Spring hier naar de originele tekst van Plautus (Acte III, scène 1).

Noten bij de Aulularia in de vertaling van Molière.

(1) De schrijver Molière leefde in dezelfde tijd als Hooft. Zoals we gezien hebben in het blog van 15 februari en van 19 februari maakte Hooft een veel lossere vertaling van Plautus Aulularia dan Molière. Nu zijn er twee toneelstukken van Molière die teruggaan op het oorspronkelijke toneelstuk van Plautus. Behalve een vrij nauwkeurige vertaling van Aulularia schreef Molière L′avare, de gierigaard. L′avare is bekender dan La Marmite (vertaling van Aulularia), omdat in dat stuk Molière doet wat Hooft doet in Warenar: hij plaatst het stuk in zijn tijd. Volgende week, laatste aflevering Plautus, zal ik een stuk uit L′avare van Molière met een fragment uit Hoofts Warenar vergelijken, waaruit opvallende verschillen blijken.

         

(2) Hoofdrolspeler: Euclio,vertaling Welspraak. De vertaling komt tot stand door “eu”, wat in het Grieks ”goed/wel” betekent, en “clio” wat verwijst naar de muze van de poëzie en geschiedenis: Clio.

         

(3) Acteur (kok): Congrio. De naam verwijst naar de zeepaling (Latijn: conger, congri). Vandaar dat Euclio opmerkt:“En welk belang heb jij erbij of ik mijn eten rauw of gekookt voorgeschoteld krijg……?”. De zeepaling werd door de Romeinen net als in Japan in stukjes (sushi) rauw opgediend. Zie voor andere overeenkomsten het commentaar bij mijn blog van 30 oktober 2018. Misschien heeft spaghetti toch iets meer overeenkomsten met bami en noedels dan ik ooit had gedacht. Ook het eerste Syrisch-arabische woord voor spaghetti, “itriyya”, wijst op een mogelijke bemoeienis van de Feniciërs bij de introductie van spaghetti in Italië. Aten de Romeinen in de klassieke Oudheid al spaghetti? In de “Re Coquinaria” komt het niet voor! Maar dat wil niet alles zeggen!

         

(4) In het Latijn staat er “Bacchas”, wat Molière vertaalt met ”bacchanale”. Maar in het Nederlands is een Bacchanaal (een zeer overvloedige maaltijd) iets heel anders dan hier is bedoeld. Omdat de Romeinen veel wijn dronken, wordt hier vooral bedoeld het gevolg daarvan: het wildebrassen. Dat verklaart het eerste deel van de vertaling “wild”. Het tweede deel “man” heb ik gedaan, omdat het om een man, Euclio, ging die komt binnenstormen. Maar het Latijn maakt van de man een vrouw, een Baccha, een vrouwelijke deelnemer van een Bacchus-feest. Het feest werd gevierd met buitenzinnige gekte, waarbij men een krans van klimop droeg, een hertenhuid aantrok tot over de linker schouder en een stok (scepter) omwonden met klimop in de hand had. Door het wilde bewegen van het hoofd vlogen de losse haren alle kanten op, zoals nu soms nog te zien is op allerlei (pop–) festivals. Mensen raakten in trance en soms bewusteloos. Maar een vertaling waarin je het vrouwelijke aspect kunt meenemen, schoot mij niet te binnen. Vandaar: wildeman.

         

(5) Stokslagen zijn een geliefd onderwerp in oude kluchten. Denk maar eens aan hoe vaak Jan Klaasen door Katrijn met een stok achterna wordt gezeten. In het Frans kan “bâton” zowel stok als stokslag betekenen. Deze tweeslachtigheid ‎van het woord wordt in Franse kluchten, waarin de een niet begrijpt wat de ander bedoelt, met grote regelmaat gebruikt. Waarschijnlijk gaat het een en ander terug op de Bacchus-feesten, waarvan hierboven sprake was. Maar ook Hercules werd vaak afgebeeld met een flinke knuppel in de hand. Al in een blog van oktober 2017 kwam een stok om een hond te slaan ter sprake, om het ontbreken van een analyse van symboliek bij Wittgenstein aan te kaarten.

         

(6) ‎In het Latijn staat er “Trisviros” Hoewel de scène gesitueerd is in Athene, verwijst Plautus hier naar de “Triumviri capitales” uit Rome. Dit waren Romeinse bestuurders. Zij moesten op de hoogte zijn van alle grote misdrijven. Zij arresteerden misdadigers. Samen met de Ædiles (politiebeambten) bewaarden zij de openbare orde, zij verboden onwettige samenscholingen en legden boetes op. Zij gingen ook over de gevangenissen en het straffen van misdadigers was hun verantwoordelijkheid. Zij legden straffen op aan slaven en aan de lagere standen, maar waren waarschijnlijk niet bevoegd om ingezetenen met het Romeins burgerschap straffen op te leggen.

         

(7) Laverna was een nogal onbekende Romeinse godin vereerd door de broederschap van dieven te Rome, staat er in het commentaar bij de Engelse vertaling. Laverna bood hun bescherming in tijden van nood. Maar diefstal had in het Romeinse recht ook betrekking op woekerrentes of door uitbuiting verkregen winsten. Ze was dus niet zomaar een godin van de dieven.

         

(8) In de Latijnse tekst staat: didrachm. De “didrachm” werd, volgens het commentaar bij de Engels vertaling, ook een “nummo” genoemd. De naam van de Marokkaanse munteenheid “dirham” gaat terug op de Griekse (etc.) “drachme”, maar er is een verschil in waarde. Het ligt aan de tijd waarin Congrio kok was, maar er zijn tijden geweest dat een Romeinse kok veel meer verdiende dan de gemiddelde dagloner. De “nummo” was omgerekend naar ons geld ongeveer 10 euro. Dat was het salaris voor 1 dag werk. Heel erg slecht betaald was Congrio dus niet. Maar hij moest voor het uitoefenen van zijn cateringbedrijfje wel zo ongeveer zijn hele eigen keuken met zich meebrengen, zoals zijn verplaatsbare oven (zie afbeelding). Als Euclio dan ook komt binnenstormen, is hij bang dat al zijn spullen stuk geslagen worden en dat hij ze kwijt is. Deze spullen zijn veel meer waard dan het salaris voor een dag werken, het is zijn kapitaal.

         

(9) Volgens Paul Schulten in “Het was maar een grapjes” was er maar een klein verschil in de Klassieke Oudheid tussen rovers op het platteland en dokters: artsen stelen in de stad (Galenus De optimo medico cognoscendo). Op pagina 199 gaat het niet meer om 1 drachme, maar om 1000 of 5000 drachmen die een dokter vraagt voor een behandeling. En op pagina 200 (Paul Schulten): “Verschillende succesvolle artsen kregen soms enorme honoraria uitgekeerd. Bedragen van 200.000 sestertiën worden genoemd, waarbij we moeten bedenken dat een jaarsalaris van 1200 sestertiën als redelijk inkomen mag worden beschouwd (Scarborough, Romans and physicians, The classical Journal 65: 296-306, 306, noot 18, 1970)”.

         

(10) Bijna alle figuren die bij een bruiloft aanwezig waren (muzikanten, dansers, koks, artsen en moppentappers) komen in kluchten voor. Daarvan is de arts in dit rijtje vreemd.

         

(11)‎ Ook de Rechter komt als hoofdfiguur vaak in Romeinse kluchten voor. De reden daarvoor zou kunnen liggen in het woordspel waarbij een “qadi” ook een amfoor is om wijn in te bewaren. In ieder geval komt de rechter in Turkse en Marokkaanse grappen (Nasreddin en Jeha grappen) nog steeds relatief vaak voor. Zie voor een verdere uitleg over de “qadi” het blog van woensdag 30 januari 2019 over het toneelstuk van Plautus, waarin Feniciërs de hoofdrol spelen.

         

De originele tekst.

Uit (vertaling in het Engels): Perseus.

Plautus: Aulularia( Derde bedrijf, eerste scène).

Lyconides (naam klopt niet; Lyconides is de aanstaande bruidegom. Waarom deze rolverwisseling? Ik weet het niet!) = Congrio (de kok); Euclio (hoofdrolspeler)

Congrio Óptati vires populares, íncolae, accolae, ádvenae omnes,
date viam qua fugere liceat, facite totae plateae pateant.
neque ego umquam nisi hodie ad Bacchas veni in Bacchanal coquinatum,
ita me miserum et meos discipulos fustibus male contuderunt.
5totús doleo atque oppidó perii, ita me íste habuit senex gýmnasium;
áttat, perii hercle ego miser,
áperit bacchanal, adest,
séquitur. scio quam rem geram: hoc
ipsús magistér me dócuit.
10neque lígna ego usquam gentium praebéri vidi p&uachte;lchrius,
itaque ómnis exegit foras, me atque hos, onustos fustibus.
Evclio
Redi. quó fugis nunc? téne, tene.
Congrio
Quid, stólide, clamas?
Evclio
Quia ad trís viros iam ego déferam nomén tuom.
Congrio
Quam ob rem?
Evclio
Quia cultrum habes.
Congrio
Cocum decet.
Evclio
Quid comminatu′s
mihi?
Congrio
Istud male factum arbitror, quia nón latus fódi.
Evclio
5Homo nullust te scelestior qui vivat hodie,
neque quoi égo de industria ámplius male plús libens fáxim.
Congrio
Pol etsí taceas, palam id quidem est: res ipsa testist;
ita fustibus sum mollior magis quam úllus cinaédus.
sed quid tibi nos tactiost, mendice homo?
Evclio
Quae res?
10etiam rogitas? an quia minus quam aéquom erat feci?
Congrio
Sine, at hércle cum magnó malo tuo, si hóc caput séntit.
Evclio
Pol ego haud scio quid post fuat: tuom núnc caput séntit.
sed in aedibus quid tibi meis nam erat negoti
me absente, nisi ego iusseram? volo scíre.
Congrio
Tace érgo.
15quia venimus coctum ad nuptias.
Evclio
Quid tu, malum, cúras,
utrum crudum an coctum ego edim, nisi tu mi es tutor?
Congrio
Volo scire, sínas an non sinas nos coquere hic cenam?
Evclio
Volo scire ego item, meae domi mean sálva futura?
Congrio
Vtinam mea mihi modo auferam, quae ádtuli, salva:
20me haud paenitet, tua ne expetam.
Evclio Scio, né doce, novi.
Congrio
Quid est quá prohibes nunc gratia nos coquere hic cenam?
quid fecimus, quid diximus tibi secus quam velles?
Evclio
Etiam rogitas, sceleste homo, qui angulós in omnis
mearum aedium et conclavium mihi pervium facitis?
25ibi ubí tibi erat negotium, ad focum si adesses,
non fissile auferres caput: merito id tibi factum est.
adeo ut tu meam sententiam iam noscere possis:
si ad ianuam huc accesseris, nisi iussero, propius,
ego te faciam miserrimus mortalis uti sis.
30scis iam meam sententiam.
Congrio
Quo abis? redi rursum.
ita me bene amet Laverna, uti te iam, nisi reddi
mihí vasá iubes, pípulo hic differam ante aédis.
quíd ego nunc agám? ne ego edepol véni huc auspició malo.
nummo sum conductus: plus iam medico mercedest opus.
Evclio
Hoc quidem hercle, quoquo íbo, mecum erit, mecum feram,
neque isti id in tantis periclis umquam committam ut siet.
ite sane nunciam omnes, et coqui et tibicinae,
etiam íntro duce, si vis, vel gregem venalium,
5coquite, facite, festinate nunciam quantum libet.
Congrio
Temperi, postquam implevisti fusti fissorum caput.
Evclio
Intro abite, opera huc conducta est vostra, non oratio.
Congrio
Heus, senex, pro vapulando hercle égo abs te mercedem petam.
coctum ego, non vapulatum, dudum conductus fui.
Evclio
10Lege agito mecum. molestus ne sis. i et cenam coque,
aut abi in malum cruciatum ab aedibus.
Congrio
Abi tu modo.