof/vloeistoffen. Hoe deze theorie in praktijk werd gebracht leren we van Ibn Khaldoun in zijn beroemde boek met de titel Al Muqaddima, waarvan ik een stuk heb vertaald dat dit illustreert. Er waren in het lichaam (microkosmos) vier smaken: gele gal, bloed, wit slijm en zwarte gal. Deze vloeistof–elementen moeten duidelijk onderscheiden worden van de elementen in de macro–kosmos, die op de knooppunten in het heelal mengen: in de tekening hierboven a–a, b–b, c–c en d–d. Namen voor deze knooppunten in de macrokosmos, ken ik niet. In de micro–kosmos (het lichaam) zijn de organen bekend waarin deze vloeistoffen hun oorsprong vinden en mengen. Deze knooppunten zijn in de categorie “organen” (IV) terug te vinden. In de Ayurvedische theorie heten de knooppunten chakra′s.
            Het sap van het natuurlijke element “vuur” (zie categorie III) bestond in de micro–kosmos (het lichaam) uit “gele gal” dat “heet & droog” is; hoe het element in de macro–kosmos heet, weet ik niet; het is in ieder geval geel als de zon. “Rood bloed”, dat “heet & nat” is, werd geassocieerd met “lucht” . Gezien het feit dat de longen veel bloed rondpompen, ligt dit voor de micro–kosmos voor de hand. Vanuit de macro–kosmos bezien is dit minder duidelijk. “Wit slijm”, dat “koud & nat” is, werd geassociëerd met “water”. In de macro–kosmos is er de pendant “witte sneeuw”. Als er sprake is van een analoge redeneerwijze voor de vorige twee elementen (“gele gal” en “rood bloed”) dan zouden de kleuren die hiermee worden geassocieerd voor de macro–kosmos in verband kunnen worden gebracht met de zon: de zon in het zenit (geel) en de opkomst of ondergang van de zon (rood). Licht was een substantie die soms een rode en soms een gele uitstraling had. Ten slotte, “zwarte gal” dat “koud & droog” is, heeft als kwaliteit “aarde”. In de macro–kosmos heeft het zijn pendant —dat is nu wel duidelijk— in de nacht, de verdwenen zon. In dit geval is de uitstraling van het licht zwart.
            Het leidend beginsel in de macro–kosmos en micro–kosmos is “vloeistof” dat bij de opgaande en ondergaande zon aan de oppervlakte trad als dauw, en overdag, maar ook ′s nachts opdroogde. In het lichaam, (de micro–kosmos) manifesteerde zich dit als koorts waardoor het lichaam kouder en warmer werd. Er is sprake van een dominant in de natuur aanwezig element: vuur; de andere drie elementen (lucht, water en aarde) lijken hieraan ondergeschikt. Dat was in de Ayurvedische versie: bloed. Zie verder categorie III.
            Voor de humor, de lach, is van belang de kleur rood (III–E) van sanguinisch (II–E) dat als temparament Heet en Nat (E) is. Nu is er iets aan de hand met de kleuren rood en geel in de Humorale Theorie: ze zijn soms verwisselbaar. Humor wordt namelijk soms ook met de kleur geel geassocieerd. Waarom, weet ik niet precies, maar verderop volgt wél een mogelijke verklaring hiervoor: noot 9, IX–I. De klassieke “humor” maakte deel uit van de algehele constitutie van een mens. Onze “humor” is — hoe verwarrend kan het zijn — van het Griekse woord Gumos ( χυμος= sap, in sap gedrenkte smaak, afgescheiden door het lichaam) afgeleid. Ook “humeur” (categorie II), in de humorale theorie gestuurd door de milt, gaat op hetzelfde Griekse woord terug. Het woord “humor” zoals wij het kennen, is veel later ontstaan, pas in de 19e eeuw. Wat wij humor noemen heeft in de Romeinse tijd de meeste overeenkomst met wat de Romeinen “facetiae“ noemden. De Romeinse personificatie voor humor heette: “Hilaritas” (= gezelligheid). Bij de Romeinen was er een belangrijk verschil tussen boeren–humor en stadse humor. Men dacht dat lachen je gezonder maakte en het tijdstip van overlijden kon uitstellen. “Humor” is op het gehoor (XII–E) afgestemd net als de muziek van de harmonie der sferen. Het gehoor was toentertijd een belangrijker zintuig dan het zicht (XII–F). Dat de Vaisheṣika (categorie: XIII) het gehoor niet noemt, zou een aanwijzing kunnen zijn dat de Vaisheṣika gegevens uit een latere tijd gebruikt dan de Griekse Humorale Theorie, m.a.w. de Griekse theorie is ouder dan de geïntroduceerde begrippen uit de Humorale Theorie in de Vaisheṣika. Ook Akira Sadakata denkt dit. “Humor” (= lucht, wind, ziel, lachen) was een manier om het teveel aan water (=huilen ⁄ regen) te laten verdrogen, in de macro-kosmos teweeg gebracht door de wind (storm); op micro–kosmische schaal uitgelokt door ademhalen (de lach).
  2.          

  3. Humeur of temperament is iets heel anders dan humor. Vooral uit categorie VI-1 en VI-2 valt op te maken wat de verschillende temperamenten, sanguinisch (= uitgelaten, vrolijk), cholerisch (= kwaadaardig), flegmatisch (= gelaten) en melancholisch (= depressief) inhouden. Hiermee werden mensen getypeerd. Maar ook voor allerlei lichamelijke kwalen, spelen deze “humores” een cruciale rol. Men kende het onderscheid tussen geest en lichaam nog niet zoals wij dat kennen. Psychologie en fysiologie waren nog nauw met elkaar verweven: mens sana in corpore sano.
             Opvallend aan deze typeringen is de klassieke manier van denken; tegenover het ene stond altijd het andere. Tegenover “vlug geïrriteerd zijn” stond het talent om leiding te kunnen geven op grond van je vastberadenheid (cholerisch). Tegenover “energiek” (wat ook inhield dat iemand nerveus was) stond dat je hoopvol in het leven stond (sanguinisch). Flegmatisch laat zich enigszin moeilijk vangen, want naast “kalm” staat “ziekelijk”, wat je het idee geeft dat met flegmatisch lethargisch wordt bedoeld. Ten slotte “melancholisch”; daarmee werd als het ware aangegeven dat je drang tot perfectie je tot wanhoop kon drijven. Aristoteles noemt de drang tot perfectie “begeerte/liefde”. De begeerte wordt in toom gehouden door ons verlangen alles vorm te willen geven. Wij willen ons van alles een ειδος, een vorm maken. Door deze begeerte gedreven verandert de wereld. Voor een vergelijking van de Temperamenten met de Zeven Doodzonden, zie hieronder bij de Zeven Doodzonden (XI).
    Dr. Schichting, concludeert in het artikel Geschiedenis der Geneeskunde (de leer der spiritus of levensgeesten), pg 1013, maart 1939, dat door Sigmund Freud teruggrepen is op twee begrippen uit de Humorale Theorie “concupiscibile”, passieve begeerte, getypeerd door het leiden van een vegetatief leven, en “irascible”, actieve drift. Deze begrippen zijn terug te vinden in deze tabel in respectievelijk VI-2-H (“concupiscibile”) en VI-2-F (“irascible”). Freud geeft er de namen Libido en Doodsdrift aan. Ook in de volgende noot VIII komt een overeenkomst tussen de freudiaanse theorie en de Humorale Theorie aan de orde.
  4.          

  5. De vier elementen in de natuur van de Humorale Theorie zijn vuur, lucht, water en aarde. Ook “vuur” op grond van de observatie van het zweten van bijv. vochtig hout, zou uit een hete en droge lading bestaan. “Vuur” bracht alles in beweging en trok als een spiraal door de sferen en kubussen heen, waardoor de verschillende hoeken anders ten opzichte van elkaar kwamen te liggen. Wie ooit in een laboratorium vloeistoffen heeft zien mengen kan zich levendig voorstellen dat uit een in een spiraal krimpende en uitdijende macro– en micro–kosmos steeds weer andere verhoudingen ontstaan.
            De natuurlijke elementen zijn van latere datum dan het element “vloeistof ⁄ sap”. Het was Empedocles die deze vier natuurlijke elementen aan de Humorale Theorie toevoegde. De vier elementen werden toegevoegd om richting te geven aan de stromen vloeistoffen. Er werden “push” en “pull” factoren in de theorie ingevoerd om verandering en verwording van de natuur te verklaren. “Vuur” was altijd een drijvende factor, terwijl “aarde” altijd een remmende kracht was. “Lucht” en ”water” waren geleiders. Lucht ⁄ ether was bij Aristoteles het leidende beginsel net als hout ⁄ materie. Hij aarzelde tussen verschillende stoffen, waarvan ether de bekendste is. Hout (‘υλη) heeft Aristoteles waarschijnlijk ontleend aan oosterse geschriften. Kortom, de vier natuurlijke elementen vormden samen de motor die de elementaire deeltjes in beweging zetten. De natuurlijke elementen bepalen hoe, wanneer, waar en waarom lichamen, het heelal of de natuur natter worden of droger (zie categorie VII). Waarom sneeuw vloeibaar wordt (er wordt “heet & nat” aan toegevoegd) en hout verbrandt (er wordt “heet & droog” aan toegevoegd). Zoals in de tekening aangegeven speelt de verende werking van een spiraal hierin een grote rol. Holle ruimtes konden uitdijen of inkrimpen door de werking van een vurige blaasbalg of waterige waterpomp die “hitte”, “droogte”, “natheid” of “koude” teweeg brachten, wat tot gevolg had of iets heter, natter, droger of luchtiger werd. De doorgang kon te vlug zijn door teveel “lucht” of verstopt door “aarde”.
  6.          

  7. Met de verschillende toestandsbeelden corresponderen ook organen, die een centrale functie hebben bij het al dan niet in evenwicht zijn van de humores (vochten): de lever, het hart, de hersenen en de milt (gal). Van belang was dat deze organen holtes hebben die zich kunnen vullen of leeglopen. De precieze plaats in het kader “heet & droog”, “heet & nat”, “koud & nat” en “koud & droog” van de verschillende organen is onzeker. Dat heeft waarschijnlijk te maken met het ten opzichte van elkaar bewegen van de verschillende instanties.
            In een eerdere tabel van de Humorale Theorie zijn in de categorie “orgaan” ook nog de volgende lichaamsdelen te vinden. In de eerste categorie IV-H met als kenmerk “Heet & droog” zijn behalve lever/hart in deze categorie te vinden: maag, ruggegraat, gewrichten en zintuigen. In de tweede categorie IV-E (“Heet & nat”) zijn behalve het hart ook te vinden: dunne darm en de longen. In de derde categorie IV-F (“koud & nat”) zijn behalve de hersenen, ook te vinden de nieren en de blaas. Ten slotte in de categorie IV-G met als kenmerk “koud & droog” is behalve de Milt ook te vinden de dikke darm (endeldarm).
            Volgens sommige bronnen moet je een onderscheid maken tussen de zetel vanwaaruit een gebied (domein) wordt beheerst, en het gebied (het domein) zelf. We krijgen dan de volgende arbeidsdeling:IV-H eerste categorie, de gele gal (die hier “rode gal” werd genoemd) heeft zijn zetel in de galblaas en bedient de lever. De tweede categorie, IV-E, het bloed zetelt in het hart en heeft als gebied waarover het heerst het hoofd. De derde categorie, IV-F, slijm, komt uit de maag en beheerst de borst (of de borsten?). Ten slotte IV-G, de zwarte gal zetelt in de milt en heerst over het hart. In deze opvatting wordt duidelijk dat het bloed rechtstreeks communiceert met de zwarte gal: hart en milt zijn met elkaar innig verbonden. En het slijm kent een bruggetje naar de gele gal: lever en maag staan in direct contact met elkaar. Opvallend is de geringe belangstelling voor de longen.
            Welk orgaan het belangrijkste orgaan was, is niet zeker. Men twijfelde tussen hart en milt (gal). Waarschijnlijk heeft men aan de milt een grotere plaats toegekend, omdat men twee banen in het lichaam onderscheidde: de bloed baan (hart) en de baan van het slijm (gal/milt). Bij het tot stand komen van de verschillende psychologische temperamenten speelde de milt een cruciale rol. Humeur (de temperamenten) had zijn knooppunt in de milt. Aangezien geest en lichaam in evenwicht moesten zijn, hing het af van de diagnose, of je de voorkeur gaf aan het hart of aan de milt bij het analyseren van een kwaal. Want wat was er eigenlijk precies niet in evenwicht? Het lichaam of de geest?
  8.          

  9. In de categorie “Geest” (V–1) staat ook de koning (V–E) als publieke figuur opgenomen. In het Arabisch kent het woord voor “koning” dezelfde medeklinkers als het woord voor “engel” (mlk). Vandaar dat ze voorkomen in hetzelfde vak. Dezelfde lettercombinatie staat ook voor rijkdom in het Arabisch! Voor het voorkomen van de koning in deze categorie, kan nog een andere verklaring gegeven worden als je ervanuit gaat dat de elementen “lucht” en ”vuur” verwisseld zouden kunnen worden, omdat de semitische wortel “mlk” ook terug te voeren is op een woord voor “offer” (offeren) en dan vooral een offer waarbij vuur werd gebruikt om spullen (maar ook dieren en mensen) te offeren aan een godheid (Aubet: pag 242, Phoenicians and the West). Als kleur staat er voor hen “rood”, wat vooral slaat op hun kledij, de (purper–)rode mantel. Je hebt nog steeds een groep kinderziektes die in Marokko de Sultan-ziektes worden genoemd vanwege hun rode aanzien: roodvonk, mazelen en rode hond. Onderaan de tabel staat een belangrijke hoofdindeling: natuurlijk en onnatuurlijk. Ik weet niet of die wordt gemaakt in alle werelddelen, maar in Arabische landen is ze gebruikelijk. Voor ons vreemd (en voor mensen die zich met Arabisch sprekenden bezig houden van belang) is dat God en de Koning vallen onder “natuurlijk” en dat “seks” en een bepaald soort “dromen” onder de noemer “bovennatuurlijk” vallen. “Bovennatuurlijk” lijkt op het surrealisme van Dali en heeft niets van doen met wat Freud “onbewust” en Jung “onderbewust” noemde. In noot XI (11) zullen we zien dat er wel degelijk andere aspecten aan de Humorale Theorie zitten, die maken dat je over onbewuste of onderbewuste drijfveren zou kunnen spreken. Ze hangen samen met de categorie Geest in strukturele zin, en niet in direct afgeleide zin zoals in dit geval met betrekking tot het onderscheid “Natuurlijk” en “Bovennatuurlijk”. Bij het bespreken van psychische aandoeningen kan dit onderscheid van belang zijn: het lijkt alsof de zaak op z′n kop staat, wat niet hetzelfde als verdrongen of geïdealiseerd is.

             

    In de categorie “Geest–spiritus” (V–2) staan genoemd de elementen die verantwoordelijk zijn voor beweging. Al deze “spiritus” (geesten) zorgen voor beweging in een bepaalde regio van de micro– en macrocosmos. Dat doen ze door toename of afname van aangeboren warmte. Zowel Hippocrates als Galenus waren zich ervan bewust dat afgezien van het perpetuum mobile (god) in de macrocosmos er ook een pendant hiervan moest zijn in de microcosmos, het lichaam. Nu lopen door de tijd heen de werking van de verschillende spiritus nogal door elkaar heen, iets wat je kunt verwachten bij een element dat mechanisch de boel op gang moest brengen en stoppen (dood). Onder het teken van warmte (heet) in de kleur rood staat de spiritus naturalis. Deze spiritus was er voor de stofwisseling, het voedsel werd via de bloedbaan naar de maag gebracht. De spiritus vitalis zorgde voor het rondpompen van de lucht. De vermenging van bloed en lucht heeft plaats door de wand van het hart, dat geperforeerd werd gedacht. De spiritus animalis wordt in de hersenen uit het bloed gedestilleerd, alsof het alcohol betreft. Zij zorgt voor de zenuwprikkelingen die zich door holle zenuwen heen verplaatsen. Nu maak ik een verschil tussen de spiritus animalis (zacht) en de spiritus animalis (hard) . De zintuigelijke prikkels kwamen namelijk terecht in de weke hersenen, terwijl het geheugen en ook steeds zich herhalende nachtmerries onderdak vonden in het harde hersengedeelte.
    Het onderscheid “naturalis” is nog terug te vinden in het onderscheid tussen natuurlijk en bovennatuurlijk. Ook de spiritus naturalis valt onder “natuurlijk” waarvoor ik elders in een noot een verklaring heb gegeven, omdat het vergaande consequenties heeft. God valt onder de natuurlijke wezens, omdat hij zo vanzelfsprekend in de natuur aanwezig is dat hieraan niet valt te twijfelen. In de “Muqaddima” van Ibn Khaldoun, vertaald door Franz Rosenthal, wordt “ruHanniyat” vertaald met “spiritualia”. Hij kan op deze vertaling gekomen zijn met in het achterhoofd deze categorie “spiritus”. Misschien.
  10. VI–1 en VI–2, capaciteit/talent, zijn een toelichting op categorie II (temperament). In VI–1 staan de capaciteiten die ik in 1985 al had genoemd in een eerder artikel over de Humorale Theorie. In VI–2 staan eigenschappen die ik heb vertaald van de Arabische site over de Humorale theorie. Niet alle vertalingen zijn even gelukkig uitgevallen: daarom heb ik het Arabisch erbij gezet. Deze eigenschappen corresponderen behoorlijk goed met de al eerder gevonden eigenschappen, en geven een extra verduidelijking van wat er is bedoeld. Als in VI–1 staat “geloof en barmhartigheid” dan is de toelichting ”vlug geïrriteerd, standvastig, goed in leiding geven” voor een westerling volkomen vreemd. Uit klassieke literatuur over allerlei leiders (Plutarchus, parallelle levens: o.a. Tiberius en Caesar) blijkt dat de toelichting volkomen terecht is. Niet alleen strategen, maar ook profeten laten zich vaak karakteriseren als “vlug geïrriteerd”, wat ze niet kwalijk werd genomen, maar zelfs als een pluspunt werd aangerekend, omdat wat ze zeiden recht uit het hart kwam. In de Libro de buen Amor vinden we dat terug voor Alfonso XI van Léon in het commentaar op mijn blog van 12 juli 2018. Kortom, “geloof en barmhartigheid” gingen goed samen met de kwaliteiten “geïrriteerd, standvastig en goed in leiding geven”.
            Ook de Doodzonden (categorie XI) lijken overeenkomstige eigenschappen te hebben met de Humorale Theorie. Deze overeenkomsten zijn interessant, omdat het op een parallelle pre–wetenschappelijke ontwikkeling in de Islam en het Christelijke geloof wijst in de Middeleeuwen. Verder is kenmerkend de dubbelzijdige kijk op het karakter van mensen: enerzijds “vlug geïrriteerd” anderzijds “standvastig in leiderschap”.; enerzijds “energiek” anderzijds ”(stout–) of overmoedig”; enerzijds “kalm” anderzijds “ziekelijk (slap)” en ten slotte enerzijds “streven naar perfectie” tegenover “wanhopig” (zie ook categorie:XI). Wat opvalt is dat dit geen ondubbelzinnige tegenstellingen zijn, maar eerder eigenschappen die in het verlengde van elkaar liggen. Het zijn bijna wetenschappelijke observaties van bepaalde karakters, waarop het onderscheid bewust en onbewust van toepassing zou kunnen zijn.
  11.          

  12. Zoals bij een kosmologie valt te verwachten wordt de rondwenteling van het heelal geassociëerd met de windrichting. En die wordt op zijn beurt geassociëerd met de seizoenen. De zomer komt uit het zuiden, de lente komt uit het oosten net als de opkomende zon, de winter komt uit het noorden en de herfst komt uit het westen net als de ondergaande zon.
            De sterrenbeelden van de Dierenriem kunnen op basis van de vier seizoenen (lente, zomer, herfst en winter) in vier groepen van drie worden ingedeeld. De Lente heeft dan over het jaar heen met de volgende drie sterrenbeelden te maken: Waterman, Tweelingen en Weegschaal. Ook bij de nog te bespreken sterrenbeelden blijken er steeds tussen het eerste, tweede en derde sterrenbeeld drie andere sterrenbeelden te liggen. In de dierenriem vormt het drietal dus een gelijkbenige driehoek met als element “lucht”. In dit geval zou het volgens de rubriek Alchemie de omhoogstaande driehoek met een streep erdoorheen zijn. Het zomersterrenbeeld kent de sterrenbeelden Ram, Leeuw en Boogschutter. Ook deze vormen samen een gelijkbenige driehoek. In de alchemie is dit de driehoek zonder streep er doorheen, die naar boven is gericht, met als element “vuur”. De herfst heeft op zijn hoekpunten van de gelijkbenige driehoek: Stier, Maagd en Steenbok. Zij vallen onder het element “aarde”. Ten slotte “winter” heeft als hoeken: Vissen, Kreeft en Schorpioen. Deze tekens vallen alle onder het element “water”. In de alchemie is dit de driehoek met de punt naar beneden en een streep erdoorheen. Wat de betekenis hiervan is, weet ik niet. De symmetrie ervan is wel duidelijk, lijkt me: in beeld gebracht levert het een twaalfpuntige ster op.
  13.          

  14. Verassend was dat het corresponderen van seizoen en windrichting ook terug te vinden was in levensfasen. Deze fasering heb ik altijd aan Freud toegeschreven, maar blijkt veel ouder dan de psychoanalyse. In de Humorale Theorie wordt “jeugd” in verband gebracht met de (uitbundige) zomer. Nu is “jeugd” niet hetzelfde als de “puberteit”, die wij tegenwoordig — waarschijnlijk omdat we ouder worden— meestal “de lente van het leven” noemen. Toch lijkt het erop dat er een verschuiving van wat we van elke levensfase verwachten, heeft plaats gevonden. Naar mate we ouder worden verschuift de jeugd naar een eerder tijdstip in het leven. De lente wordt in de Humorale Theorie de kindertijd van het leven genoemd. Daarin heeft Freud natuurlijk behoorlijk wat nuances aangebracht. De Humorale Theorie vindt de volwassenheid lijken op de herfst en het vallen van de bladeren. Van een volwassene werd verwacht dat hij minder actief in het leven stond! Vergelijk dat eens met wat er nu van een volwassene wordt verwacht. Ten slotte wordt de ouderdom “de winter van het leven” beschouwd. Dat was en is het tegenwoordig ook nog steeds. Maar ook een winter kan mooi zijn! Aristoteles zag veroudering als een vorm van opdrogen. Een olifant werd ouder dan een muis, omdat er meer water in kon. Dit verouderingsproces kwam niet tot stand door verhitting, maar door afkoeling. Ook koude kon uitdroging tot gevolg hebben (afkoeling van het slijm en de zwarte gal:VIII-G en VIII-F). Daar staat tegenover dat ziekte voortkomt uit een ontsteking of koorts (verhitting van het bloed of de gele gal: I-H en I-E).
  15.          

  16. IX–I alchemie(vorm), IX–II, vormen bij Plato en IX–III, alchemie (kleur) waren een volslagen verrassing voor mij. De vier driehoekjes kun je aan elkaar leggen om een vierkant te vormen: een vierkant in een cirkel als in de tekening van de kosmologie van de Humorale Theorie. De streep door het driehoekje zou erop kunnen wijzen dat aanliggende wanden vloeistof doorlaten om een evenwicht te vormen. Je zou kunnen denken aan een vorm van osmose. De streep geeft als het ware een punt aan waarop de zon ondergaat of opkomt, wat inderdaad vocht (dauw) met zich meebrengt. De vier driehoekjes bij elkaar suggereren een hergeboorteprincipe: na afloop begint alles van voren af aan. In de tabel liggen de vakken met en zonder streep niet naast elkaar. Bovenstaande tekening met spiraal kan dat verhelderen, omdat daarin elkaar afwisselend driehoeken voorkomen: nu eens bestaande uit een enkel element: vuur, lucht, water en aarde, dan weer bestaande uit een gecombineerd element: “heet & droog”, “heet & nat”, “koud & nat”en “koud & droog”. Alleen op die manier is er uitwisseling van kwaliteiten mogelijk: heter wordt kouder en natter wordt droger en⁄of omgekeerd. Op het eind zien we de driehoek met de punt omlaag: dieptepunt (voor overeenkomsten met de namen van vroeger: zie hieronder categorie X). Daarna draait de driehoek zich in z′n geheel weer om om aan een nieuwe omwenteling te beginnen.
            Bij de vormen van Plato, alchemie-Plato (IX-II, gaat het om het uitvouwen van een regelmatige veelvlakkige driedimensionale vorm met inhoud. Het gaat om de volgende vormen, die wij in onderstaande animatie zouden kunnen terugzien. Allereerst zien we een vorm door Plato bedacht voor “vuur”: de tetraëder, het vier–vlak met 4 hoeken (1); “lucht”: octaëder, het acht–vlak met 6 hoeken (2); “water”: icosaëder, het twintig–vlak met 12 hoeken (3) en “aarde”, de kubus met 8 hoeken (4).

             

    Op de plaatjes bij de indeling naar categorie hierboven, alchemie-Plato (IX-II), is met enige moeite een δ te zien. De δ geeft de deviatie(afwijking) aan ten opzichte van het totaal van deviaties 720º (Tweemaal 360º de omtrek van een cirkel). Zo krijgen we voor de kubus bijvoorbeeld 8 hoeken maal 90º = 720º. Voor de andere veelvlakken is het nu alleen nog maar een kwestie van narekenen. De δ geeft dus de deviatie van het veelvlak aan: bij (1) is de hoek 180º, bij (2) is de hoek 120º, bij (3) is de hoek 60º en tenslotte bij de “aarde” (4) is de hoek 90º. Uit het resultaat van het tekenen van de veelvlakken, zoals boven deze tekst is gedaan, valt misschien, gecombineerd met de hoeken waarin de verschillende vormen verschijnen, op te maken, hoe in de Humorale Theorie een wiskundige methode werd toegepast om tot conclusies te kunnen komen. Het vertrekpunt was een beeld, een verbeelding als in onderstaande animatie. De beweging van de hoeken ten opzichte van elkaar leverde een stand op, waarin het antwoord op de vraag, die men zich stelde, was gelegen. Bijv, om een medicijn tegen een kwaal te vinden.
            Uit IX–III zou je kunnen afleiden dat men in de driehoek ook een symbool voor “vogel” zag: feniks, zwaan en raaf. De eerste categorie in IX–II (H) wordt met een planeet geassocieerd: Mercurius, bij de Grieken Hermes genoemd. Zoals bekend heeft Hermes/Mercurius gevleugelde voeten en ook hij heeft daarmee de attributen van een vogel. Hermes wordt vaak met de grap, het gevleugelde woord, en het maken van grappen in verband gebracht.
            In deze categorie (IX–III alchemie: kleur), waarin de rol van kleur in de Humorale Theorie een plaats krijgt, valt op dat de kleuren “geel” en “rood” vaak stuivertje wisselen. Dat heeft te maken met de op– en ondergaande zon: zie noot I (1). Twee andere kleuren waar geen onderscheid in wordt gemaakt zijn “blauw” en “zwart”. En ook dat heeft te maken met de op– en ondergaande zon: de lucht is overdag blauw, maar ′s nachts zwart. Hoe er tussen “wit” en “zwart” wél onderscheid werd gemaakt hebben we gezien hierboven (noot 4), waarbij bij sneeuw aan wit werd gedacht en bij zwart aan de nacht, maar in dit geval ook uitdrukkelijk aan de zwarte aarde (de pas geploegde aarde in de lente) of aan de Zwarte Zee op de Kaukasus. Ik kan niet verklaren waarom groen in de Humorale Theorie geen rol speelt. Je zou verwachten dat er in een theorie, waarin de natuur centraal staat, veel aandacht voor de kleur groen zou zijn. Dat is nauwelijks het geval.
  17.          

  18. De vroegere namen komen van de Arabische site. Het Hoogtepunt zou je kunnen zien als het zenit van de zon, maar ook als een hoog aan de hemel stilstaande (roof–) vogel. De categorie “spuug” valt ook te vertalen met “In den beginne ……” een zinsnede waarmee menig religieus boek begint. In religieuze kringen is het altijd God die de mens vorm geeft door hem (met spuug) te kneden en met adem leven in te blazen. In sommige meer realistische vertalingen wordt van “spuug” sperma gemaakt, inderdaad bij bevruchting samengebracht met de eicel het begin van leven. Het voorkomen van dit begrip in de Humorale Theorie was voor mij de bevestiging van wat ik in noot VI zei over een vroege parallelle ontwikkeling van Islam en Christendom in de Middeleeuwen (verg. Slikkerveer, Medisch Pluralisme, pag 211 e.v.; Ullmann, Islamic Medicine, pag 52).
  19.          

  20. Voor cholerich vinden we bij de Zeven Doodzonden Ira, dat naast woede inderdaad standvastigheid inhoudt. Voor sanguinisch vinden we Avaritia, wat inderdaad iemand met een hoopvol, maar hebzuchtig gemoed aanduidt. Flegmatisch valt aan te merken als Luxuria, omdat de wellust (seks) zich kenmerkt door periodes van grote activiteit afgewisseld met periodes lome (ziekelijke?) kalmte. Ten slotte is de melancholie gekenmerkt door Traagheid (Acedia), omdat je uit perfectiezucht te voorzichtig bent. Vier Doodzonden zouden in de Humorale Theorie kunnen passen, maar van drie is opvallend genoeg geen sprake. En dat zijn niet de minste: Superbia (hoogmoed), Invidia (jaloezie) en Gula (vraatzucht). In de Libro de buen Amor zijn deze drie hoofdzonden de zonden waarvan onduidelijk is op welke plaats ze in de hiërarchie staan. Ze verwisselen met andere in belang van plaats in de vrij vaste hiërarchie van doodzonden. Je zou ook kunnen bedenken dat door het dubbelzijdig karakter van de doodzonden in de drie eruit gevallen doodzonden de schaduwzijden van de wel genoemde doodzonden tot uitdrukking komt. Probleem is dan wel dat je het beeld krijgt van een schaduw, waarvan de schaduw ook zelf weer een schaduw maakt: een schaduw van een schaduw.
            Het niet voorkomen van Superbia met als tegenwaarde Geloof in de Humorale theorie zou een verklaring kunnen zijn waarom Islamisten de Humorale theorie verwierpen. De Libro de buen Amor is uit de tijd van de Arabische overheersing van het zuiden van Spanje. De Humorale Theorie was onder Arabische geleerden in de mode, in die mate dat Islamisten (ook toen al) de theorie verboden (Sikkerveer: pag 211 e.v.)! Geloof kende volgens hen immers geen schaduwkanten. In de Libro de buen Amor komen maar liefst 9 doodzonden voor. Dit zou kunnen corresponderen met de 9 temparamenten waarover bij Pillsbury in de vertaling van Elgood van Tibb ulNabbi (Profetische Geneeskunde) van Bakr al-Suyuiti (geb. 1445 nChr) sprake is.
            Waarschijnlijk is dat je Superbia, Invidia en Gula helemaal niet met het Temperament (II) moet verbinden, maar met de kwaliteit Geest (V). Superbia bestrijkt dan twee instanties V–H en E (God en Koning), terwijl je Invidia met V–F (djinn/spoken/geesten) moet verbinden. Gula (vraatzucht) verbindt zich met de Duivel/Beëzebub ((V–G), zoals dat bijkt uit de analyse van het Berber verhaal op het blog van 3 juli 2017 en op de Wikipediawebsite over de Zeven Doodzonden staat aangegeven. Dit geeft het beeld van wat ik hierboven al zei dat de Zeven Doodzonden behalve hun eigen schaduwzijde ook op zich zelf in tweeën (4/3) waren opgedeeld of zoals Freud het later zou zeggen: van alles waarvan wij ons bewust zijn (Temperament: II), bestaat een onbewuste stimulans vanuit een geïdealiseerd Ego (van boven: V–H en E) of verdrongen Onbewuste (van onderen: V–F en G). We zien kortom in de struktuur van de Humorale Theorie al de wijze van denken in de freudiaanse psychologie terug. In onze tekening is dit het verschuiven en verbinden van de verschillende driehoeken ten opzichte van elkaar.
  21.          

  22. Bij Aristoteles zie je de parallel tussen zintuig en de richting waarin het “zinnelijke” zich beweegt. De geur stijgt op naar boven en de tast reikt naar beneden. Interessant vind ik de plekken waarop gehoor en zicht bijna permanent stilstaan. Horen gaat van beneden naar boven, en kijken doe je van boven naar beneden. Op de een of andere manier komt mij dit als bekend voor. De harmonie der sferen blijft tussen de verschillende instanties voortdurend hoorbaar. Bij uitbreiding zou je kunnen zeggen de gebeden stijgen maar langzaam van beneden op naar God in de hoge. Het omgekeerde is het geval als God zijn blik als in slow motion over het onderaardse laat schijnen. Ook dit is een permanent aanwezig kijken uit de hoogte naar beneden. Je ziet de werking van de spiraal van beneden naar boven en van boven naar beneden de kosmos doen bewegen als een groot ademend wezen.
  23.          

  24. In de Vaisheṣika corresponderen de zintuigen nog maar flauwtjes met de plaats die Aristoteles ze heeft toegewezen. Wat er eerder is, zou je kunnen opmaken uit eenduidige toekenning. Als er sprake is van een uitwaaieren van de verschillende zintuigen over de humorale instanties, dan lijkt dat het werk van de tijd, m.a.w. de Vaisheṣika is van een latere tijd dan de Griekse Humorale theorie. Dat lijkt een beetje tegen je eigen intuïtie in te gaan, maar er zijn ook andere aanwijzingen dat de Humorale Theorie niet uit het Oosten is gekomen, maar eerder vanuit het Westen via Perzië naar het Oosten! Een ervan is het ontstaan van de deductieve en inductieve redeneerwijze, die zijn oorsprong in Klein Azië lijkt te hebben. En inderdaad de pre-wetenschappelijke basis van de Humorale Theorie is die van deductie en inductie, een Grieks fenomeen! Dat het tegen de intuïtie ingaat, komt bijvoorbeeld door de plaatsing in dit schema van bepaalde lichaamsdelen als kernen van lichaamsenergie (borst, voorhoofd, navel en knie; de belangrijkste is per kolom in Hoofdletters geschreven). Dat heeft te maken met de Oosterse kijk op het lichamelijke functioneren, waarbij chakra′s een grote rol spelen. Dit idee is natuurlijk ouder dan de Humorale theorie. Maar in de Vaisheṣika worden sommige ideeën uit de Humorale Theorie opgenomen. Daarmee krijgt de Humorale Theorie het aanzien van ouderdom, waarmee het aan respect wint. Nu konden er maar vier plaatsen gelocaliseerd worden die overeen lijken te komen met de Chakra′s uit het Boeddhisme. Oorspronkelijk zijn het er vijf: men heeft er blijkbaar voor gekozen om er eentje op de borst te laten vervallen. Welke er is vervallen is mij niet duidelijk. Uit de Vaisheṣika komt wel duidelijk het idee te voorschijn dat de kosmologie van de Humorale Theorie in kaart is te brengen met kubussen en bollen, zoals ik heb gedaan hierboven. Maar dat is dus uit een veel latere tijd (6e eeuw na Chr) dan het ontstaan van de Humorale Theorie (8e eeuw vóór Chr). Het levert geen bewijs dat de Humorale Theorie van het begin af aan opgevat werd als weer te geven in een driedimensionale tekening. Gegevens daarover ontbreken nog steeds.
  25.          

  26. In de Marokkaanse traditionele geneeskunde speelt de Humorale Theorie nog steeds een rol. Dat blijkt o.a. uit het door Mohamed Boughali geschreven “Sociologie des Maladies Mentales au Maroc” (1988). Zowel uit de tabel op pagina 227 als die op pagina 258 is deze invloed op te maken. In ons schema van de kosmos van de Humorale Theorie is alleen de tabel op pagina 227 opgenomen, omdat die op pagina 258 al min of meer aan bod is gekomen in III, waar de kleuren die met de verschillende vochten samenhangen zijn besproken. De aanduidingen Barqane, Al Ahmer, Chamharouch/Al Abyad en Mourra/Mimoun doen vreemd aan. Als je naar een “vertaling” van Barqane kijkt dan zou de aanduiding kunnen samenhangen met iets als “bi–rkan” “met een hoek/hoekje” (ألركان – ألركينة), omdat de djinn (جنّ) zich ophoudt in de schouders. Nu gaan geesteszieken zich nogal eens in een hoekje terugtrekken en zitten allerlei geestjes nogal eens in hoekjes in de kamer. Misschien houdt het daar nu verband mee, maar de oorsprong zit echt in het zich ophouden van een geest in de schouder van iemand. De schouders zijn verlamd, krachteloos. Maar een hoek is ook kenmerkend voor een kruis, en wel het kwestbaarste kruis van de mens, de schaamstreek. Als deze demon zich hier vestigt, dan is er sprake van impotentie. Het noemen van de demon Barqane kan hierop wijzen. Al Ahmer (ألاحار) ”De Rooie” huist in het hoofd en uit zich in (zinloze?) redenaties. De Rooie slaat zijn schaduwrijke vleugels uit over de humor. Het woord “Chamharouch” heb ik niet kunnen vertalen; daarentegen is de geest (djinn (جنّ) met de naam Al Abyad (ألابياض ) duidelijk te vertalen met De Witte. Dit is ook de aanduiding van een veel bekender fenomeen: Aisha Qandisha, de vrouwelijke geest die mannen verleidt en verhindert dat ze trouwen. Er bestaat een associatie met “ei”, de oorsprong waaruit alles is ontstaan. Ten slotte de vertaling van Mourra (مورة) “De Achterste” heeft te maken met dat wat zich in de onnatuurijke werkelijheid ophoudt: de duivel, die wij in de Middeleeuwen nog met de naam Moenen aanduidden. Momenteel heeft het homosexuele associaties.

         

         

Een eerste indruk van dit schema, als je al scannend je oog laat gaan over de kolommen en rijen, is chaos. En in de Griekse zin was dit ook precies de bedoeling van zo′n schema. In het schema moest alles kunnen worden ondergebracht; het moest uitdrukking zijn van het totaal. Hoe je dit schema moet beschouwen, valt mooi op te maken uit het volgende citaat (Kilborne, Interprétations du rêve au Maroc.pag 62):

Je zou een overeenkomst kunnen zien tussen de manier waarop dromen worden beschouwd door vertegenwoordigers van de traditionele gezondeheidszorg in Marokko, en de manier in de Klassieke Oudheid om tekeningen op vazen weer te geven. Er is eerder sprake van een losse verzameling symbolen dan van een symbolische structuur. Er is geen sprake van dat de verschillende lichaamsdelen een “totaalbeeld” (tout) vormen, maar eerder van losse onderdelen apart die allemaal op zichzelf “levend” (vie) zijn. Van de personen op vazen in de Griekse Oudheid worden in de geometrische stijl de ledematen sterk geprononceerd: het leven zit in de ledematen en de gewrichten, die bij wijze van spreken het totaal losjes bij elkaar houden.……Het waren eerder de delen, die de Grieken in archaïsche tijden belang inboezemden, dan de coördinatie van de delen in een alles in zich verenigend concept: het lichaam

         

Het is duidelijk dat de filosofen uit de Oudheid meer belangstelling hadden voor de delen dan voor de eenheid die de delen met elkaar verbindt. Toch is dat een halve waarheid, omdat er wel degelijk naar mijn mening sprake is —tenminste bij Aristoteles — van een achterliggende structuur. Alleen niet zichtbaar gemaakt! Dat dit het geval is bij vertegenwoordigers van de traditionele gezondheidszorg blijkt hieronder uit het vervolg van dit artikel. Over deze zich verbeelde, achterliggende structuur gaat deze reconstructie. Verbeelding speelt een grote rol in die mate dat ik de filosofie van Aristoteles eerder beschouw als een vorm van meditatie, een vorm die je in de grappen van Moela Nasreddin van Aksihir te Turkije nog kunt terugvinden. Ze kennen beide — de filosofie van Aristoteles en de grappen van Nasreddin — dezelfde logische structuur!

         

Juist door het chaotische beeld dat de tabel oproept, is het mogelijk om alle vakjes die in de rijen en kolommen met eigenschappen zijn gevuld, leeg te maken. Gevuld of leeg maakt niet uit, wat overblijft is een karkas, een structuur die met van alles en nog wat kan worden gevuld! En afgaande op het feit dat verschillende eigenschappen op verschillende plaatsen in deze structuur voorkomen, kun je ook nog concluderen dat er in feite beweging in die structuur zit: de eigenschappen kunnen zich verplaatsen van het ene vakje naar het andere vakje van een totaal verschillende categorie. Komt dat dan niet doordat de tijd verwarring heeft gesticht in de manier waarop de tabel werd gehanteerd? Naar mijn idee gedeeltelijk, maar gedeeltelijk ook niet. De manier waarop de Zeven Doodzonden zich met twee verschillende categorieën laten verbinden, als “temperament” en als “geest” doet vermoeden dat er niet alleen van foute interpretatie sprake is, maar ook van verdieping in de zin dat wel degelijk de ene categorie met de andere in verband werd gebracht. Nog duidelijker is dat het geval tussen de categorieën “elementen (sap)” en “elementen (natuur)”. In dit laatste geval is het de geschiedenis, die een vertaling aanbracht van het basisconcept “atoom” naar de omringende natuurlijke verschijnselen. Dit denken veronderstelt een flexibele structuur, waarbij alle onderdelen voortdurend invloed op elkaar uitoefenen.

         

Wat maakt dit schema nou pre–wetenschappelijk? Er zijn mensen die denken dat het antwoord hierop moeilijk is. Dat is niet het geval. Het wetenschappelijke heeft namelijk slechts één heel duidelijk centraal kenmerk, waar dan ook ter wereld. Een wetenschappelijke theorie stelt een mens zelf in staat de wereld te besturen. In deze Humorale Theorie worden met andere woorden handvaten aangereikt om jezelf en je omgeving te beïnvloeden. Daar komen geen machten van buiten voor aan de pas. In een animatie van de Humorale Theorie en zijn werking kan ik dit het beste verduidelijken :

         

Ik en De kosmos

kosmos Speel

     

Klik op de button om de animatie te starten.

         

De “ik” zit natuurlijk onder de knop waarop je moet klikken, verstopt! Op grond van het bovenstaande schema en de beschrijving van de verschillende elementen is duidelijk dat de tekening met de spiraal, ook als je de Humorale theorie volgt en niet alleen volgens moderne inzichten, anders moet worden weergegeven. Deze aanpassing vereist de reconstructie van de Humorale Theorie, die hiermee duidelijk trekken krijgt van moderne natuurkundige theorieën. Het lijkt erop dat beide theorieën gebruik maken van eenzelfde paradigma. Hierbij moet je natuurlijk bedenken dat er veel losse eindjes zullen blijven, omdat nu eenmaal in de overerving van de theorie veel dingen op andere plaatsen kwamen dan in een opgeschoonde theorie tot uiting komen. Wat ik doe is de onderliggende structuur, het patroon dat tevoorschijn komt, op de voorgrond plaatsen. Misschien sla ik hierbij de plank helemaal mis, omdat ik verkeerde accenten leg. De rafelige randen gesystematiseerd kunnen misschien een ander beeld oproepen, dat ik nu nog niet zie. Ik moet het dus doen met het patroon dat zich nu aandient. De reconstructie van de Humorale Theorie moet in tekening de volgende aspecten beter voor het voetlicht brengen:

         

  1. Hou voor ogen dat er tussen de tabel en de eerste tekening met cirkels en vierkanten een verband is. In beeld moet dan worden gebracht dat onder de beperking van 7 hemelsferen en kubussen die hun pendant hebben in 7 fysieke lagen in een lichaam, er een voortdurende communicatie tussen de verschillende knooppunten mogelijk is. Dat houdt in dat er parallelle lijnen moeten worden getrokken aan die lijnen die in de platte tekening enkelvoudig staan getrokken. Zo ontstaan er gelaagde bollen en blokken, bollen en blokken voorzien van een soort sponzige spouwmuren. Algebraïsch moet het een derde macht zijn, omdat de verhoudingen tussen de blokken en bollen met de samenstelling Heet & droog, Heet & nat, Koud & nat en Koud & droog ten opzichte van de bollen en blokken met een enkelvoudige samenstelling van Heet, Droog, Nat en Koud inhoudsmaten opleveren: een derde macht kortom. De voortdurende communicatiemogelijkheid van het ene volume met “vloeistof” ten opzichte van het andere neemt de vorm aan van een ronddraaiend kristal, stereometrisch vorm gegeven als een ster. De animatie geeft dan de “osmotische” uitwisseling van de vloeistoffen weer als in een soort “zandloper” in voortdurende beweging op quantumniveau, steeds uit balans en zoekend naar een evenwicht. Ik zeg quantumniveau, omdat wij het nu zó zouden noemen. Immers alles speelt zich af op nano–niveau. Vroeger zou door de beoefenaren van de Humorale Theorie dit anders zijn aangeduid. Aristoteles noemde het evenals Empedocles “atomair”, waarbij onduidelijk blijft hoe klein dat nu wel eigenlijk is.
  2. Ieder vakje van elke categorie in de tabel ondergaat voortdurend invloed van de “osmotische” spouwmuren van de kubussen. In de animatie lijkt het alsof een bepaald paar blokken geen spouwmuren heeft. Dit is om weer te geven dat er blokken zijn met enkelvoudige sappen (Heet, Droog, Nat en Koud) en blokken met samengestelde sappen (Heet & droog, Heet & nat, Koud & nat en Koud & droog), net als in de eerste tekening er een afwisseling was tussen de driehoekige vakken om dat verschil aan te geven. Omdat een spouwmuur tussen twee kubussen zit ingeklemd, zijn er niet zes wanden, maar slechts twee wanden van de spouwmuur effectief in het veranderen van de balans van de humores, de sappen. Toch is er sprake van 4 kwaliteiten Heet & droog, Heet & nat, Koud & nat en Koud & droog, omdat de twee wanden naar twee kanten toe werken De wand laat door naar binnentoe en naar buitentoe. Dat maakt dat er vier mogelijke bewerkingen van de onbewerkte toestand in één vakje van één van de 7 categorieën plaats vindt. Elk vakje van een rij en een kolom in de zeven categorieën heeft zijn eigen sponzige spouwmuur met zijn eigen kenmerkende eigenschappen van Heet & droog, Heet & nat, Koud & nat en Koud & droog. Stel je voor dat alle 28 vakjes buitelen en kantelen op de manier van de animatie. Eenzelfde beweging maken de kolommen en rijen ten opzichte van elkaar, zodat er steeds uitwisseling is in de balans van de sappen ten opzichte van elkaar. In de animatie zien we maar één zo′n vakje.
  3. Verder zou de tekening moeten voldoen aan het van driehoek naar vierkant onder druk van de spiraalwerking vervormen van de 7 categorieën. Voor de vervorming gaat de stelling van Pythagoras (a2+b2=c2) niet meer op; je moet rekening houden met de kromme lijn van de lengte– en breedtegraden op een bol. Merkwaardig is dan dat het verschuivende zwarte vlak (zie animatie) over telkens 1⁄4 deel van de bovenste helft van de aardbol een driehoek vormt met 3 hoeken van 90°! Je kunt je voorstellen dat onder de vervorming van de voortschuivende driehoek over de aardbol, er uiteindelijk een soort kubussen ontstaan: er is ruimte tussen de echte strakrechte driehoek en de driehoek meegaand met het bolle oppervlak van de aarde. Als deze ruimte zich volledig naar alle kanten ontvouwt, ontstaat er een rechthoekig blok met verschil in lengte en breedte (zie animatie). Twee kubussen achter elkaar, omdat je je in een vierdimensionale ruimte met acht (23) nulpunten bevindt (zie de overwegend groene tekening met getallen in de animatie). Dit is dan, volgens mij, de weergave voor 7 categorieën: er zijn zeven vlakken, dat wil zeggen (2x½).23-1 (de min 1 staat voor de gedeelde wand, de spouwmuur, tussen de twee kubussen;de ½ staat voor de helft van 2 kubussen, dus de wanden van de 2 kubussen worden als 6 wanden +1 wand beschouwd.). Er zijn dus geen 8 categorieën, maar 7 (8-1) categorieën. De kubussen verdubbelen verwijst naar een eeuwenoude beroemde uitdaging om een kubus te maken met een volume dat tweemal zo groot is als het volume van een gegeven kleinere kubus. Dit houdt in dat de ribbe van de grootste kubus 3√2 maal groter is dan de eerste kubus (Cissoïde van Diocles: Het wiskunde boek, literatuurlijst).
  4. Omdat ik al 14 categoriën ken en er ongetwijfeld meer zijn, wil je een totaalbeeld krijgen, moet het aantal categorieën groter of kleiner gemaakt kunnen worden. In de zeven lagen (sferen) moeten ook bijvoorbeeld 14, 21 of 28 categorieën etc. onder te brengen zijn. Het basisgetal blijft 7, ook als je in het platte vlak een grotere tweede ring van rondbuitelende blokken om deze binnenring heen projecteert; natuurlijk bevinden zich in zo′n buitenring meer kubussen: bijvoorbeeld bij 14 (2x23-2; 2 gedeelde wanden) categorieën als je alleen de gekleurde kubussen telt, of 21 categoriën (3x23-3; 3 gedeelde wanden) als je ook de niet gekleurde kubussen meetelt. Deze kubussen en bollen in de buitenring hebben ook nog eens een grotere omvang. In het centrum zou je eventueel ook een kleinere binnenste binnenring kunnen maken, met dezelfde eigenschappen als die van de animatie, maar de bollen en kubussen hier zijn kleiner van formaat. De twee kubussen schuiven als het ware over de grens van de 2 kubussen in elkaar, maar blijven toch kubussen. De formule hiervoor is: (–2x½).23+1. De +1 en de -1 zijn de naden (de spouwmuren) waardoor de uitwisseling van de vochten plaats vindt: van Heet, Droog, Nat en Koud naar Heet & droog, Heet & nat, Koud & nat en Koud & droog. De -1 en de +1 wijzen op het delen van gemeenschappelijke wanden en de uitwisseling van sappen. Omdat ze gaan van min naar plus wijzen ze op een mogelijke vervorming, die ertoe leidt dat er op een gegeven moment van een taartpunt sprake is, die na verloop van tijd ruimte maakt voor een vierhoekig blok. De omvang van een taartpunt en een blok wordt ook nog eens steeds groter of kleiner, naar gelang ze in een buitenste of binnnenste sfeer bevinden: het zijn twee bewegingen tegelijkertijd. Kortom, naar beide kanten toe zit er in principe geen limiet: je kunt binnen één van de 7 omloopbanen het aantal kleinere of grotere bollen en kubussen oneindig uitbreiden. En ze kunnen een ongekende variatie aan patronen ontwikkelen. De getekende vakken van de categorieën , de patronen (figuren), kunnen inkrimpen en uitdijen, maar de omloopbanen zelf kunnen dat niet, die liggen vast en vormen echte grenzen. De uitwisseling van kwaliteiten is niet alleen binnen een omloopbaan mogelijk. Ook tussen sferen, bollen, is er uitwisseling, maar van een andere kwaliteit. Hier zit een raadsel van de Humorale Theorie: om welke aard kwaliteit gaat het als de uitwisseling als het ware op een hoger niveaau plaats vindt? Alles is doortrokken van variaties op hetzelfde patroon met als grondgetal het priemgetal 7. Mijn voorstelling van zaken is nog steeds heel erg mechanisch, precies zoals het past bij de beoefenaars van de Humorale Theorie, maar dat wil niet zeggen dat er een paradigmabreuk met het intreden van het tijdperk Einstein heeft plaats gevonden. De vorm verandert niet, maar de ideeën die we er aan ontlenen veranderen: we hebben het niet meer over Heet, Droog, Nat en Koud, maar over elementaire deeltjes met eigenschappen die men vroeger niet voor mogelijk hield.

  5. Als je in de animatie een spiraal wilt aanbrengen, dan loop je aan tegen wat ik het probleem van Escher heb genoemd, namelijk dat je tot het oneindige met het vermenigvuldigen ervan zou kunnen doorgaan naar buiten toe en naar binnen toe. Dit is in bovenstaande animatie niet in beeld gebracht. Werd te moeilijk. In de extra bijgevoegde tekeningen wordt in beeld gebracht wat het effect zou zijn als je een spiraal aan de animatie zou toevoegen: alle kubussen ondergaan een soort vervorming. Escher lukte de doorberekening hiervan in een tweedimensionale tekening (tekening links); bij vier dimensies valt dit wel te beredeneren, maar erg moeilijk in beeld te brengen. Moet overigens wel mogelijk zijn, als je aan de animatie met behulp van een algoritme nog een veelvoud aan tekeningen toevoegt. Het effect zou moeten zijn dat je een beeld krijgt dat al rondwentelend inkrimpt en weer uitdijt: een vorm van groei en verval. Was de eerste tekening te vergelijken met een Indische mandala, dit is te vergelijken met de manier waarop de fractals van Mandelbrot zich vermenigvuldigen. Je zou erbij kunnen denken, uitdijen onder invloed van het toevoegen van “water“ waardoor de boel uitzet, en inkrimpen onder invloed van het opdrogen door de warmte van “vuur”. “Lucht” en “koude” lijken mij andere effecten te hebben. Krom of recht trekken in het geval van “lucht” en verpulveren in geval van “koude”. Volgens Aristoteles zou verouderen een vorm van verpulveren, verdorren zijn, als van bladeren aan een boom, omdat vocht aan het lichaam wordt onttrokken.
  6. En natuurlijk moet het verstrijken van de tijd bij het verlopen van die vervorming aan worden gegeven. Dit wordt weergegeven door de (in de tekening willekeurige) snelheid waarmee de animatie zich aan ons voordoet. Het gaat hier dus uitdrukkelijk niet om een weergave, waarin gestreefd wordt verhoudingen uit de werkelijkheid weer te geven. Het gaat mij alleen om het beeld dat de humorale Theorie zich vormde als een imaginaire voorstelling om te kunnen concluderen welke stappen er in geval van een ramp of ziekte genomen moesten worden om de situatie te verbeteren. Ik denk dat zo′n verbeelding van de kosmos Thales van Milete in staat stelde om een zonsverduisering juist te voorspellen. Deze animatie leent zich daar echter niet toe, omdat de snelheid waarmee alles zich voltrekt zo duizelingwekkend traag (en tegelijkertijd snel) is in het ruimtetijdsbestek van Einstein dat dit niet in een animatie kan worden weergegeven. Maar de animatie op zich geeft wel een indruk van wat er zich in het hoofd van Thales afspeelde.
  7. De animatie verloopt in schokjes. Hiermee wordt aangegeven dat er een impuls nodig is om de stabiliteit van het geheel in een andere stand te brengen dan die welke volgens een normaal verloop bij het doorlopen van de spiraal van Archimedes het geval is. Aan deze impulsen werd in de Humorale Theorie veel aandacht geschonken in de vorm van verstoringen van de balans tussen de eigenschappen van de verschillende vloeistoffen.

         

Het resultaat zoals dat in bovenstaande animatie terug te vinden is, kent naast natuurkundige overwegingen, ook “esthetische” kanten, die ik niet op logische gronden kan verantwoorden:

         

  1. In een tussenfase komt er een vierpuntig kamwiel tevoorschijn. De bedoeling hiervan was het voortkantelen in de tijd hiermee in beeld te brengen. In Arabische verhandelingen in de Middeleeuwen werd zo′n kamwiel vaak gebruikt om de beweging aan te geven waarbij beweging van het ene wiel op het andere werd overgebracht. Dit is bijvoorbeeld in de verhandelingen van Al Jazari terug te vinden.
  2. Er vinden overgangen van de wereldbol naar de vierdimensionale verbeelding plaats om de voortgang van de vervormingen gestalte te geven. De verhoudingen ten opzichte van de wereldbol zijn volstrekt willekeurig. Ik gebruik de animatie als beeld, niet als berekening.
  3. De kleuren zijn anders uitgevallen dan oorspronkelijk de bedoeling was, nl rood, geel, wit en zwart. Om je tot die vier kleuren te beperken bleek ondoenlijk. Maar het verspringen van de kleuren geeft als in een zandloper aan hoe er “vloeistof” kon lopen van het ene vak (je) naar het andere.
  4. Het driehoekig vlak dat over de wereldbol verschuift, gaat in de tegenovergestelde richting van de loop van de kubus. Hiermee heb ik de spanning willen aangeven waardoor het heelal als het ware kan ademen, maar heeft geen enkele wiskundige relevantie.

         

Een ster (kristal) is een eerste indruk van deze animatie. De driehoeken (de punten van de ster) komen in deze vierdimensionale animatie ergens anders terecht dan in een tweedimensionale tekening zoals hierboven staat van de kosmologie van de Humorale Theorie. De driehoeken nemen de vorm aan van een ster, die uiteindelijk ook vierhoekige blokken kan voortbrengen. In principe blijft het dezelfde tekening bestaande uit cirkels (bollen) en vierkanten (kubussen). De platte tekening, zelfs als je er je verbeelding op loslaat, verhult hoeveel overeenkomsten er zijn tussen de Humorale Theorie en Moderne wetenschappelijke inzichten. De overeenkomsten komen veel meer tot hun recht in de vierdimensionale animatie.

         

Wie enigszins met de Big Bang Theorie van de humoristische serie op Veronica vertrouwd is, kent de recente natuurkundige theorie, de snaartheorie, van Brian Greene, omdat er in de hilarische gesprekken tussen de bollebozen met zekere regelmaat aan wordt gerefereerd. Onze rondwentelende ster heeft 4 dimensies (acht 0 posities: zie animatie); in Brian Greene′s heelal moeten zich minstens 10 dimensies ophouden, die al trillend de kosmos op hun plaats houden en in beweging zetten. Je zou kunnen zeggen dat onze verbeelding van de kosmos uit de Humorale Theorie aansluit bij de modernste natuurkundige inzichten. In het geval van Brian Greene bestaan de dimensies uit holle, elastische snaren die het ontstaan van de verschillende elementen (o.a. Higgs-deeltjes, gluonen, W– en Z– bosonen, neutrino′s en antineutrino′s) verklaren; in mijn geval uit een im- en exploderende ster met “sponzige, osmotische spouwmuren”, een beetje achterhaald misschien. De snaartheorie sluit beter aan bij de laatste wiskundige modellen in tekening gebracht door bijvoorbeeld de calabi-yau (links). De overeenkomsten met de afbeelding (rechts) uit Syrië uit de tweede eeuw nChr. (misschien joods of christelijk) vind ik echter frappant. Wat we in deze vergelijking terugzien is de vorm van een ster, net als in onze animatie.

         

         

         

         

Om zo′n ontwikkeling, om ontwikkeling überhaupt in beeld te brengen, is het nodig de platte tekening van cirkels en vierkanten volume te geven door er bollen en blokken voor in plaats van te maken. Misschien staat de animatie je in de weg, maar probeer je eens voor te stellen dat alle zeven bollen en alle kubussen voortdurend in beweging zijn en met elkaar kunnen communiceren. Een prachtig beeld, toch? En dit beeld past perfect in de moderne natuurwetenschappen. Het zou er in sommige opzichten zelfs op vooruit kunnen lopen. Ik denk daarbij aan de integratie van geestelijk én fysiek welzijn, en ook aan het niet alleen in opposities denken, maar in dubbele opposities (paarvorming?), zoals nodig is om een vierdimensionale ruimte te begrijpen. In andere opzichten loopt het beeld erop achter, vooral als je bedenkt dat er ondertussen nog veel kleinere elementen zijn ontdekt of de nulpuntsenergie van elektro–magnetische velden, om er maar een paar te noemen. Maar het beeld van de rondwentelende ster in onze animatie is er, volgens mij, niet mee strijdig! Voor mij is dat voldoende, omdat ik niet in staat ben om het verder te brengen dan de verbeelding van deze animatie van de werking van de Humorale Theorie.

         

Andere redenen waarom de platte tekening uit het begin niet voldoet. Ik wil eerst nog wél benadrukken dat de eerste tekening de basis blijft, waarop de animatie is gebaseerd. Ze voldeed alleen niet meer om het beeld dat uit de gegevens van de Humorale Theorie valt af te leiden goed in beeld te brengen. Bij de bespreking van de Zeven Doodzonden (categorie XI) bleek dat vier van de doodzonden in verband konden worden gebracht met de vier temperamenten (cholerisch, sanguinisch, flegmatiek en melancholisch). Drie van de hoofdzonden kun je eerder in verband brengen met de categorie Geest ( categorie V). Om deze gelaagdheid en de verschillende invalshoeken met elkaar te verbinden heb je meerdere dimensies nodig. Als je naar de Ayurvedische theorie kijkt, blijken er meer dan vier elementen te zijn. Naast de elementen vuur, lucht, water en aarde, bestaat er het element loze ruimte. Ook hier is sprake van over elkaar liggende lagen. Daarnaast bestaan er in de Ayurvedische visie 7 soorten “lucht”. Ook om dat weer te geven is een extra dimensie nodig: de tabel lijkt te kunnen kantelen. Een extra verband is nodig om te visualiseren hoe de zintuigen over de categorieën in de Humorale Theorie zijn verdeeld, bijv. in de verdeling van Aristotels (5 zintuigen) t.o.v. van die in de Vaisheṣika (5 zintuigen). De zintuigen hebben verschillende plaatsen; bovendien kent de Vaisheṣika een zintuig “aanraking” dat lastig te onderscheiden is van de “tast”. Dit alles wijst in de richting dat de architectuur van de Humorale Theorie niet zozeer als strak gescheiden kubussen in bollen werd opgevat, maar ook nog eens als met elkaar verweven en zwevend ten opzichte van elkaar in een (ademende) ruimte: vierdimensionaal! Of zelfs nog meer dan vier. De korte huivering in de animatie moet de trilling van de spiraal weergeven bij het in– en uitvouwen van de holtes als zich een impuls van verandering voordoet. De spiraal suggereert de osmose, het verband tussen de verschillende dimensies in zijn zoeken naar evenwicht.

         

Dit kantelen van kolom naar rij is ook in de Klassieke humor terug te vinden. Voor de humor valt op te merken dat je een ontwikkeling kunt constateren van sanguinisch (rood, venter (latijn): onderlichaam inclusief genitaliën) naar cholerisch (geel, hoofd), zoals ook Jean Verdon in zijn Rire au Moyen Age opmerkt. Jean Verdon doet dit naar aanleiding van de plaats van de monnik als nar in de Middeleeuwen. De ernstige monnik die het lachen was verboden, werd van zijn plaats verdrongen door de wereldgeestelijken die in hun preken steeds vaker gebruik maakten van intellectuele grappen en raadsels. Voorbeeld van zo′n grap: Wie is één keer geboren en twee keer doodgegaan? Lazarus! Wie heeft zijn nog maagdelijke oma verkracht? Kaïn! Waarom? Omdat Kaïn een lanbouwer was, het land ploegde en zijn zaad in zijn oma, de Aarde, zaaide. De Aarde was zijn oma, omdat Adam uit haar geboren was en Adam de vader is van Kaïn.

         

Het Boeddhistisch universum.

         

Beschrijving van de tekening

De tekening is overgenomen uit: Cosmologie bouddhique (origines et philosophie) van Akira Sadakata (zie literatuurlijst). In feite zien we hier dezelfde tekening als weergegeven in mijn eerste tekening. Er is één groot verschil: de cirkels zijn platte schijven die op elkaar zijn gestapeld, driedimensionaal voorgesteld. De vierkanten liggen op de bovenste schijf steeds kleiner wordend binnen elkaar, maar op elkaar gestapeld, ook als blokken driedimesionaal voorgesteld. De schijven liggen binnen elkaar, net als in mijn tekening de cirkels; de blokken liggen ook binnen elkaar steeds kleiner wordend, net als in mijn tekening. Maar alle schijven liggen absoluut los van alle blokken, op de laatste schijf en het eerste blok na. Het gaat om vijf schijven (niet zeven) en om zeven blokken. Waarom er vijf sferen zijn, is mij onduidelijk. Samen (schijven en blokken) zijn het 12 lagen, wat overeen kan komen met de twaalf maanden van het jaar. Het los van elkaar bestaan min of meer van de sferen en blokken, maakt mogelijk om de verhoudingen ten op zichte van elkaar los te laten. Dit model is een stuk minder claustrofobisch dan het mijne. Dat blijkt ook bij de berekening van de afmetingen. De hoogte van de Kring van Wind wordt berekent op 1.600.000 yoyanas: dat zijn 11.200.000 (11 miljoen 200 duizend) kilometer. De hoogte van de Kring van Water is door Akira berekent op: 8.000.000 yoyanas, wat ongeveer overeenkomt met 56.000.000 (56 miljoen) kilometer. Akira Sadakata streeft er met zijn model naar om in zijn afbeelding werkelijke verhoudingen weer te geven. Zijn al deze verschillen zó doorslaggevend om te zeggen dat we hier met een geheel andere voorstelling van zaken doen hebben? Ik vind van niet. Voor mij is van belang dat er gedacht is in breedte, hoogte en diepte (drie dimensies). En omdat hij het model in de ruimte projecteert, is er sprake van vier dimensies: al maakt hij geen melding van de veranderingen in de tijd, toch schrijft hij in de toelichting op de tekeningen over de veranderingen die in de ruimte én tijd plaats vinden. Dat maakt mijn tekening vergelijkbaar met die uit de Boeddhistische kosmos. Maar er zijn ongetwijfeld verschillen.

         

De idee tijd komt beter tot zijn recht in de betekende bamboekalender, die ik op Sumatra op het eiland Tuk-Tuk aantrof. Op basis van deze kalender werd bepaald, wanneer de rijst moest worden verbouwd. Maar belangrijker waren de maanden waarin niet getrouwd mocht worden. Ook waren de dagen erop aangeven waarop de langdurige feesten om de doden te eren met een poppenspel plaats vonden. De vondst is een veel uitgebreidere studie waard, maar hier voldstaat dat met behulp van de cirkelvorm van de bamboe en erop getekende vierkantjes precies staat weergegeven hoe de tijd verliep. Dit heeft toch veel weg van de Humorale Theorie. Als je deze vondst vergelijkt met de manier waarop de antropoloog Evans Pritchard studie maakte van hoe de Nuer van de Soedan tijd ervoeren, dan vallen de overeenkomsten tussen de theorie van Evans Pritchard, de Humorale Theorie en deze geanimeerde kalender op.

         

De tekening uit Cosmologie bouddhique (origines et philosophie) van Akira Sadakata doet denken aan een koppelingsplaat van een auto. Of, het vierkante deel: aan de processor van een computer. Deze assocaties zijn terecht, omdat we hier te maken hebben met de motor van het leven. Ik zal aan de hand van de nummers en namen op de tekening vertellen wat Akira Sadakata hierover zegt.

         

Wat valt er op de tekening van Akira Sadakata te zien?

  1. Jambudvipa is de zuidelijke aarde. Jambudvipa betekent volgens de schrijver “zuidelijke aarde”. In de vertaling is het woordje “daksina” (zuidelijk) weggevallen, waardoor het de betekenis zuidelijke aarde krijgt. Ethymologisch zou Jambudvipa zoiets als het Totaal (jam) uit Twee (dvi=twee) aarden (pa=aarde of bloemblad van de lotus?) kunnen betekenen, kortom Totaal van Twee Aarden. Een mysterieuze naam, die zinspeelt op een soort dualisme, twee polen waartussen spanning bestaat (“koud” en “droog”) onder invloed van een spiraal met als gevolg het ademen van de aarde zoals ik in de animatie vorm heb gegeven. Het humorale element is: aarde.
  2. Chakravada is een kring van bergen van ijzer, die verhindert dat het water uit de oceaan (zee) waarin de vier aarden (in elke windrichting één) dobberen, wegloopt in het healal. Het humorale element is: water.
  3. Purvavideha (purva=oosten), videha wordt niet vertaald en ik heb geen idee wat het zou kunnen betekenen. Het duidt de oostelijke aarde aan. Deze aarde zou iets met vuur (pur) te maken kunnen hebben, omdat de zon als en vuurbal in het oosten opkomt. Het mogelijke humorale element is: vuur.
  4. Mont Sumeru, de berg Sumeru, is de spil waar alles omdraait. Hier zien we terug dat bergen in religies een grote rol spelen. Volgens Akira Sadakata, zou het een berg in het noorden van India kunnen zijn: de Himalaya? Zou je dit het element “lucht” kunnen meegeven? Helemaal aan de basis staat de Kring van Wind, wat je ook met “lucht” in verband zou kunnen brengen. Bestaat er een verband tussen deze buitenste ring aan de basis en de spil van het heelal in deze kosmologie? Mogelijk humorale element is: lucht.
  5. Uttarakura, de aarde in het noorden. Uttarakuru (bet. uttara=noorden), kuru wordt niet uitgelegd, maar betekent waarschijnlijk of bol (verg Ar. kura!) of cilinder.
  6. Aparagodaniya (bet. apara=westen), weer wordt go–daniya niet uitgelegd, maar afgaande op de overeenkomst met het Arabisch houd ik het erop dat “daniya” zoiets betekent als “wereld” of “heelal” of “sterrenstelsel”. Net als het oosten zou het westen mogelijkerwijs het humorale element “vuur” kunnen zijn. In het ene geval aangeduid met “pur” (oosten) en in het andere geval met “par” (westen).

         

Waar het mij om begonnen is, is dat de vier aarden in de vier windstreken, niet zomaar aarden (bollen!) zijn, maar dat ze alle vier over verschillende kwaliteiten beschikken waardoor er een bepaalde werking (energie) uitgaat van deze vier polen ten opzichte van elkaar. De vier elementen “vuur” (oostelijke en westelijke aarde), “lucht” (berg Sumeru), “water”(een ijzeren kring van water) en “aarde” (zuidelijke aarde, die “koud” en “droog” is) lijken de ingrediënten en maten te zijn die het heelal in evenwicht moeten houden. De verdeling van de elementen is verschillend van de Humorale Theorie, maar heeft wel eenzelfde effect. Ook deze verdeling suggereert een denken in diepte, breedte en hoogte geprojecteerd in de ruimte, absoluut geen plat vlak. De berg Sumeru in het midden doet niet alleen aan de Sumeriërs denken, maar door zijn plaats in het heelal vooral aan de berg Fuji in Japan. Omdat uit de literatuurlijst van Akira Sadakata blijkt dat er vrijelijk van boeddhistische, hindoeistische en shintoïstische bronnen gebruik is gemaakt, maar vooral shintoïstische, waardoor een Japanse interpretatie op de loer ligt, heb ik wel enige inhoudelijke bedenkingen. Valt het shintoïsme zonder meer in te passen in het boeddhisme?

         

Blijkbaar hebben mensen het verlangen om de werking van het heelal te concretiseren en er in de architectuur een gebouw van te maken. De architectuur van dit model is in menige stupa terug te vinden. Akira Sadakata geeft als voorbeeld een tempel, stupa, in zuid-oost India: Nagarjunakonda te Andra Pradesh. Maar dezelfde verhoudingen van vierkanten en cirkels is terug te vinden in de architectuur van de Aya Sofia in Istanbul, in de Blauwe moskee van Sinan en de Dom van Aken. Deze gebouwen hebben op hun beurt weer model gestaan voor andere kerken, moskeeën en stupa′s. In de verhoudingen van de verschillende onderdelen met elkaar komt het evenwicht, de symmetrie tot stand dat leidt tot een betere wereld en individuele gezondheid. De ervaring van dit evenwicht komt voort uit de metrische verhoudingen in de architectuur, gebaseerd op de Humorale Theorie.

         

De Openbaringen van Johannes

         

Mij heeft het meest tot de verbeelding gesproken de passage uit de Openbaringen van Johannes (21:15-19) waarin de evangelist beschrijft, hoe het Nieuwe Jeruzalem, waarin de gelovigen gehuisvest zullen worden, eruit ziet. Uit deze mystieke ervaring valt op te maken, hoe in het verleden door gebruik te maken van de geestelijke verbeelding het mogelijk is zich vierdimensionale beelden te denken. Het Katholieke Nieuwe Testament (Spectrum, zestiende druk) op basis van een Griekse grondtekst met commentaar, licht deze passage als volgt toe:
De stad wordt voorgesteld als een reusachtige pyramide met een vierkante basis, die om de wereldberg is heen gebouwd. De ontzaggelijke uitgestrektheid van de hemelse stad (8880 km in de omtrek) geeft een treffend beeld van het grote aantal der uitverkorenen, die ze bevat.”.
In deze voorstelling komen we het probleem tegen, dat de vierhoekige stad om een (ronde) berg heen is gebouwd, m.a.w. het vierkant omsluit de cirkel. Net als de Mont Sumeru in het boek van Akira Sadakata staat de berg in het midden van de kosmos en wordt ook deze berg omsloten door een vierkant. Verder dringt het idee aan de Gulden Snede zich aan mij op, doordat in de Johannes tekst sprake is van een “gouden roede”. Zoals uit het vervolg blijkt, komt ook het getal 12 terug in de beschrijving van deze prachtige hemelse stad met humoraal theoretische kenmerken.

         

En die met mij sprak, had een gouden roede als maatstaf om de Stad, haar poorten, haar muur te meten. De Stad nu was vierkant, haar lengte en breedte gelijk. Hij mat de Stad met de roede: twaalf duizend stadiën, lengte, breedte en hoogte gelijk. Hij mat ook de muur: honderd vier en veertig (12 x 12) el naar mensenmaat, aan engelenmaat gelijk.
De bouwstoffen van haar muur waren van jaspis - De Stad zelf was van zuiver goud, gelijkend op helder kristal – De grondvesten van de muur der Stad waren met allerlei kostbare stenen gesierd. De eerste grondvest was jaspis, de tweede saffier, de derde chalcedoon, de vierde smaragd, de vijfde sardonix, de zesde kornalijn, de zevende chrysoliet, de achtste beryllus, de negende topaas, de tiende chrysopraas, de elfde hyacinth, de twaalfde amethist - De twaalf poorten waren twaalf paarlen; iedere poort op zich een parel. – Het plein der Stad was louter goud, doorschijnend als kristal.

         

Om dit te begrijpen heb ik erg veel aan het Arabisch gehad. In het Arabisch hebben de verschillende edelstenen namelijk een naam met kleur. Ik geef hier de gewone kleuren weer, maar je moet erbij bedenken dat deze kleuren alle doorzichtig zijn, zodat je een sprookjesachtig kristallen doorzichtig kasteel voor ogen getoverd krijgt. Deze tempel had zomaar een van de prachtige kastelen uit de Duizend en Een Nacht kunnen zijn. De vertaling uit het Arabisch was voor de volgende edelstenen van belang: Ook de overige bouwstenen zijn gekozen om hun kleur: goud (geel), jaspis (rood), (berg)kristal (doorzichtig kristal), beryllus, zirkoon, —in het Perzisch wordt de gele zirkoon hyacinth genoemd: ik heb hier getwijfeld tussen geel en turquoise —, en de door de kleur bijna onleesbare amethist (violet). Door de gekleurde teksten te selecteren met de muis, wordt de tekst leesbaar. Alle bouwstenen gekozen vanwege hun kleur, zoals dat in een heldere droom zich aan iemand met een grote kennis aan mineralen, edelstenen, kristallen en edele metalen kan voordoen. Johannes had deze kennis. Waar hij die kennis vandaan had en waarom hij hem bezat is onduidelijk.

         

Dat kunnen we als volgt tekenen, om de overeenkomst met Boeddhistische kosmologie te verduidelijken:

         

In de tekening vinden we niet alleen de vier basiskleuren uit de Humorale Theorie terug; er zijn veel meer kleuren, alle kleuren schitteren en sommige zijn doorzichtig. Dit is nodig om het claustrofobisch aspect op te lossen dat in de Boeddhistische kosmologie was opgelost door de bollen en kubussen los van elkaar te zien, maar hier weer optreedt, doordat de samenstellende delen binnen elkaar vallen. Ik heb op het dak van de pyramide op een nogal kinderlijke manier sterretjes getekend, waardoor het geheel niet alleen iets wegkrijgt van de Amerikaanse vlag en Captain America (stripverhaal). Waar het mij eigenlijk om begonnen is, is de suggestie dat je de stad in het heelal moet projecteren. De poorten zijn 12 in getal. Je zou de vier driehoeken als de flanken van de pyramide kunnen beschouwen. De dwarsstrepen uit de Alchemie staan dan inderdaad voor de kant waar de zon opkomt of ondergaat. De 12 is op te delen in 6 kleuren, waarbij in het Arabisch is aangegeven welke kleur bedoeld is en 6 kleuren waarbij dat niet het geval is. Dat zou iets te maken kunnen hebben met dag en nacht, maar daar heb ik geen echte aanwijzingen voor gevonden.

         

Vergelijk dit beeld uit de Openbaringen met onderstaand plaatje uit de traditionele Marokkaanse geneeskunde. Waarschijnlijk is onderstaande afbeelding één van vier afbeeldingen, die aanwijzingen gaven aan een “geneesheer” wat hem te doen stond als hij werd geconfronteerd met een bepaalde ziekte.

         

Klik op de eerste afbeelding voor een vertaling; de nummers op de tweede afbeelding corresponderen met de vertaling.

Dit zou één deel van vier panelen kunnen zijn, die gezamenlijk een pyramide vormen met als basis een vierkant. Ook op deze tekening komt een driehoek voor met een streep er dwars doorheeen, net als gebruikelijk was in de Alchemie. Daar valt uit af te leiden dat dit plaatje samenvalt met het Alchemistische teken in IX-E voor lente, bestaand uit Heet & Nat – elementen. De drie andere driehoeken laten zich als vorm raden, maar het zou interessant zijn te weten wat erop stond. Helaas. Waarschijnlijk hebben we hier te maken met wat Ibn Khaldoun een Zaïrja noemt. Hoe dat werkt kun je in het gelinkte stuk hierover lezen. In de Arabische tekst van het paneel hierboven komen aanduidingen (klik op de rechter afbeelding) voor, die passen in de kolom “Heet & Nat”, maar ook zinnen die waarschijnlijk meer met de inwijding in een bepaalde secte te maken hebben dan met de Humorale Theorie. Opvallend is in welke mate de algehele Islamitische indruk het hellinistische erfgoed verbergt. Een Christelijke variant is te zien in de hiernaast afgebeelde tekening die op de website is te vinden over de esoterische Duivelskunsten, waarschijnlijk uit de tijd van Paus Honorius I. De tekeningen met Arabische tekst en die van paus Honorius leunen op de Hermetische wereldaanschouwing, die geïnspireerd is door Orfische sectes uit de Klassieke Oudheid. De Hermetische wereldaanschouwing, met als inspiratiebron Orfeus, komt uitgebreider in een stuk over de Kuifleeuwerik aan de orde, dat u hier kunt aanklikken voor verdere informatie.

Dit is een heel bijzondere tekening, die als het klopt wat ik eruit kan opmaken, waarschijnlijk als eerste voorbeeld een tekening uit de 4e–7e eeuw na Christus kende. De fontein of twee boogjes (zie ook website de Gulden Snede) onderaan op de tekening, staat namelijk voor twee planeten. Welke planeten is onduidelijk, omdat dat afhangt van waar de tekening werd toegepast. Je zou in de boogjes de poorten uit de Openbaringen van Johannes kunnen zien. Omdat er waarschijnlijk vier van zulke tekeningen zijn geweest en de bolletjes steeds een kwart opschoven net als het kwart in de animatie, is er sprake van 8 planeten en in het midden daarvan de aarde. Kortom eigenlijk is er sprake van negen planeten. En mocht u meer willen weten waarom dit zo bijzonder is, klik dan op de link onder bijzonder! Volgens categorie XIV, de Marokkaanse traditionele geneeskunde, is van belang het “ei”, als ontstaan van het heelal. De Orfische wereldaanschouwing dacht zich ook het “ei” als teken waaruit alles is ontstaan, en waaruit alles steeds weer herschapen wordt. Aisha Qandisha zou een vertegenwoordigster van een Orfische wereldaanschouwing kunnen zijn, die tot ver na de Middeleeuwen is blijven bestaan. Is de in het wit geklede Aisha Qandisha eigenlijk Euridice, de verblindend mooie vrouw naar wie Orfeus niet mag omkijken op hun weg uit de onderwereld naar de levende werkelijkheid? En hij kan zich niet bedwingen, hij kijkt toch en alles is verloren. In Humoraal Theoretische zin zou je kunnen zeggen “het wit” is zo dominant in Eudice aanwezig dat het Orfeus verblindt, zodat hij haar niet meer kan zien. Een hypnose, voordat Freud de hypnose propageerde ? Een geweldig betekenisvol verhaal. Vandaar dat we Aisha Qandisha nu nog steeds kennen?

         

In de Muqaddima van Ibn Khaldoen vinden we in het Eerste Boek onder de titel “Za′iraja” {pag. 182 – 186) een mogelijke uitleg bij de tekening uit de traditionele Marokkaanse geneeskunde uit de 14e eeuw. In het Derde Boek van de Muqaddima vinden onder dezelfde naam een uitgebreide bespreking van deze geneeskunde–wijzer. Ik heb een eigen vertaling gemaakt van de eerste tekst. De tweede tekst is zo warrig dat ik er geen touw aan vast kan knopen. Misschien als ik er echt voor ga zitten dat ik het bij benadering begrijp, maar dat is in dit verband niet belangrijk. Want hier gaat het erom dat deze geneeskunde–wijzer ingepast kan worden in de Humorale Theorie en mijn reconstructie ervan. In dat geval voldoet de eerste tekst. Bij de vertaling is gebruik gemaakt van de vertaling uit het Arabisch in het Frans van Vincent Monteil (zie literatuurlijst) en de vertaling uit het Arabisch in het Engels van Franz Rosenthal (zie literatuurlijst). Uit de bespreking van de “Za′iraja” door Ibn Khaldoen blijkt, dat de losse letters niet zozeer verwijzen naar Koranhoofdstukken en teksten, maar tussenwerpselen zijn om een antwoord op een gestelde vraag te krijgen. Voor meer informatie hierover verwijs ik naar de bijlage “Za′iraja”.

         

Waarom is deze tekening een bevestiging van mijn recontructie in bollen en kubussen van de Humorale theorie?

         

Hoek van inval

         

Van lijn naar driehoek Speel windroos Speel

         

Klik op de buttons om de animatie te starten of te stoppen (de tweede keer 2x klikken) Uit de twee animaties naast elkaar valt de overeenkomst op te maken tussen de oude Marokkaanse tekening gebruikt in de traditionele geneeskunst en de andere animatie (ontleend aan de website van Brian Greene) die weergeeft hoe het beeld verandert onder invloed van de plaats waar je staat. Dat gaat natuurlijk verhevigd op als je je voorstelt dat je van jouw plek op aarde in de overige “hemelen” hierboven kunt kijken. Er zijn als het ware kieren waar je doorheen kunt kijken op zoek naar genezing. De kier heb ik in de Marokkaanse tekening met een groene punt ingekleurd. Ook wiskundig bestaan er zulke kieren, bijv. in een zogenaamde magische driehoek. De punt van de ster is niet alleen een gelijkbenige driehoek (in het Frans “équilatérale” = gelijkbenig in de betekenis van evenwichtige) die onder druk van de verende spiraal van driehoek in een vierhoekig blok verandert, maar draait ook nog eens rond als een windhaan. Uit de oude Marokkaanse tekening valt op te maken dat men zich dat voor de geest kon roepen om als het ware krachten achter een ziekte, ongeluk of ramp te kunnen “zien”. Om de verbeelding op gang te brengen gebruikte men een abstracte weergave van de vierdimensionale kosmos. Uit de tekening valt op te maken, dat men wiskundige precisie gebruikte om die kier die toegang tot de andere sferen verschafte te vinden. Of er in het Marokkaanse voorbeeld ook sprake is van afgemeten verhoudingen tussen de verschillende omloopbanen en planeten is onduidelijk. In het Boeddhistische voorbeeld is dat wel duidelijk het geval, maar dan is het ook zó dat het Hindoeïsme altijd geobsedeerd is geweest met de duur van ons wereldlijks bestaan (het verstapelen van ringen over drie verschillende polen). Het heelal speelde een grote rol in het berekenen van richting en grootte van tempels. Er zijn mensen die zeggen dat de Egyptische pyramides gebouwd zijn door mensen uit Thailand. De rekenmethodes waren Indisch. Ook de plek onder de sterrenhemel was niet willekeurig.

         

De grappen, net als de tekeningen hierboven, zijn middelen om de verbeelding op gang te brengen. Het gebruik van drugs (meestal hasjiesj) had dezelfde bedoeling. Deze prikkel moest ertoe leiden om een uiterlijk universum naar binnen te halen om te kunnen “zien”, te “schouwen” , om zich met wiskundige precisie te kunnen voorstellen wat er te gebeuren stond in de naaste en verre toekomst.

         

Kritiek.

         

Zelfs zonder ergens expliciet op te wijzen is duidelijk dat er veel op Humorale Theorie valt op te merken. Ik wil daartoe een krantenartikel aanhalen uit 1907 (tevens samenvatting Humorale Theorie):

Zaterdagavond werd in Artis vanwege bovenstaande Vereeniging (van antropologen) de laatste voordracht over «Beschavingstoestanden in Nederland gedurende de 17e eeuw» gehouden. Als spreker trad op Prof. Dr. E. C. van Leersurn, van Leiden, met het onderwerp: «17e en 18e eeuwsche geneeskunde».
          De spr. herinnerde eraan dat de geneeskunde gebaseerd is geweest op de oud-Grieksche leer der humores, of lichaamssappen, als welke beschouwd werden de gele en de zwarte gal, het slijm en het bloed. Volgens de geldende leer hing de gezondheid af van een behoorlijke verdeeling en menging dezer vochten. Schoot de natuur te kort, dan moest de geneesheer haar te hulp komen door de kwade sappen af te zonderen en den vochtstroom weder in de natuurlijke bedding te leiden. Uitvloeisel van dit leerstuk waren middelen als de aanwending van de klysteerspuit (een vinding van den Hollandschen anatoom Reynier de Graaff), het aderlaten en het braakmiddel. Lodewijk XIV, en op zijn voorbeeld tout Paris, waren aan het eerstgenoemde instrument (klysteerspuit) verslaafd en het gaf in die dagen o.a. aanleiding tot een belangrijk proces, dat gevoerd werd over den prijs van 2190 lavementen, die Mej. Etiennette Boyeau den kanunnik Francois Bourgeois toediende.
          Van het aderlaten is heel wat misbruik gemaakt. De Engelsche arts Sydenham had er o.a. een uitgebreide praktijk aan te danken en de bloeddorstigheid der artsen bereikte haar toppunt in het begin der 18eeeeuw, vooral te Parijs; bloedzuigers deden in die dagen opgeld; in één jaar tijd bedroeg de leverantie daarvan aan de Fransche hospitalen meer dan 700,000frs. Boulland, die de aanleiding der ziekten weet aan de veranderingen in de bloedvaten, deed vier tot zeven aderlatingen bij longontsteking, ongerekend nog een kleine honderd bloedzuigers en een groot aantal koppen — geen wonder, dat zijn patiënten letterlijk baadden in hun bloed.
          Van het andere geneesmiddel, het braakmiddel, wilde men aanvankelijk weinig weten, zelfs werd een Parijsch arts, Turquet de Mayenne, die het veelvuldig toepaste, op gezag der medische faculteit verbannen en de Heidelbergsche studenten moesten, als zij hun arts-diploma kregen, een duren eed zweren, dit middel niet te zullen toepassen. Doch toen 100 jaar later Lodewijk XIV aan braakwijnsteen zijn herstel toeschreef, kreeg het middel opeens den naam van een panacee. Ook kende men de maagpomp, een uitvinding van Dr. Jukes, die vooral in Engeland een gunstige ontvangst had. Al deze middelen waren «les rémèdes à tous maux».?
          Behalve op de leer der humores dreef de geneeskunst der 17de eeuw op de iatro-mechanische en de iatro-chemische richtingen. De eerste dankt haar aanzien aan de materialistische wereldbeschouwingen der Grieksche wijsgeeren Demokritos en Epicurus, volgens wie alles uit de materie is ontstaan en de geest slechts is het product van bijzondere rangschikkingen en bewegingen der kleinste stoffelijke deeltjes, de atomen. Vanuit dat standpunt beschouwd, vormden de vaste deelen des lichaams het substract, waarin de levens– en ziekteprocessen plaats grepen. De weefsels dacht men zich opgebouwd uit zulke fijne atomen, die een stelsel van poriën vormden, waarin weer andere atomen zich bewogen. Die onbelemmerde beweging was een voorwaarde voor goede gezondheid. Hier had men dus een zuiver mechanische verklaring der levensprocessen en der ziekten.
          Ook van koffie, chocolade en tabak was Bontekoe een groot voorstander. Hij zegt dat de vrouwen van het Gooi en van Noord-Holland op het rooken verzot zijn.

Dit zijn nog maar een paar consequenties van de Humorale Theorie. Kritiek op de theorie ligt dan ook voor het oprapen. Die kritiek bestond waarschijnlijk al vanaf het begin van de formulering ervan. Voor mij is dit echter geen reden om het kind met het badwater weg te doen. Voor mij geldt dat de basis, het evenwicht in de natuur, een belangrijk uitgangspunt is voor de manier waarop wij met onze aarde willen omgaan. Je moet leren van de fouten die gemaakt zijn. De merkwaardige gevolgtrekkingen uit de Humorale Theorie hebben één positief ding gemeenschappelijk: ze putten niet de natuur uit door erop te parasiteren. Het zijn vaak mechanische middelen die worden ingezet. En wij zouden moeten beseffen dat nu onze mechanische middelen zulke omvangrijke schade aan de natuur kunnen aanrichten, dat alles weer veel meer naar menselijke maat zou moeten worden ingericht. De medicijnen die werden gebruikt, waren vaak weinig effectief, dat wil niet zeggen dat ze allemaal, zoals wij nu doen, chemisch moeten worden geproduceerd. Veel natuurlijke middeltjes werken net zo goed als dure medicijnen. Helaas is veel kennis hierover verloren gegaan, doordat men met een ‘belachelijk’ verleden moest afrekenen. En de tijd geneest zelfs alle kwalen, soms met de dood. De Humorale Theorie is een zwarte pagina in onze geschiedenis, en daarom wordt er weinig aandacht aan besteed. Ten onrechte.

         

Grappige voorbeelden

         

Een van de belangrijkste voormannen uit de Humorale Theorie heet Hippocrates, een naam meestal vertaald met “paardentemmer”. De volgende grap komt uit de Klassieke Oudheid, maar heeft ondertussen zoveel veranderingen ondergaan dat wij hem nauwelijks meer als zodanig herkennen:

Jeha gaat zijn zieke vader bezoeken, en hij is net op tijd om de arts te zien binnenkomen. De man is er minder dan een minuut, en de snelheid van de diagnose verbaast hem.. Eerst kijkt de arts naar de tong van de patiënt, pauseert even en zegt dan: “Je hebt onrijpe (groene) appels gegeten. Hou hiermee op, over een paar dagen zal je beter zijn.” Jeha vergeet verder alles, kijkt niet meer naar zijn vader om en volgt de arts naar buiten. “Vertel me,” zegt hij buiten adem, “vertel me, alsjeblieft, hoe doet u dat zo snel?” “Dat is vrij eenvoudig,” zegt de arts, “als je ervaring hebt in het onderscheiden van verschillende toestandsbeelden. Kijk, zodra ik wist dat uw vader maagpijn had, zocht ik naar de oorzaak. Toen ik de ziekenkamer binnenkwam, zag ik een hoop klokhuizen van groene appels onder het bed liggen. De rest ligt voor de hand.” Jeha bedankt hem voor deze les in artsenij.
         De volgende keer als hij zijn vader bezoekt, doet zijn moeder de deur open met de woorden: “We hebben geen wijsneus nodig, we hebben alweer de dokter nodig: je vader heeft maagpijn!” “Denk maar niet dat een wijsneus geen arts kan zijn,” zegt Jeha, terwijl hij zich een weg baant naar de kamer van de zieke. Zijn vader ligt te kreunen en te steunen in bed. Jeha stapt regelrecht op hem af, kijkt onder het bed, en roept zijn moeder in de kamer: “Niets ernstigs, ” zegt hij. “Over een paar dagen is hij weer de ouwe. Maar je moet ervoor zorgen dat hij zijn gewoonte om zadels en teugels te eten beperkt.”

         

Ik zal de kritiek op de Humorale Theorie die hier op allerlei manieren in doorklinkt aan uw eigen fantasie overlaten. Een aspect van Klassieke Humor wil ik nog wel onder uw aandacht brengen, namelijk de rol van de kleur rood in de Humorale Theorie. “Rood” heeft in tegenstelling tot “groen” een belangrijke rol gespeeld in de humor ontleend aan de humorale theorie. “Rood” had de betekenis “energiek en gezond”: om de stress te verminderen werden er grappige verhaaltjes voorgedragen uit boeken voor het verlichten van de (hoge) bloeddruk. De kosmische oriëntatie van “rood” was op het zonnige zuiden. Ook was er een djinn, een geest die bekend stond als “de rooie”. Deze djinn had zich erin gespecialiseerd het hoofd (de verstandelijke vermogens) aan te vallen én te beschermen. De “rode” grap doorbrak het rechtlijnige denken, verzette je gedachten en was goed voor de gezondheid. Maar het kon ook in een te grote mate aan– of afwezig zijn, wat in beide gevallen betekende dat je gek was, bezeten door de rode djinn (wijn, maar ook blozen, schande en schaamte, verbranden door de zon, maar ook het ontbreken van het rode in de kleur van een overledene, een witte tong).

         

In andere voorbeelden wordt Hippocrates met naam genoemd. De voorbeelden zijn uit het boek The laughable stories van Bar Hebreaus, waaraan ik al enige tijd terug in een blog aandacht heb besteed. In het blog is nog geen aandacht besteed aan een van de woordspelingen op zijn naam Farazj (فرج): iets anders uitgesproken als Faras (فرس) betekent het in het Arabisch “paard”. Dat zou dan nog weer te maken kunnen hebben met dat zijn vader dokter was, een volgeling van Hippocrates. Deze grappen staan nog niet op de drie blogs over Bar Hebreaus.

Verhaal nummer LX, p. 16. (Eigen vertaling uit het Latijn):
Dezelfde filosoof (Hippocrates) zei: Slechts om twee redenen is het geoorloofd gemeenschap met een vrouw te hebben: natuurlijk als echtgenoot én in de grond van het graf.

         

Als we deze grap vergelijken met een eerder in dit artikel genoemde grap over de incest van Kaïn dan past deze grap duidelijk in de geschiedenis waarin wereldgeestelijken (niet monniken en paters) geleidelijk aan het taboe op humor in de katholieke kerk doorbraken. In de protestantse kerk bleef het taboe op humor tot op de dag van vandaag. De scheiding tussen kerk en staat, maar ook tussen geloof en artsenij diende zich aan. En dat valt uit de rol die humor door de tijd heen heeft gespeeld op te maken.

         

Verhaal nummer CCCXXVII, p. 80: DOKTERS (Eigen vertaling uit het Latijn):
Zei een dokter op de vraag van iemand, waarom hij nooit met vrouwen geslachtsgemeenschap kon hebben: “Eet vlees, drink wijn, omdat deze geneesmiddelen het onderlijf tot liefde prikkelen, houd je bezig met onbeschaamdheden en frivoliteiten, aldus zul je echt als man kunnen presteren.”

         

Verhaal nummer CCCXXVIII, p. 80. (Eigen vertaling uit het Latijn):
Bij de dokter: iemand had gezegd: “Ik wil behandeld worden voor luidruchtige opzwellingen vanuit mijn buik en winderige boeren”, waarop de dokter antwoordde: “Scheten die er niet uit kunnen, zorgen voor een opgeblazen gevoel in de buik; wat de winderige boeren betreft, heb ik tot nu toe niet kunnen vaststellen wat het zijn.”

         

Ik kan niet nalaten erop te wijzen, hoe weinig er in 1500 jaar tijds veranderd is! En dat terwijl we denken over heel andere dokters en medische wetenschap te beschikken.

         

Conclusie

         

Wat heeft dit artikel laten zien? Het gaat om de ordening aan de hand van de eigenschappen Heet, Droog, Nat en Koud van 7 verschillende soorten natuurverschijnselen, ondergebracht in een tabel van 14 rijen en 4 kolommen. Dit heeft geleid tot een vierdimensionale tekening, waarin op knooppunten deze eigenschappen als in communicerende vaten lading van meer of minder Heet & droog, Heet & nat, Koud & nat en Koud & droog uitwisselen. Vanuit een formalistisch standpunt zou je kunnen zeggen dat er geen sprake is van van een paradigmabreuk tussen de natuurwetenschappelijke theorie van toen en die van nu. Ze liggen in elkaars verlengde. Wat veranderd is, is niet het paradigma, maar de techniek waarmee we onze gedachten kunnen visualiseren. Verder denken we nog op precies dezelfde manier als vroeger!

         

We kunnen tot een opvallende constatering komen: in de humorale theorie is de humor opgenomen als een belangrijke invalshoek op het wereldgebeuren. In de moderne filosofie of natuurkunde komt ze niet meer voor. De moderne wetenschap is versnipperd geraakt in talloze deelgebieden, die geen contact meer met elkaar lijken te onderhouden. En dat terwijl een van de belangrijkste natuurkundige wetten de relativiteitstheorie heet. Dat veronderstelt wél contact met elkaar houden. De moderne natuurkunde heeft veel ontdekkingen opgeleverd, maar op de achtergrond is het oude verdrongen paradigma in feite nog steeds aanwezig. In de sociale wetenschappen kent men ook geen ……humor. Dat is vreemd, omdat juist in de sociale wetenschappen verbanden zouden moeten worden gelegd tussen de materiële wereld en de maatschappij. Je zou zelfs zo ver kunnen gaan dat de sociale wetenschappen door zich helemaal van de ecologie afzijdig te houden, meewerken, mee hebben gewerkt, aan de opwarming van de aarde (grapje?). De sociale wetenschappen willen het gewoon niet zien, omdat ze bang zijn hun domein te verlaten en uiteindelijk te verliezen. Anders is het gesteld met de kunsten, waar nog vaak impliciet gewerkt wordt met de begrippen uit de Humorale Theorie. Misschien heb ik aan de kunsten te danken dat ik deze reconstructie kan maken van het gedachtengoed van de Humorale Theorie. Humor speelt daarin dan ook nog steeds een dominante rol in he overbrengen van de boodschap.

         

Er is iets merkwaardigs aan de hand met de overgang van de zienswijze van de Humorale Theorie naar de hedendaagse wetenschapsopvatting. De moderne zienswijze werd zo agressief gepropageerd, dat tot op de dag van vandaag er denigrerende opmerkingen richting de Humorale Theorie moeten worden gemaakt. Waarom?

         

Het begrip “structuur” zou aan een nader onderzoek moeten worden onderworpen — tenminste zoals het in de taalwetenschappen wordt gebruikt. Behalve dat het namelijk een eenheid van bij elkaar horende elementen aangeeft, geeft het tegelijkertijd ook de verschillen van de elementen ten opzichte van elkaar aan. Meestal wordt de nadruk gelegd op de eenheid. Het is de luisteraar, die de stroom zinnen aan elkaar breit tot een geheel. Maar ook iedere luisteraar weet dat na een korte onderbreking er twijfel is: gaat de spreker door op wat hij daarvoor heeft gezegd, of stapt hij over op een nieuw aspect in zijn betoog. Dit moment is van groot belang: wordt er een ontsporing in de hand gewerkt door een manipulatief spreker of juist andersom wordt de luisteraar rust geboden om wat er gezegd wordt te verwerken. Het vasthouden van de aandacht speelt vooral bij humor een grote rol.

         

Een van de belangrijkste figuren die in de Klassieke Humor een belangrijke rol speelt, de trickster, kan alleen vanuit de Humorale Theorie begrepen worden. Typerend voor de trickster is dat hij (misschien Hij) alle elementen van de Humorale Theorie nog in zich heeft verenigd. Daarom kost het ons moeite de trickster een plaats te geven als we willen begrijpen waarom hij (het is meestal een hij) in teksten voorkomt. Wij zijn zo gewend aan onze analyserende manier van denken dat het ons de grootste moeite kost om de omgekeerde manier van denken, de synthetiserende, ons zó eigen te maken dat we de trickster figuur in zijn volle omvang kunnen begrijpen. Al lezend moet je er niet als van een ui laagje voor laagje af pellen, maar juist het tegenstelde doen, op dat ene laagje de andere laagjes leggen, plakje voor plakje er aan toe voegen, als in een puzzel. Hoe slecht de trickster begrepen wordt, valt op te maken uit de analyse van Freud en de volgeling van Gustav Jung ( o.a. Kerényi). Eigenlijk hebben die ervoor gezorgd dat het mij jaren heeft gekost om te begrijpen dat ik precies de verkeerde afslagen nam om deze klassieke figuur van de Klassieke Humor te doorgronden.