Wie was Karl Kerényi?

         

Door op je toetsenbord “Controle +” te klikken kun je de pagina vergroten om hem beter leesbaar te maken.

         

Karl Kerényi was van de tweede generatie psychologen, die Jung als hun inspiratiebron hadden. De opvolgers van Jung waren er in eerste instantie opgericht om een overzichtelijke ordening aan te brengen in de vele ondoorgrondelijke wegen, die Jung was ingeslagen. Die ondoorgrondelijkheid begint al bij het afgrenzen en definiëren van de verschillende begrippen.

         

Bijvoorbeeld: ik heb het gehad over de verschillende energiegebieden, waaruit iemand inspiratie kan putten of die juist elke psychische ontwikkeling kunnen belemmeren, zoals die bestaan in de vorm van het Zelf, de Schaduw, Persona, Animus en Anima, Grote (of Wijze) Moeder en Grote (of Wijze) Man. Wie goed toekijkt, ziet dat achter deze figuren drie generaties verscholen gaan: eerste generatie (ik), Zelf/Schaduw/Persona; tweede generatie (ouders), Animus/Anima en een derde generatie van grootouders (Grote Moeder en Vader). Jung zou zich hardnekkig verzet hebben tegen zo′n oppervlakkige visie op zijn energiegebieden. Soms worden deze gebieden door Jung zelfs archetypen genoemd, en weet je dus niet meer waar psychologie eindigt en fantasie begint. Volgens Jung was dat ook de bedoeling. In een reactie hierop verbinden de leerlingen van de tweede generatie Jungianen zelfs de animus uitsluitend met de vrouw en de anima met de man, een merkwaardig soort freudiaans denken. Maar wel overzichtelijker! Uit wat Jung zelf schrijft in Psychologische Typen, valt op te maken dat hij in tegenstelling tot wat er op de website staat, dat niet deed ( pag 397-398):

Een zeer vrouwelijke vrouw bezit een mannelijke ziel (vert. van animus); een zeer mannelijke man daarentegen een vrouwelijke ziel (vert. van anima). Deze tegenstelling vloeit voort uit het feit, dat bijvoorbeeld de man niet zonder meer in alle opzichten mannelijk is, maar dat hij normalerwijze ook bepaalde vrouwelijke trekken vertoont. Hoe mannelijker zijn houding naar buiten is, des te meer zijn daarin alle vrouwelijke trekken uitgeroeid; daarom treden zij in de ziel tevoorschijn.
Een mooi staaltje Jung! Eigenlijk kun je er alle kanten mee op. Maar zoals ik dit lees, zou ik zeggen dat de ziel gecomponeerd wordt door alle 7 energiegebieden. Je kunt uit dit citaat niet de conclusie trekken dat een vrouw alleen maar een mannelijke ziel zou hebben en de man alleen maar een vrouwelijke ziel. Dat zou absurd zijn! Je kunt wel concluderen dat bij de één een andere constellatie op de voorgrond treedt dan bij een ander. Mensen verschillen tenslotte. Jung was ook degene die tegenover het oedipuscomplex bij de man het elektra-complex bij de vrouw stelde. Heel af en toe hoor je er nog van, maar deze inbreng geeft exact Jungs theoretische zwakte aan. In plaats van te abstraheren, moest bij hem alles worden opgevuld. En terecht denk ik soms, omdat je anders veel te schematisch gaat denken. Freud en Jung waren het erover eens dat de psychologie nog niet in de fase verkeerde van het opstellen van wetmatigheden. Alle theorie was kapstok die getest moest worden op zijn sterkte. Kerényi heeft zich hiermee niet bemoeid, maar heeft zich beperkt tot de Griekse mythologie, zodat hij niet meer uitdeinde over alle wereldzeeën en –landen zoals Jung. Maar …… in het essay van Kerényi The trickster in relation to Greek mythology treedt hij toch niet onverdienstelijk in het voetspoor van Jung. ‎

         

Ook Kerényi komt tot de conclusie dat de Trickster overeenkomt met de Schaduw bij Jung. Mijn ‎vraag is dan meteen: hoe kan zo′n individueel aspect zulke algemene afmetingen aannemen? ‎Hier zie je hoe het begrip Archetype als je het uitbreidt naar bijvoorbeeld de figuur van de Schaduw ‎in de weg kan gaan staan van wat iemand psychisch dwars zit. Met andere woorden de figuur van ‎de schaduw bijt zich in zijn eigen staart door te verduisteren wat verhelderd zou moeten worden. ‎Je maakt een eigen Schaduw, terwijl je je eigen Schaduw wilt bezien. Dat wordt sterker naar mate je de ‎Schaduw gaat opvullen met allerlei mythologische figuren, bijvoorbeeld mythologische figuren uit ‎de Klassieke Griekse Oudheid. Kerényi weet dan ook eigenlijk op een gegeven moment niet meer ‎of hij het over Hermes, over Dionysus, over Herakles of Prometheus /Emetheus moet hebben. ‎Vrouwen ontbreken! Er is een toneelstuk waarin in ieder geval drie van deze figuren voorkomen: ‎het toneelstuk De Kikkers van Aristofanes (Dionysus, Herakles en Hermes). Hermes steelt koeien als kind, en weet aan het oog te ontsnappen juist omdat hij nog een kind ‎‎(een heel klein wezen) is. In het toneelstuk komt hij voor als een figuur die de “zielen” naar de onderwereld begeleidt. Dionysus is de hoofdpersoon, die zich op advies van Herakles kleedt in de kledij van Herakles: leeuwenvel en knots.‎

         

Wat valt er nog meer over Kerényi te vertellen dat al niet op de website staat? Al lezend word je je ervan bewust, dat hij het graag over de Griekse mythologie heeft, het zelfs graag over de “trickster” heeft, maar net als Jung tegenover Freud zijn reserves had, weet ook Kerényi niet aan dit freudiaanse probleem helemaal te ontkomen. Hij wil volgen, maar slaagt daarin niet helemaal.

         

Wie was Aristofanes?

         

Geboren rond 450 vChr. en overleden in 380vChrn in het klassieke Griekenland. Hij heeft tussen 427-380 zeker 44 komedies geschreven en geregisseerd. Hiervan zij 11 stukken bewaard gebleven. Volgens mij is dat belang vooral gelegen in het feit dat je in zijn toneelstukken een overgang van de verhalenverteller op de markt naar een meer gestructureerde aanpak kunt onderkennen. Aristofanes is een representant van wat Aristoteles de Oude Komedie noemt. Deze kenmerkt zich door het brengen van absurd theater met veel obscene toespelingen. Men denkt dat er een religieuze reden is, waarom dit gebeurde. Ik betwijfel dat. Aristofanes wordt weleens een communist genoemd, nog voor het communisme bestond. De reden hiervoor is dat hij met goden spotte, vrouwen gelijke rechten wilde geven als mannen (lees zijn vrouwenparlement), opriep een einde te maken aan slavernij en armoede. In dit rijtje past naar mijn gevoel niet dat hij religieus bevlogen zou zijn.

         

Het toneelstuk: De Kikkers.

         

         

Het toneelstuk won in 405 de eerste prijs. Dionysus de god van wijn, levenslust en vermaak, speelt er de hoofdrol. Hij wordt geholpen door een slaaf met de naam Xanthias. Bij de opvoering van een komedie was er altijd een beeld van de god in de zaal aanwezig. Onder de toeziende blijkken van het beeld en de er naast zittende priester, gedraagt de Dionysus van Aristofanes zich alles behalve goddelijk. Hij poept in de broek, uit lafheid verwisselt hij van kledij met zijn slaaf, en als het op dichten aankomt, blijkt hij fouten te maken.

         

Dionysus en Xanthias gaan naar de Onderwereld om Euripides op te halen, omdat na zijn dood Athene geen goeie dichter meer kent. In de Onderwereld komen ze een andere dichter tegen Aischylos. In een wedstrijdje tussen hen beiden blijkt dat Aischylos de betere van de twee is. Hij gaat dan ook uiteindelijk mee terug naar de levenden, naar Athene.

         

Dionysus wordt in De Kikkers geassisteerd door een slaaf met de naam Xanthias. Dit doet mij meteen denken aan Aesopus, die een tijdlang bij een Xanthus in dienst was als slaaf. Of Aristofanes naar Aesopus verwijst, kan ik op geen enkele manier verifiëren. Maar wel gaat ook voor de naam Xanthias op dat het eigenlijk een aanduiding voor de kleur (zand) rood is, waarmee te kennen werd gegeven dat wat er in het stuk gezegd werd met en korreltje zout genomen moest worden en grappig bedoeld was.

         

De Kikkers van Aristofanes is een duidelijk voorbeeld van hoe Aristofanes in zijn toneelstukken gebruik maakte van al bestaande grappen. In het toneelstuk komt een paar keer een “trickstergrap” voor zoals we die al op dit blog zijn tegengekomen. Allereerst, het begin van het toneelstuk, als het gaat over de last en het (zich) ontlasten -- dit is bijna letterlijk de grap over Instemmen met onbegrijpelijke gedragsvoorschriften. De obscene, skatologische betekenis van de oorspronkelijke grap zoals die bij Aristofanes voorkomt is in deze Jeha-grap op de achtergrond verdwenen. De grap komt nog een tweede keer voor op ons blog Klassieke Humor: de eerste keer op 30 mei en de tweede keer op 18 december. In de laatste versie is het beschavingsproces al verder voortgeschreden, maar de oorspronkelijke strekking blijft heel herkenbaar. Een andere grap die overeenkomst heeft met Nasreddin-Jeha grappen, is in het slot van het toneelstuk te vinden. Hier rijmt elke versregel van Euripides op “oliekruik” en dit lijkt dan op de grap waarbij Nasreddin alvast de kruik breekt alvorens zijn dochter dat zal doen: voorkomen is beter dan genezen. Op 13 februari 2017 wordt van dit verhaal gewag gemaakt als onderdeel van de legende van Nasreddin. Opvallend is dat in dit geval in het Turks het obscene karakter behouden is gebleven, terwijl die niet bij Aristofanes voorkomt. Tenslotte lijkt het dat eenzelfde Nasreddin-Jeha grap bij Aristofanes voorkomt, als hij het erover heeft dat Dionysus tegelijkertijd moet lachen en huilen. Daarnaast komt het Nasreddin verhaaltje voor van de man die zich als vogel voordoet, maar omdat hij niet kan zingen zichzelf verraadt. Op 20 maart 2017 werd deze grap besproken als een grap uit de Book of Noodles, maar een variatie hierop kwam ook al in Deel 3 van mijn analyse van dit soort grappen aan de orde, tekst (16). Aristofanes maakt er een “kalektruoona”, een tot dusver onbekende vogelsoort (vertaling van D′Haene van kalektruoona “paardenhaan”): associaties met “haan” –alektoor, maar ook met alektruoon – ongehuwd; verder maakt de “k” er een mooi pratende omroeper of verhalenverteller van: kortom een niet bestaande vogelsoort). Viermaal dezelfde bron! Gecombineerd met mijn bevindingen over De Vogels van Aristofanes kan dit geen toeval meer zijn. Aristofanes kende Nasreddin-Jeha grappen al in 400 vóór Christus!

         

Aristofanes haakte met zijn komische toneelstukken aan bij een traditie van verhalenvertellers. Eigenlijk zie je hoe uit het vertellen van verhalen op markten, bij Aristofanes toneel ontstaat.

         

De oorspronkelijk Griekse teksten, driemaal: Kikkerkoor(1), poepscène(2) en Het stelen van de haan (3).

         

  1. Kikkerkoor:
  2. Poepscène.
  3. Het stelen van de haan.