In de volgende 3 hoofdstukken (recht, fatsoen, geloof) staan interpretaties van nog steeds gangbare klassieke grappen. De grappen plaatsen ons voor vragen, zoals veel humor in eerste instantie een vraag oproept. De interpretatie is bedoeld om de klassieke herkomst als mogelijke oorsprong van de grappen aan te tonen. Naast deze interpretatie zijn er nog allerlei andere uitleggen mogelijk. De uitleg van de klassieke oorsprong vereist dat we de grappen in een context plaatsen. De context van de grap kan modern zijn, maar vaak verraadt de tekst ook al meteen zijn oude oorsprong. Dat was al heel erg duidelijk in onderstaande grap, waarin een Marokkaanse verteller een Latijnse(?!) verspreking leek te maken: (Grap is verteld langs de weg te Tetouan in 1980. De naam van de onervaren verteller is onbekend, hij was ongeveer 14 jaar oud, geen kennis van Latijn. Het verhaal is terug te vinden in de compilatie van Jeha-verhalen, verhaalnummer 128, zie literatuurlijst, Doc. Scriptie, Deel 1, WtM):
Jeha gaat naar de “belle” (de grap werd in het Frans verteld)…… bellum ……wat is dat? (Mijn antwoord: in het Latijn betekent dat “oorlog”, haha.) Dus Jeha gaat naar de oorlog tegen Duitsland…… Dat kan kloppen…… Hij zit in de trein tegenover een Duitse vrouw met op haar schoot een hondje. Hij rookt hasjiesj. De vrouw houdt niet van hasjiesj. Als Jeha zijn pijpje leeg gerookt heeft, gaat hij liggen slapen. De vrouw pakt stiekem zijn hasj-pijpje en de hasjiesj, en gooit het uit het raam. Jeha wordt wakker. En ziet dat z’n hasj-pijpje en zijn hasjiesj weg zijn. Hij vraagt aan de vrouw tegenover hem in de trein: “Waar is mijn hasj-pijpje en mijn hasjiesj?” De vrouw haalt haar schouders op. Jeha gaat weer slapen, en tussen zijn wimpers door ziet hij dat de vrouw ook gaat slapen. Hij pakt het hondje van de vrouw en gooit hem het raam uit. Even later wordt de vrouw wakker. Zij vraag Jeha: “Waar is mijn hondje?” Jeha antwoordt: “Hij is mijn hasj-pijpje en mijn hasjiesj achterna gesprongen door het raam van de trein om ze te gaan halen……”
De verspreking “belle……bellum” wijst erop dat deze verteller het verhaaltje uit het hoofd had geleerd zoals vaker voorkomt onder jongeren in Marokko, en pas toen hij de grap vertelde, realiseerde hij zich dat hij sommige woorden niet begreep. Zijn verspreking produceerde Latijn. Stond er oorspronkelijk “bellum” in de opgeschreven grap? Ik heb de uitgeschreven grappen niet kunnen zien, en ik realiseerde me op dat moment ook niet hoe bijzonder de verspreking was. Door mijn veldaantekeningen bij deze grap, werd ik me daarvan veel later (2012) bewust, toen ik de verhaaltjes herlas. De verspreking (Latijn “bellum”=oorlog, Frans “belle=schoonheid”, verbuiging “bell-oen” in het Standaard Arabisch?) ligt op de loer, omdat in al deze verhaaltjes telkens wel een fragment of woordje voorkomt, dat uit de lucht komt vallen, een ongerijmdheid die naar mijn idee terug kan gaan op de oorsprong. Een aantal van deze ongerijmdheden heb ik in de vertaling eruit gepoetst, maar wie de moeite neemt om de originele versies op de website erop na te lezen, zal dit met mij kunnen constateren (o.a. van “L′étable à la grecque” uit deel 2, het onoplosbare probleem is: wat is nou onder (sous-sol) of boven (paroi)? En ook in de hasjiesj-grap zit nog een ongerijmdheid: hoe kan hij tegenover een Duitse zitten als hij naar de oorlog in Duitsland gaat?).
Hasjiesj en oorlog horen bij elkaar: iedere oorlog heeft zijn drug en drugshonden. In de tijd (1980) dat dit verhaaltje werd verteld deed de hasjiesj het blijkbaar goed in oorlogsgebieden. De context van de grap is dus modern, maar de verspreking zou op een oorsprong in het verleden kunnen teruggaan. Het patroon van de grap blijft behouden, maar de details worden anders ingevuld. En dan wil het weleens voorkomen dat er oneffenheden van eerdere variaties blijven hangen. Of zoals een familielid, mij vertelde, zouden de oneffenheden kunnen voortkomen uit het doorvertellen van hetzelfde verhaal, dat steeds actueel spannend moet worden gehouden.
Je kunt natuurlijk niet op grond van één verspreking veronderstellen dat er misschien ook nog ergens een Latijnse versie van deze grap bestaat. Het kan je wel ertoe zetten in de tekst te gaan kijken of er nog andere aanwijzingen in de tekst staan, die wijzen op een oude oorsprong. De grap roept associaties op aan de grappen uit de Philogolos uit de tweede-vierde eeuw na Christus, onder andere de grappen 33, 34 en 80. Wat in het Engels een “university dunce” heet, een eeuwige student, wordt in het Arabisch meestal aangeduid met “talib” (Islam-student) en in het Perzisch gewoonlijk met het woord voor leraar (“akhund”). Ook wordt hij in andere Engelse vertalingen eenvoudigweg ′n “intellectueel” genoemd. In de hasjiesj-grap staan twee stereotypen tegenover elkaar die beiden aan het recente verleden refereren: de dame met hond (conservatief, onderwijzend, Duits/Russisch/Japans) en de hasjiesj-roker (progressief, leerling, puber). Aan deze hoofdfiguren kun je geen klassieke herkomst aflezen. Dan blijft over een modern vervoermiddel: de trein, die in deze grap centraal staat.
Ik ga ervanuit dat een grap zoiets als een patroon kent, een lege structuur, lijnen waarlangs kan worden voortgeborduurd. Verhalenvertellers maken hiervan gebruik om series verhalen te berde te kunnen brengen en om ze te kunnen onthouden onder het vertellen. De vertellers variëren langs structurele tekst-vormen door de lege vormen in te vullen. Maar wat gebeurt er als je je deze grap als een film voor ogen haalt? Bestaat er naast de vertelstructuur ook nog een filmisch leeg kader? In deze grap zie je de jongen en de vrouw (misschien van lichte zede?) in een trein zitten, de een rookt hasjiesj en de ander knuffelt haar poedel. En nadat hasjiesj en hond uit het raam zijn gegooid, blijft over het geweldige beeld van de trein die voortraast door uitgestrekte velden. Ik zou zeggen: die trein betekent nog iets anders dan alleen maar vervoermiddel. En die betekenis zou je misschien wel met de symbolische betekenis in het verleden van de grap kunnen verbinden.
Ik vind dit een ongelooflijk mooie tekening. Drie van de hier afgebeelde tekeningen zijn afkomstig uit de 21st International Cartoon Contest, gepubliceerd in Nasreddin Hodja 2001, Association of Cartoonists . De trein heeft zich een eigen spoor gevonden, en de mensen die ermee willen reizen, staan, hangen en zitten op het ongebruikte spoor en niet op het perron, te wachten of hij stopt. De perronwachter heeft zich tot nutteloze verkeersregelaar omgeschoold. En ik denk dat de trein gewoon z’n eigen gangetje blijft gaan.
Wat heeft dit nu met symboliek te maken? Het woord symbool is afgeleid van het klassiek Griekse “symbolon” dat letterlijk betekent: “wat men ter vergelijking bij elkaar houdt, naast elkaar legt”. Het gaat dan bijvoorbeeld om een onder vrienden afgesproken legitimatiebewijs. Een steeds weer aangehaald voorbeeld zijn de tessera hospitalis, gastvrijheid-tegeltjes. Dit konden in tweeën gescheurde of gebroken teksten, op papier of aardewerk, zijn waarvan twee partijen elk een deel bewaarden. Ging men op bezoek of stuurde men een onbekende vriend naar de ander toe, dan nam men zijn deel van de tekst mee en legde dat naast het deel van de andere partij. Matchten de beide delen, dan vertrouwde men elkaar; was het geen match dan was er sprake van bedrog of oplichterij, het werk van een trickster. Elke helft stond als het ware symbolisch voor de identiteit van de drager: een soort paspoort. Volgens Gadamer in Waarheid en Methode (pag. 80) moet er nog iets gebeuren om van het Griekse “symbolon” tot symbolisch woordgebruik te komen:
"Het woord ‘symbool’ kan alleen van zijn oorspronkelijke gebruik als document, herkenningsteken, legitimatiebewijs worden losgemaakt en de wijding krijgen van een filosofisch begrip, van een geheimzinnig teken, en daarmee in de buurt komen van een hiëroglyfe – die alleen door ingewijden ontraadseld kan worden – omdat het symbool geen arbitrair gekozen of ingesteld teken is, maar een metafysische connectie tussen het zichtbare en het onzichtbare veronderstelt. Dat zichtbare aanschouwing en onzichtbare betekenis niet te scheiden zijn, ‘dit’ samenvallen van twee sferen ligt aan alle vormen van religieuze cultus ten grondslag."
De trein (Een ontmoetingsplaats bij uitstek? Een middel op weg naar een ontmoeting?) is in dit geval het zichtbare teken dat drager is van een wijdere onzichtbare lading. Wat is dan die lading van “trein”? Dat kunnen we door de cartoontekening van de trein hierboven in een kader te plaatsen en dit kader opnieuw in te vullen verduidelijken:
In het kader van de trein past de tekening met de overbeladen ezel die schaterlacht! Je zou denken die ezel heeft niets om te lachen. Ook het met z’n zessen op de rug van een ezel zitten lijkt mij geen pretje. Toch wil er eigenlijk nog iemand anders van de service van de ezel gebruik maken, maar er is zeer tot zijn ongenoegen geen plek meer op de ezel. En dat tot veel plezier van ezel en berijders! Ook laat de ongewenste passagier blijkbaar zijn oren niet hangen naar die van ezel en berijders…Hij vloekt, en deze trein zal aan hem voorbij gaan...
De trein die als vervoermiddel altijd zijn eigen weg vervolgt en net als de ezel zijn eigen gang gaat, staat, bij uitbreiding van de betekenis van “trein” met die van “ezel”, symbool voor de eigengerei(-ij-)dheid van leven en dood, de idiotie van het leven en de dood, een domme voortgang zonder rekening met mensen te houden. De trein kan zelfs binnen hetzelfde kader tot nog een ander Voertuig worden:
De Ezel-limousine! Of een lijkenwagen? En de opzittenden zitten eigenwijs naar achteren te kijken in plaats van vooruit. Dit Voertuig lijkt als symbool van het eindige leven ontleend aan het Boeddhisme, en wel in de traditie van het Grote Voertuig, waarin elk individu onder weg is zich tot “boeddha” te ontwikkelen. Op het eind van de rit gleed je als het ware van de ezel en kwam er plaats voor een volgende passagier. Bij de Chinezen in de Oudheid was de ezel het transport van de overledenen naar hun laatste rustplaats hoog in de bergen. De trein staat voor de in het tijdelijke leven te bereiken mate van eeuwige goddelijkheid. Hoe dan ook doet deze serie tekeningen (trein, ezel, limousine) denken aan meditatie: in de omkadering kunnen steeds andere concrete verschijningsvormen worden ingevuld. Door de wisseling van beeld ontstaat er een meditatieve leegte. Als de wisseling zich maar snel genoeg voltrekt, ontstaat er een wit vlak net zoals je de spaken van een wiel niet ziet als je het maar vlug genoeg ronddraait. De zó gecreëerde leegte lijkt het begin van een meditatief moment. Merkwaardig genoeg blijft het hier niet bij, en hoewel ik zelf de tekening hieronder heb gemaakt, kan ik het hiëroglyfische gehalte ervan niet verklaren. In het kader laat zich een woord in het Arabisch invoegen:
De omtrek van de tekening van de trein, ezel of limousine lijkt met enige fantasie terug te komen in het woord “ezel” (حمار) in Arabisch schrift, zoals ik me kan voorstellen dat een kind zijn eerste halen maakt op papier en probeert zich het woordbeeld in te prenten. Maar het gaat verder, want in Phoenicisch schrift zien we in de eerste letter (van rechts naar links) in de vorm van onze H ineens de rails van de trein verschijnen. Wat er met de wielen van de middelste letter aan de hand is, is niet duidelijk. Maar het laatste (van rechts naar links) Phoenicische teken in het woord, de R, lijkt gekanteld erg veel op de oude Arabische schrijfwijze van de Q, en dan zou er niet “ezel” (حمار, hamar) staan maar een van de woorden in het Arabisch voor “eigengereid, idioot, gek”, حماق, hamaq (niet “dom”!). Dit lijkt wel de heilige magie van het hiëroglyfisch schrift: plaatje en schrift vallen samen, zijn samen een match, een “symbolon”. Hierdoor krijgt het plaatje iets bovennatuurlijks (metafysisch) dat het zichtbare met het onzichtbare verbindt. Als een geschreven woord gestuurd uit een andere wereld met een geheime boodschap. En dit maakt weer dat plaatje en betekenis lijken te staan voor iets heiligs, iets eigenaardigs eigen, iets met een eigen identiteit, los van de letterlijke betekenis. Een symbolische betekenis, die teruggaat op de allereerste omkadering van het woord “ezel” in het Arabisch en Phoenicisch. Ik weet niet of bij alle symbolen sprake is van een samenvallen van voorwerp en woordbeeld, maar ik denk dat in dit geval het zuiver toeval is. Het opvullen van het kader door steeds wisselende beelden is dat naar mijn idee zeker niet.
Wat ik probeer duidelijk te maken, is hoe de symbolische betekenis van het woord visueel tot stand kan komen. Door meditatie ontdeed men zoals in de joodse traditie gewoonte was de voorstelling van zijn zichtbare weergave, en hield dan een lege ruimte, een kader, over. Soms kon je die lege ruimte vullen met “heilige” woorden, die je je beeldend eerst als ezel en later als trein kon voorstellen. Zo′n symbolisch gebruikt woord wist de eeuwen te overleven, en voorwerpen van wisselende tijdelijke aard verwezen naar een eeuwige waarheid. Symbolische woorden kregen betekenissen die meer betekenden dan dat wat ze strikt uitdrukten. Het kader waarin het plaatje van een “trein”, “ezel” en “limousine” past, staat symbolisch voor het leven dat maar doorgaat, ook al zou je het even willen stil zetten. Een prachtig symbool voor wat de filosoof Bergson later de duur (la durée) van de tijd zou noemen. De “luxe” met dit Voertuig als passagier voor de duur van het leven te mogen reizen. Je zou ook net als Plinius de Oudere (eerste eeuw na Chr.) het belang van de ezelsbrug om twee begrippen bij elkaar te brengen kunnen benadrukken, wat hij naar alle waarschijnlijkheid alweer aan Pythagoras heeft ontleend. De vorm van het kader dat teruggaat op het woord voor “ezel” in het Arabisch, is een vorm ontleend aan het verleden, maar verwijst al naar het nog niet bestaande transport per trein in de toekomst. Met het reconstrueren van dit kader, reconstrueren we de betekenis van de grap met de trein, de ezel of de limousine. Er ontstaat een achtergrond waarop zich een tweede betekenis van de grap aftekent.
Deze clip van het voorbij zoevende treintje is geen symbool meer, het is meer dan een symbool. Het is in mijn optiek een archetype, een patroon samengesteld uit verschillende symbolen, het is de symbolische struktuur die meer betekent dan zijn afzonderlijke onderdelen (de symbolen op zich). Het heilige en het geheim van dit complex van symbolen zit in de bovenste punt van de driehoek. Op die punt kun je klikken om op de voortgang van je leven (de voortzoevende trein) in te grijpen. Je klikt op de punt, houdt de muis ingeklikt, en …… de trein staat stil. Het patroon van het archetype kan veranderen, kan worden aangevuld en zelfs helemaal van betekenis veranderen. Symboliek ondergaat minder verandering, en de verandering die het ondergaat kan worden getraceerd. In bovenstaand archetype vinden we de volgende symbolen. Het Treintje heb ik voldoende toegelicht. De Driehoek staat in het Christendom voor de goddelijke Drie-eenheid, die overigens ook de Etrusken (1000 vChr.) al kenden. In de linker bovenhoek staat de gelijkbenige driehoek van Vier bij Vier (samen Tien) bolletjes: een afbeelding voor de magische goddelijke perfectie, zoals dit door Pythagoras (zesde eeuw voor Chr) in de Klassieke Oudheid werd ervaren. Over het Kruis valt veel te vertellen. Ik beperk me tot de uitleg dat het symbool staat voor leven en dood, omdat Christus aan het kruis stierf en daardoor ook weer zichzelf tot leven kon opwekken, een oud mythisch thema. Vooral politieke delinquenten eindigden aan het kruis. De symbolen bij elkaar drukken als archetype de ontwikkeling tot een monotheïstische onsterfelijke godheid uit; en op mij zelf toegepast, het menselijk tekort mijn eigen leven te moeten besturen, ook al ben ik in het diepst van mijn wezen god. Zoals we hiervoor hebben aangekondigd heeft elk hoofdstuk een archetype. Ook personen kunnen model staan voor de toekomst. Op die manier staan Salomon, Heracles en de Phoenix voor een generiek model, voor een onuitputtelijke bron van grappenmakerij vol symboliek.
Als we nu teruggaan naar de grap, waarin hondje en hasjiesj uit het raam van de trein worden gegooid, heeft de grap, naar mijn idee, meer verdieping gekregen. Ook nu blijft de grap grappig, maar de lading is nu: ook een leven zonder genotsmiddelen kan je intense levensvreugde en – energie verschaffen. Er wordt gesuggereerd dat het najagen van genot (de eigenwijze trein moet nog sneller of juist langzamer), effectief kan worden bestreden door de strijd tegen seks (“vrouw”) en drugs (“hasjiesj”) door ze beide over boord te zetten. Kortom, de grap gaat o.a. over de strijd (“bellum”) tegen drugs en rock-and-roll, actueel in die tijd. Een meer voor de hand liggende tegenovergestelde betekenis is, dat de grap een protest is tegen de oorlog (ook actueel in die tijd) door de manier af te keuren, waarop de jongen omgaat met het leven van de hond. En te beseffen dat het gebruik van de hasjiesj in vergelijking daarmee maar een klein vergrijp is. In dit geval is het een pleidooi voor tolerantie en is de vrouw belachelijk. Ten slotte associeer je de grap met een drugshond die achter de drug, de hasjiesj aangaat. De hond schiet uit hoofde van zijn professie zijn eigen leven erbij in. Dat is toch niet niks! Ik wil hier nog wel in herinnering roepen, dat dit maar drie interpretaties van de grap zijn, misschien zelfs niet dé beste interpretaties. Maar wèl de meest betekenisvolle, onheilspellende interpretaties. En, de verteller in Tetouan langs de weg wilde mij hasjiesj verkopen! Zijn gedrag lijkt net als de inhoud van symboliek op twee gedachten te hinken: het mag niet, maar is wél lekker.
Symboliek veronderstelt een parallelle wereld. En het toneel waarop de grappen werden gebracht, lieten als het ware door een telescopisch gat in de werkelijkheid de toekomst zien. Dit gaat op dezelfde manier in zijn werk als nu nog te zien is bij sommige geïsoleerde natuurvolkeren. Volgens Prof. Dr. G van de Leeuw in De godsdiensten der wereld (pag. 414),
“….berust de primitieve geesteshouding voor een groot deel op de voorstelling van (mystieke, WtM) participatie. Deze naam is door Lévy Bruhl het eerst gebezigd. Wat ermee wordt bedoeld, kunnen wij het best aan een voorbeeld duidelijk maken. Op Borneo wordt, wanneer een vrouw twee of drie maanden zwanger is, een soort huisje vervaardigd, dat men op een eenzame plaats in het bos neerzet, nadat men er een poppetje in heeft geplaatst, dat een zwangere vrouw voorstelt. Nu zullen alle rampen, die de aanstaande bedreigen, niet de zwangere vrouw, maar het poppetje treffen. –Wat stelt men zich hierbij nu eigenlijk voor? Wij modernen kunnen ons denken, dat een symbool van de zwangere vrouw op die wijze wordt behandeld en dat het is als een gebed uitgesproken voor het welzijn van de vrouw. Maar dat is niet genoeg. Slechts wanneer wij het woord symbool in zijn eigenlijke betekenis verstaan, komen we nader tot de zin der handeling. Symbool is etymologisch een samenvallen van twee dingen: twee dingen die een afzonderlijk bestaan hebben, komen in een symbool samen, zodat zij elkander kunnen betekenen. Het poppetje is het symbool van de zwangere, d.w.z. dat het de zwangere (niet alleen voorstelt, maar) is. Wat met de een geschiedt, geschiedt met de andere. M.a.w. beide participeren aan elkaar. – Wij ontmoeten hier stellig de eigenschap van de primitieve mentaliteit, die het sterkst van ons eigene afwijkt. Ons ganse denken berust immers op het z.g. beginsel der identiteit: A kan niet A en tegelijk B zijn. Natuurlijk kan A allerlei betrekking hebben tot B, ook de allernauwste. Maar die kan toch nimmer overgaan in een zijnsgemeenschap. In de sfeer van de participatie is die zijnsgemeenschap alleszins gewoon. Er zijn daar geen vaste grenzen, het ene wezen kan in het andere overgaan, het kan tevens een ander zijn, het kan op twee plaatsen tegelijk zijn enz.
De Romeinse familiealtaren (kleine voorstellingen van de vooroudergeschiedenis) functioneerden ongeveer op dezelfde manier als hierboven beschreven: ze waren symbolische voorstellingen, beeldjes van voorouders die hoog vanuit de hemel op de verrichtingen, de aardse werken van hun nakomelingen neerkeken. Ze beschermden hun nakomelingen om ze ook een plaatsje naast zich in de hemel te kunnen geven op grond van hun heldhaftig gedrag in het ondermaanse. De voorouders vertegenwoordigden de levenden in de hemel. En wat er met het beeldje gebeurde had gevolgen. Dat zo’n beeldje ook in actie kon komen, daarmee moest je serieus rekening houden. Maar dat is maar één kant van de medaille: namelijk de bovennatuurlijke mystieke participatie. Er waren natuurlijk niet alleen geesten die de boshut bezochten, maar ook mensen, die misschien wel de zwangere kwade bedoelingen toedroegen. Deze mensen lachten om de geesten, om bijgelovigheid en lichtgelovigheid. Zij probeerden de mensen wakker te schudden als narren in de Romeinse tijd voor het begin van de gruwelijke gladiatorenspelen. Voor de meer realistische kant van deze voorstelling van zaken, hoef je alleen maar Tacitus of Petronius Arbiter te raadplegen. De sceptici namen afstand van het participatiegebeuren, en schiepen afstand tot wat er stond te gebeuren.
De goden spelen in de achtergrond een belangrijke rol. De symboliek verhult hun hoofdrol, waarschijnlijk omdat je Hem of Haar niet rechtstreeks kan en mag aanspreken. Bij symboliek gaat het er dus om dat met een woord naar een parallelle wereld wordt verwezen, èn, wat vaak vergeten wordt omdat wij het niet meer herkennen, dat deze parallelle wereld ook in ons bestaan ingreep. De Deus ex machina, die in renaissancetoneelstukken als de Gijsbrecht van Aemstel nog een cruciale rol speelde, is dan ook niet een latere uitvinding om het toneel te verlevendigen, maar verwijst juist naar de oorsprong van het toneel. Triomftochten van Romeinse veldheren waren spektakels, waarbij de manier waarop de overwinning tot stand kwam, werd nagespeeld. Dat naspelen had de bedoeling de veldheer een plaatsje in de hemel te bezorgen. Bij Romeinse begrafenissen in de Klassieke Oudheid vond nog eens een korte samenvatting van zijn leven plaats, met veel humor om de goden te verleiden. Het humoristische toneel gaat terug op rituelen en sacrale handelingen, meestal om onheil af te wenden hier en in het hiernamaals, en vaak in beide tegelijkertijd. Ook om bedekte kritiek op het doen en laten van de goden te kunnen uiten en hun gramschap af te wenden. En dit gaat niet zonder symbolisch taalgebruik, omdat van de eigenschap van symboliek dat het twee betekenissen in zich bergt, gebruik maakt om twee werelden tegelijkertijd te kunnen manipuleren. Om de klassieke grappen te begrijpen is daarom van belang oog te hebben voor de participatie van goden en mensen aan elkaar, waarbij één en één lang niet altijd 2 is.
Grappen zorgen ervoor dat mensen kunnen participeren in hun eigen omgeving. Deze functie van de grap veronderstelt dat men veel gebruik maakte en maakt van symboliek, omdat men niet altijd man en paard wil(de) benoemen. In Klassieke grappen moeten dan ook, naar mijn mening, sporen van symbolisch taalgebruik zijn terug te vinden.
In de grappen in de volgende hoofdstukken komt veel symbolisch taalgebruik voor. Hoe weet ik dat het om symboliek gaat? In de grappen kunnen de woorden voor “mantel”, “stok”, “koffer” en “vogel” ook gewoon dat betekenen wat de eigenlijke betekenis van het woord is: mantel, stok, koffer en vogel. Maar, in dezelfde grap blijkt in Deel 1 dat het niet zomaar om een mantel gaat, maar om de mantel gedragen door een rechter (Salomon). Daarmee krijgt het woord een symbolische lading: de mantel duidt aan of er verantwoordelijk en rechtvaardig wordt gehandeld. Met de “stok” uit Deel 2 is hetzelfde aan de hand: het is niet zomaar een stok, maar de stok van Heracles (god): zijn scepter. Met andere woorden de stok roept in gedachten de straffen, die vanuit goddelijk perspectief staan op overtredingen van geboden. Uit de grappen met de “koffer” blijkt dat zich hierin als in een trein mensen ophouden. Zat ook Hugo de Groot niet in een koffer, toen hij uit slot Loevestein ontsnapte? Maar het gaat er niet alleen om dat de koffer symbolisch een echtelijk bed (zoals Freud dacht) zou kunnen aanduiden, maar eerder dat zich in de koffer geschriften, afspraken tussen personen, ook echtelieden, bevinden. Deze afspraken overstijgen de concrete betekenis van koffer als wieg, echtelijk bed en doodskist. Ten slotte blijkt de “vogel” uit Deel 3 niet zomaar een vogel, maar de zingende reuzenvogel Phoenix, die misschien uiteindelijk wel de wereld als een ei heeft gelegd. Al 400 jaar vóór Christus wisten wetenschappers uit berekeningen op te maken dat de aarde een bol moest zijn, in sommige scheppingsverhalen een ei. De vogel verwijst, niet naar een goddelijk recht, maar naar Orpheus, in een klassieke mythe de verklaarder van de wereldorde. Een kritisch loflied op de schepping.
Wie staan er aan het begin van het in het leven roepen van symbolen? Letters, cijfers, algebraïsche of wiskundige tekens kun je ook symbolen noemen; toch denk ik niet dat dit voldoende is om het teken tot een symbool te maken in de zin die Gadamar eraan geeft. Een teken moet worden geheiligd om tot een Symbool met een hoofdletter te worden. Aan het munten van de “mantel”, de “stok”, de “koffer” of de “vogel” gaat heiliging (wijding) van deze woorden vooraf. In de Bijbel wordt het moment van heiliging van het symbool verteld in het verhaal van Jacob in gevecht met de Engel (Genesis 32: 22-32). Roland Barth geeft hiervan de volgende analyse (134-135, Image-Music Text):
(Klik voor de oorspronkelijk tekst (9) hieronder)
Gewoonlijk, staan broers in principe gelijkelijk op één lijn uitgebalanceerd (zij zijn allen op hetzelfde niveau geplaatst ten opzichte van hun ouders); deze gelijkheid van geboorte wordt normaal uit balans gebracht door het eerst-geborene-recht: de oudste is getekend. In het verhaal van Jacob is het nu zo, dat de rollen tussen Esau en Jacob zijn omgekeerd. Jacob draagt een tegen-teken (a counter-mark): het is de jongere die dit eerst-geborene-recht krijgt en niet de oudste (Gen. 27:36), door zijn broer bij de hiel vast te houden bij zijn geboorte waardoor de volgorde van geboren worden zich als het ware kon omkeren; hiermee zorgt Jacob er zelf voor te zijn getekend. Vele jaren later, in zijn gevecht met de Engel (=God) wordt dit bevestigd; in dit gevecht zou je kunnen zeggen dat de Engel (=God) de oudere broer vervangt, nogmaals verslagen door de jongere broer. Het gevecht met de Engel staat symbolisch voor het gevecht met de oudere broer (ieder symbool staat altijd voor iets anders; als het ‘gevecht met de Engel’ symbolisch is, dan staat het voor het gevecht van de jongere met de oudere). Het commentaar – waarvoor ik onvoldoende ben toegerust- op het gegeven van ‘de omkering van het teken’ (counter-mark) zou zich ongetwijfeld op dit punt verbreden, door het of in een historisch-economische context te plaatsen of zich begeven op het gebied van de symboliek (… de oudere wordt aan de kant gezet ten gunste van de jongere:Freud).
In dit Bijbelverhaal heeft ‘het teken’ zijn zegen en wijding van God ontvangen, nadat er een omkering van waarden heeft plaats gevonden. Er vindt een revolutie in de tijd plaats, waardoor grenzen kunnen worden verlegd. Niet alleen krijgt Jacob een stempel in zijn paspoort, maar overschrijdt hij om een eigen staat te stichten een grens door de rivier Jabbok over te steken. Esau (roodharig als een ezel) wordt voor de terukeer van zijn broer gewaarschuwd, maar maakt geen schijn van kans.
Ambivalente tegengestelde waarden kenmerken dan ook nog steeds alle symboliek. Het symbool van “ezel” staat niet alleen voor het leven maar ook voor de dood. De “mantel” staat niet alleen voor rechtvaardigheid maar ook voor het bedekken van onrechtvaardigheid. De “stok” staat niet allen voor straf, maar ook voor ondersteuning, een wandelstok. De “koffer” staat niet alleen voor de wieg, maar ook voor de doodskist. En ten slotte, de “vogel” staat niet alleen voor geluk, maar ook voor ongeluk.
Symbolen gaan ver terug in de tijd. Wat de C-14 datering is voor de archeologie, zou de symboliek voor overgeleverde verhalen kunnen zijn. Het bekendste symbool dat we nu nog steeds gebruiken, is geld. Wat binnen het kader van een munt of biljet past, verandert per land of gemeenschap. Het kader zelf weinig. Geld heeft twee kanten: die van de autoriteit dat z’n waarde garandeert en die met het getal met de waarde van de koopkracht van het muntstuk of biljet. Deze twee kanten zou je kunnen vertalen als verleden (autoriteit) en toekomst (koopkracht).
Uit de ouderdom van het symbolische taalgebruik valt op te maken of grappen oud zijn. De strekking van de grap verandert in de loop van tijd, terwijl de symbolische betekenis behouden blijft. De grap krijgt door de symboliek een diepere betekenis, een ‘eeuwige’ waarde.
Ik heb de indruk dat in de loop van de geschiedenis maatschappijen regelmatig door fases gaan, waarin sprake is van een steeds meer toenemende of afnemende verdikking of verdunning van symboliek, op de manier waarop een schilder zijn verf mengt, verdikt of verdunt om de juiste kleur te vinden. Ik ben daarin niet de enige, maar om een materie die toch al behoorlijk ingewikkeld is, niet nog ingewikkelder te maken, onthoud ik mij van het refereren aan de literatuur van hoofdzakelijk psychologen, die hierover hebben geschreven. Een enkel voorbeeld uit de mode: er zijn tijden waarin de kleuren wit en zwart sterk dominant zijn, terwijl in andere periodes vrolijke lichte samengestelde kleuren overheersen. De kleuren lijken te verdikken naar zwart/wit en weer te verdunnen naar lichtere kleuren. Ze lijken symbool te staan voor crisis en welvaart, omdat deze variatie in modekleuren met deze op- en neergang in de economie gelijke tred houdt.
Wat symboliek is, heb ik hierboven uitgelegd;nu komt daarbij dat tegenstrijdige betekenissen in elkaar opgaan, verdikken of verdunnen. De tegenstrijdige betekenissen verenigd in een symbool kunnen verder uit elkaar of juist dichter bij elkaar komen liggen. Hetzelfde symbool verenigt twee tegengestelde betekenissen: bijv. leven én dood; oorlog én vrede; vrijheid én gevangenschap etc. In een symbool gaan tegengestelde betekenissen samen, maar dit houdt niet in dat wij er geen woorden voor hebben. We ervaren ervan de onverenigbaarheid en het symbool maakt overbrugging van de tegenstelling mogelijk. In een fase van grote verdikking, maar ook in tijden van verdunning, waarin de tegengestelde betekenissen in elkaar opgaan of juist ver uit elkaar komen te liggen, mislukt de overbrugging. Ook kunnen verdikking en verdunning door twee verschillende bevolkingsgroepen, kasten of klassen tegelijkertijd hetzelfde of verschillend worden ervaren. Zelfs twee individuen kunnen de tijd anders ervaren en interpreteren. De noodzaak dient zich aan om een perspectief te hebben voorbij leven en dood, oorlog en vrede, vrijheid en gevangenschap etc. Men wenst zich een parallelle wereld, waarin wordt gestraft of beloond.
Bijvoorbeeld: een leven, waarin men geen kans ziet zich te ontwikkelen, is dood; leven en dood vallen samen, zoals dat prachtig is verwoord in De Dode Zielen van Gogolj, de Oekraïense schrijver en schepper van de humor noir. Of, ook van Gogolj, in het korte verhaal Het portret, waarin een schilder ervan af wil zien zijn duivelse model zó “levend (ig)” mogelijk op doek te portretteren. Maar het portret is al gemaakt, alleen niet aan de opdrachtgever afgegeven. Het doek verdwijnt, gaat van hand tot hand, gaat een eigen leven leiden en wordt uiteindelijk op het moment dat het vernietigd zou worden, omdat het steeds rampen veroorzaakt, gestolen! Van de tegenstelling (leven-dood) is men zich bewust, maar de overbruggingsmogelijkheid in symboliek ontbreekt, bijv. in een hiernamaals of het zich tot boeddha opwerken. En de klemmende noodzaak dat perspectief te willen hebben roept om een nieuwe invulling van de symboliek.
Het niet meer overbruggen van de tegenstellingen loopt natuurlijk uit op verwarring en een godheid die zich verborgen houdt, omdat hij niet meer bestaat. Voor de persoon in kwestie, die dit ervaart, is dit een vorm van schizofrenie, denk ik. Je zou zó graag “willen” dat er ook nog een parallelle wereld bestaat, maar alles “bewijst” je bij herhaling je ongelijk. Dat leidt niet tot de afschaffing van het hiernamaals, maar tot een geloof in je eigen gelijk in die mate dat het werkelijkheidsbesef daaronder lijdt en je gaat fabuleren, je eigen wereld creëren. Jung die aan de basis staat van de archetypen en de bestudering van symboliek, was zijn loopbaan begonnen met de bestudering van schizofrenie, toen nog Dementia praecox geheten. Ook schizofrenen ervaren de wereld als een gevangenis, waaruit geen uitweg meer is. Tegenwoordig vaak in navolging van Sylvia Plath de “glazen stolp” (“the bell jar”) genoemd. Het is als met het ziekenhuis dat niet kan voorkomen dat het leven ophoudt en overgaat in dood. Het symbool voor de overbrugging tussen dood en leven lijkt verouderd, daarvoor kan niet het ziekenhuis in de plaats komen, het symbool verliest zijn energetische lading. En uit frustratie wordt de energie op iets anders gericht.
Rabinow noemt dit in de Marokkaanse context “symbolic domination”. Hij vindt dat de symboliek uit het verleden de mogelijkheden op ontwikkeling van de maatschappij belemmert. In het Praag van vóór de Tweede Wereldoorlog heeft Franz Kafka daarvan in Die Verwandlung, Der Process en Das Schloss getuigenis afgelegd. Bij Kafka neemt de bureaucratie de symbolische afmetingen aan van een gesloten koffer (met daarin Hugo de Groot?). In tijden waarin de symboliek een overmatige tol eist van de maatschappij, neemt de beklemming hand over hand toe. Een beangstigende aanzet daartoe lijkt in 2014 aanwezig bij Dave Eggers in zijn boek “Uw vaderen, waar zijn zij? en de Profeten, leven zij voor eeuwig?”, blz. 177-178: (Aan de scène gaat vooraf dat de hoofdpersoon uit wraak een ziekenhuis in de brand heeft gestoken, dat bewijsmateriaal over het door de politie doodschieten van zijn vriend verdonkeremaant. Het in de brand steken van het ziekenhuis noemt hij symbolisch):
...Over het ziekenhuis. Het stelde niks voor. Het was iets symbolisch… Maar ik had geen andere uitweg. Of ik dacht dat ik die niet had. Ik was niet van plan ze aan te klagen of zoiets zinloos. Ik wilde iets duidelijk maken en snel ook…. (“Ben je opgepakt?”)...Sommige mensen dachten dat ik het gedaan had, maar vanwege Don was alles al een teringzooi en de politie wilde het niet nog erger maken, dus ze zijn er niet achteraan gegaan.
Een symbolische daad om snel te kunnen afrekenen met het verleden (net als in Nazi-Duitsland bij de brand van het Reichtagsgebouw?). En de daders (politie én hoofdpersoon) lijken ermee weg te kunnen komen.
Symboliek lijkt daarmee op gezette tijden, in bepaalde maatschappelijke ontwikkelingsfases, een afsnijroute, om kort en snel te kunnen bereiken wat je voor ogen hebt. Verleden en toekomst worden in een handomdraai met elkaar verbonden. Het spreekt pubers dan ook bijzonder aan, let op de tatoeages en het zich onderscheidend kleden of het martelaarschap.
Speelt deze symboliek in deze grappen dan zo vaak een rol? Is het om stoom af te blazen? Gaat het niet alleen om oplossingen voor een probleem, maar ook om een probleem met iemand of jezelf? De oorspronkelijke betekenis in het Grieks van het woord “symbolon” wijst erop dat het symbool een soort paspoort was voor onderdak en gastvrijheid. Wat op het persoonlijke karakter van veel grappen kan wijzen. In ieder geval mikt de grap erop iemand te laten participeren of uit te sluiten.
Ik heb voor de analyse van de grappen gebruik gemaakt van de analyse-instrumenten van de psychiater (psycholoog). Deze benadrukken steeds hoe persoonlijk een droom is, ook al bevat de droom archaïsche elementen (Jung en Freud) die onverklaarbaar zijn uit het persoonlijke leven van de dromer. Dromen en grappen lijken in veel opzichten op elkaar. Net zoals de droom alternatieve oplossingen biedt voor een probleem, is de grap een patroon voor verschillende oplossingen om uit een bepaalde situatie te komen. Typerend voor deze oude grappen is dat ze onpersoonlijk overkomen, omdat je ze los van de persoonlijke situatie te berde kunt brengen. De grappen waren waarschijnlijk ooit persoonlijk bedoeld. Merkwaardig dat juist het symbolische element ervoor heeft gezorgd dat de grap onpersoonlijk werd en zich kon los maken van de situatie waarin hij nog persoonlijk bedoeld was. Hieruit blijkt dat symboliek een eigen leven kan leiden, waardoor de grap zijn eigen context ontgroeit.
De volgende grappen hebben een merkwaardige structuur: je kunt ze als het ware doormidden breken, en twee mensen, die elkaar niet kennen, kunnen de twee helften van de grap als puzzelstukjes aan elkaar leggen, en zó weten ze dat men elkaar kan vertrouwen. Het kan ook als bij het ostracisme iemand uit de gemeenschap zetten. Op het breukvlak tref je de ongerijmdheden, waarvan ik hierboven gewag maakte. Het gebruik als pasje heeft, naar mijn mening, geleid tot het esoterische gebruik ervan: verzoek om toegang tot de hemel, waar Petrus in de christelijke, Azraël in de islamitische wereld of Iris in de Griekse Klassieke Oudheid bij de ingang staat om de tessera hospitalis op echtheid te controleren.
Beide aspecten (toekomst en verleden) komen in deze grappen voortdurend aan de orde en hebben ervoor gezorgd dat de grappen nog steeds actueel zijn. Daarbij heb ik min of meer verondersteld, dat in de loop der tijd de symbolische betekenis zich heeft gevormd. Waren “mantel”, “stok”, “koffer” en “vogel” in de Klassieke Oudheid nog woorden met een duidelijke werkelijkheidswaarde én een symbolische functie, omdat wat men wilde zeggen, men niet rechtstreeks in woorden kon of wilde uitdrukken, in de loop der tijd zingen de beide betekenissen zich steeds verder los van elkaar en na verloop van tijd komen ze ook weer naar elkaar toe. Het symbool lijkt te ademen. Veel van deze symboliek kennen en herkennen wij niet meer; eroverheen ligt een dikke laag stoffig verleden. Daarom is er uitleg nodig om de diepere betekenis van de volgende grappen te kunnen vatten. Want symboliek werkt! Waarom er zo’n energie uitgaat van een symbool kan ik niet verklaren.
De methode waarop ik hierboven de tekening van de trein verander in een hiëroglyfisch symbool, noemt Jung amplificatie (Jung, 1928, Die Struktur der Seele, pag 174 e.v.). Freud zou het vrije associatie hebben genoemd, maar het keurslijf waarin de voorstelling van de trein kan worden gedrongen, wijst de toevoeging “vrij” van de hand. Ik noem in navolging van Lévi-Stauss de manier waarop ik dat doe, de “hak” en “plak” methode. Het lijkt op het oplossen van een puzzel. Ik draai als het ware om de kern van een naam, een woord, persoon of dier heen, en haal telkens stukjes weg of plak er stukjes tussenin. Zo ontstaat al hakkend en plakkend om de kern heendraaiend een soort tandwiel dat als het goed is in andere tandwielen grijpt. Vallen de tanden in elkaar, dan ontwikkelt zich een betekenisvolle interpretatie. Het resultaat verschaft geen 100% zekerheid, dat is duidelijk. Bij Jung is amplificatie een manier om dromen bij patiënten zin te geven, te duiden door middel van het opsporen van parallellen in mythologie, antropologie, folklore, mystiek, kunst etc. Hij construeert als het ware door het trekken van parallellen de ontwikkelingsgeschiedenis van een verhaal. En daarmee kun je dan volgens Jung de beklemming van een psychiatrisch patiënt bloot leggen, begrijpen, zodat hij er zelf grip op krijgt. Het amplificeren dient zeer zorgvuldig te gebeuren, anders helpt men de patiënt niet. En kan het zelfs tegen hem gaan werken als er voldoende volgelingen zijn die niet de analyse, maar gezamenlijk in de symbolische lading van een symbool gaan geloven (voorbeeld: IS). Kortom dezelfde grap kan in andere tijden naast de oorspronkelijke betekenis een nieuwe strekking mee krijgen. De betekenis kan worden gemanipuleerd……een wezenlijke eigenschap van de grap.