Noten bij Tijl in Luneburg.

Deze grap van Charles de Coster (Uilenspiegel, blz. 95, afbeelding omslag na de ‎grap) uit de noordelijke bijbel voor sociale strijd, verdient uitleg. Let daarom ‎weer op de voetnoten die in de tekst zijn opgenomen! De inzet van de uitleg is ‎zicht te krijgen op de manier waarop De Coster oorspronkelijke teksten zó ‎veranderde dat zijn literair ingrijpen niet ongemerkt aan de lezer voorbij zou ‎gaan. Dat deed hij heel ingenieus, door namelijk te refereren aan bekende ‎grappen, die hij net iets anders presenteert. In onderstaande grap staat een ‎variatie op de Nasreddin grap, waarin wordt uitgelegd waarom Nasreddin ‎achterstevoren op zijn ezel zit. (Zie ook einde van de Uitgeklede Cadi). Je ziet dat hij de strekking van de ‎oorspronkelijke grap aanhoudt: de religieuze ondertoon (een Cadi heeft ook ‎een religieuze functie), het protest tegen willekeur (zie blog), en ten slotte het achterstevoren zitten op de ezel, is bij Chales de ‎Coster geworden, het door Tijl op de buik van de ezel plaats nemen. Hiermee ‎combineert De Coster deze grap met een andere grap van Tijl Uilenspiegel, ‎waarin Tijl de toegang tot Brussel is ontzegd en hij er toch weet binnen te ‎komen, door in een kar aarde uit een andere streek te strooien en daarop ‎staande Brussel binnen te gaan. Zo staat hij niet op Brussels grondgebied, en mag ‎hij, volgens hem, de stad binnen komen. De strijd tussen steden speelt niet ‎alleen bij Tijl Uilenspiegel een rol, maar ook bij de Marokkaanse Jeha, waarvan ‎er eentje uit Meknes, eentje uit Fez en eentje uit Marrakech komt.

Het feit dat er Tijl Uilenspiegels voorkomen in Neder Saksen en in Hoog Saksen ‎betekent dat de verhalen er al bekend waren voordat er sprake is van een ‎opdeling van Saksen in veel kleine graafschappen en hertogdommen. Deze ‎verdeling begint vanaf de grotere autonomie van graafschappen en ‎hertogdommen, die inzet na het uiteen vallen van het rijk van ‎Karel de Grote ( 843 na Chr.). ‎Van Karel de Grote is bekend dat hij goede relaties onderhield met het ‎Byzantijnse Rijk en zelfs waarschijnlijk met de Arabische Abbasiden ‎dynastie, ‎waaronder Haroen Arrashid. ‎Het lijkt erop dat de regeringsperiode van Karel de Grote de tijd is waarin deze ‎grappen uit Klein Azië, zich hebben kunnen verspreiden onder de Saksen. ‎Waarom alleen onder de Saksen en Vlamingen blijft een raadsel. Misschien ‎omdat de Saksen, maar ook de Vlamingen het flink te verduren hebben ‎gekregen van Karel? Humor om te overleven!‎

         

(1)‎Luneburg, wat vertaald zoiets betekent als Maan-burcht, waarbij de “maan” o.a. stond voor een poort in de vorm van een maan op een ‎brug over een rivier, dus een poort met een boog op een brug. De Vlamingen ‎noemden het “watersignoorken” . Wat betekent dat? Luneburg was Saksisch en in “watersig” kunnen we de ‎woorden “water”, wat water betekent, en “sig” wat in het Engels “sign” (teken) is geworden, ontdekken: ‎waterteken is de betekenis van het eerste deel van “watersig-noorken”. “Noorken” was een ander woord voor ‎het noorden. Luneburg is dus een stad in het noorden, en als je de positie op een zodiak zou aflezen, zoals ‎voorkomt bij Ptolemeaus, dan vormen de watertekens in de dierenriem (kreeft, schorpioen en vissen) een ‎driehoek, waar Luneburg in de noordelijke punt van de driehoek ligt. Lune-burg heeft iets met de “maan” want ‎in de noordelijke punt van de driehoek van de zodiak staat de “kreeft” die als dominant teken op dat moment “de maan” heeft. Dit verhaal ‎is niet zomaar oud, maar geeft in zijn bewoordingen aanwijzingen voor de geografische positie van Luneburg, waarschijnlijk aan schippers, vrachtvaarders. Overigens is een van de verbasteringen van Luneburg Limburg, dat in deze constellatie in het teken “Schorpioen” ligt! De vraag is welke overslagplaats lag er in het teken “Vissen”? Ik vraag me af: heeft De Coster dit vanuit zijn eigen kennis erbij gevoegd (wat onwaarschijnlijk is) of kende hij versies ‎van deze grappen die wij niet meer kennen. Versies waaruit veel duidelijker de heel erg oude oorsprong van ‎deze grappen valt op te maken.‎
In de benaming “watersignoorken” is hier natuurlijk ook sprake van een woordspel met“water” en “signoorken” (seigneur): een niet al te vleiende benaming voor de hertog, die schepen die naar Hamburg voeren stevig belastte. Had hij ook last van een “waterhoofd”?

         

(2)Jef is de naam van de ezel van Tijl Uilenspiegel. Uitspraak: Chef (baas)!‎

         

(3)Bedoeld worden de zigeuners.‎

         

(4)De Coster geeft de Nasreddin grap nog een extra slag mee; in plaats van achterstevoren, zet Tijl zich neer op de ‎buik van de ezel. Wonderlijk is dat de erotiek van het verhaaltje zich pas aan mij opdrong onder het tekenen van ‎het plaatje. Nu ben ik geen geweldige tekenaar, maar ik denk dat de seksuele bijbetekenis van de grap wel uit ‎de tekening valt op te maken. En hiermee komen we tot de conclusie dat De Coster hier weer verschillende ‎grappen combineert, en blijkbaar de grap over Nasreddin “Justification inattendue”‎‎ (nr. 19) kende. Hij combineerde “het achterstevoren zitten” met het ‎‎“slapen met zijn ezel” overdag langs de weg. Daarmee verliest de grap wel de oorspronkelijk associatie met een ‎beruchte straf in de Oudheid op Overspel Of toch niet?‎

         

De laatste Tijl Uilenspiegel-grap van Charles de Coster ‎

(5) ‎ In de vorige Blog is opgemerkt dat Tijl Uilenspiegel-grappen waarschijnlijk in de nasleep van bezoeken en ‎contacten van Karel de Grote aan de Abbasiden zich in Vlaanderen en Saksen hebben kunnen verspreiden. ‎Zoals in een eerdere blog al is gezegd is een van de figuren waarop de grappen teruggaan, Nasreddin. Nu is ‎Nasreddin geboren in 1209 na Chr (605 Islamitische kalender). Dat is ver na de tijd van Karel de Grote. Je zou kunnen concluderen dat Nasreddin onmogelijk de ‎blauwdruk voor de Tijl Uilenspiegel-grappen kan hebben aangereikt. Nu bestaat er een andere figuur, waarover ‎we het ook al regelmatig hebben gehad, die veel met Nasreddin gemeen heeft: Jeha (Djoha). Jeha is vooral uit ‎Noord-Afrika bekend en het ligt dan ook voor de hand, dat Tijl niet zozeer geïnspireerd is op Nasreddin, maar ‎op Jeha (Djoha). In dat geval zou de oorsprong van de Tijl Uilenspiegel niet in Klein Azië liggen, maar in Noord ‎Afrika. En aangezien men denkt dat Jeha van Arabische herkomst is, lijkt dit te wijzen op een heel erg oude ‎rechtstreekse band tussen Noord Afrika en Saoedi-Arabië, waarbij het Midden Oosten niet werd aangedaan. ‎Deze oude band zou een weg dwars door de Sahara richting Saoedi-Arabië kunnen zijn, waarvoor nog steeds ‎geen bewijzen zijn gevonden dat hij ooit heeft bestaan, ook al zijn er verschillende volksverhalen die op het ‎bestaan ervan wijzen.

         

(6)“Gasten”is een oud (Vlaams) woord voor “knechten”. De organisatie van het bedrijf is interessant, omdat Tijl ‎deel uitmaakt van een Middeleeuwse meester-gezel relatie zoals die gebruikelijk was in het gildewezen, waarvan ook smeden lid waren. Er was een abrupte ‎overgang van deze organisatievorm bij het aanbreken van het industriële tijdperk naar die van de fabriek. In ‎deze grap lijkt hiervan sprake, omdat in het bedrijf al een grote oven aanwezig is, waar op een rijtje blaasbalgen ‎zorgen voor een constante hitte. De gezel werd geen meester meer, maar bleef zijn leven lang arbeider. In feite ‎tref je in de Hoogovens te IJmuiden nog steeds ditzelfde principe aan, maar nu gemechaniseerd, gerobotiseerd en ‎aangestuurd door computers. Van groot belang blijft dat onder het smeden de temperatuur van de oven ‎constant blijft. De blaasbalgen moeten dus op de maat ervoor zorgen dat de temperatuur constant blijft. Dat is ook ‎op de stoomboot van Tina Turner het geval. Alleen, het lied suggereert opstand: de ovens ‎moeten oververhit raken. Met een niet te missen seksuele lading uit de jaren zeventig.‎
Ook in het vervolg van dit verhaaltje zien we de manier waarop Charles de Coster te werk ging. We hebben in een vorige blog gezien hoe Jeha ‎‎(maar ook Nasreddin) een deur uit de hengsels licht en op de schouder neemt om een boodschap over te ‎brengen aan zijn afwezige moeder. De betekenis ervan had met willekeur en onderdrukkend gedrag te maken en ‎het afwerpen van het dictatoriale juk. Deze betekenis komt in deze Tijl Uilenspiegel-grap ook weer voor. ‎Opvallend is hoe De Coster zich steeds houdt aan de impliciete betekenis van een grap (of die nu betrekking ‎heeft op geloof of politiek), en alleen slechts enkele veranderingen aanbrengt. Toch zijn deze veranderingen zo ‎groot dat het soms moeite kost de oorspronkelijke grap erin te herkennen‎.

         

(7) ‎Opvallend is het ontzag dat Tijl Uilenspiegel de baas blijkbaar inboezemt. Normaal zou ook in die dagen geweest ‎zijn om Tijl op staande voet te ontslaan. Dat doet de baas niet, omdat hij de kracht van de geweldenaar Tijl ‎Uilenspiegel nodig heeft om de blaasbalg weer terug op z′n plaats te zetten.

         

(8)Dit werkt natuurlijk niet zoals het verslepen van een blaasbalg. Als Tijl merkt dat zijn colega′s gestraft worden voor zijn grappen, bedenkt hij er één waaruit zijn solidariteit met hun lot blijkt. Nu heeft de baas er geen baat bij om Tijl niet te ‎ontslaan. Langs een omweg wordt hier natuurlijk wel melding gemaakt van de verschrikkelijke ‎werkomstandigheden waaronder steeds meer mensen moesten werken.‎

         

(9)Vlaams juridisch taalgebruik; te vertalen met “waarbij ik toestem in ………ik permissie geef tot………” Hoe belangrijk juridische termen in deze ‎grappen zijn heb ik al uitgelegd in een vorige blog. Dit taalgebruik wijst net als vorige opmerkingen in de richting van een oude ‎oorsprong van deze grap.‎