Van de tongriem gesneden.

Van iemand die goed gebekt is, wordt gezegd dat hij goed van de tongriem is gesneden. Wie zou niet wensen dat te zijn; ook als het ten nadele van anderen gaat? In de Middelleeuwen wisten ze daar wel raad mee: ketters werd de tong uitgerukt, zodat ze niet altijd de “gelovigen” konden tegenspreken. Zoals duidelijk is uit Deel III, liggen aan veel van de oudste grappige verhaaltjes lijfstraffen ten grondslag; veel van die straffen kennen wij niet meer, en we beseffen dan ook niet dat bijvoorbeeld het grappige verhaaltje (2) hieronder met een verschrikkelijke foltering, een lijfstraf zoals het uitrukken van een tong te maken heeft. Ook een van de bekendste verhaaltjes van Nasreddin (soms Jeha of de vrouw van Jeha) achterstevoren gezeten op een ezel, in gerechtelijke dienst, was een beruchte straf. Iemand die op overspel was betrapt, werd achterstevoren op een rijdier gezet, naakt en vastgebonden, en zó werd zij dan door de buurt gereden waarin zij woonde. Gaat het om een man, zoals in het geval van Nasreddin of Jeha, dan is dat al deel van de grap: een man van overspel betichten: dat kon toch niet! Buren mochten slaan, gooien, spugen etc, kortom alles doen wat het aan iemand onmogelijk maakt zich nog ooit weer in die buurt te vertonen. Ook de “pek met veren” straf komt nog aan de orde. In het laatste verhaal dat in dit stuk zal worden aangehaald, staat een stuk over: Sindibad, niet Sindbad, de zeeman, maar een andere Oosterse figuur. Nu eens geen grappige figuur, maar iemand, waarover een vloek is uitgesproken.

   

Mensen die elkaar vervloeken, wensen elkaar vaak een straf toe die men kent uit de rechtspraak. En om de vloek te bezweren vertelde men elkaar grappen. Maar oorspronkelijk ging het om een grimmige straf, zoals uitgevochten tussen vader en zoon “Kafka” die zijn vader het spreken wil verhinderen.

   

Verhaal 1 (Haruki Murakami “Kafka op het strand”):

" De jongen die Kraai (Kafka betekent in het Tjechisch Kauw, maar omdat kauwen in Japan niet voorkomen, is de vertaling “kraai”) wordt genoemd boorde nu zijn snavel in de mond die hem woorden toeriep. Zijn grote vleugels sloegen wild op en neer, en glanzende veren vielen eruit en dwarrelden als gefragmenteerde zielen door de lucht. De jongen die Kraai wordt genoemd spietste de tong aan zijn snavel, gaf een geweldige ruk en trok hem los, naar buiten. Het was een vreselijk lange, dikke tong……"

   

De grappige variatie hierop, waarin nog wel op de achtergrond de angst voor de straf aanwezig is, ‎krijgt vorm in het volgende verhaaltje uit het Moorse Spanje.

Verhaal 2 (Vertaling in het Nederlands):‎

(Klik voor de oorspronkelijk tekst (1 en 2) hieronder)

Het lammetje

"Er gingen jaren voorbij van heel erg grote rampspoed en Jeha besloot om een lammetje uit de ‎kudde schapen van zijn buurman te stelen. Hij sloop ′s nachts door de omheining naar de wei van ‎de schapen en pakte het kleinste lammetje dat er was, slachtte het en richtte zich een groot ‎feestmaal aan; hij bewaarde de rest van het lammetje als voorraad voor de komende tijd.
De volgende dag werd hij wakker door het geschreeuw van zijn buurman: “Dieven hebben een ‎schaap uit mijn wei gestolen. Vervloekte dieven! Dat hun de handen worden afgehakt!” Op zijn geschreeuw kwam een hele groep mensen om hem heen staan, en allen vroegen ze hem de ‎een na de ander: “Welk schaap hebben ze je gestolen?” Hij zei: ‘Het beste en het grootste schaap dat ik heb, hebben ze gestolen!” Toen Jeha dat hoorde, ‎rende hij vlug weg, en met de kop van het lammetje onder z’n arm, zei hij:
‎“Die man is een leugenaar: hier is het bewijs! Ze zouden hem de tong moeten uitsnijden!‎”"

   

Omdat we vergeten zijn, wat de eigenlijke betekenis van de grap is, en toch nog steeds dezelfde ‎grappen vertellen, krijgt de grap een andere lading. Door de humoristische strekking verwaterde ‎de harde kern van de grap. Zo kan een Perzisch verhaaltje met dezelfde strekking de indruk ‎wekken dat het om een kinderverhaaltje gaat: wie het langst niet praat, heeft gewonnen. Of wie ‎het langst….., die heeft gewonnen. Eigenlijk kun je hier bij de puntjes van alles invullen, en dat is ‎ook wat er gebeurt met de verschillende variaties van in wezen hetzelfde verhaal of spelletje. Het verhaal over het gestolen lammetje zou je nu heel anders kunnen interpreteren, namelijk alsof er sprake is van een spel waarin het erom gaat wie het langst niet eet... In verhaal 4 komt deze verborgen inhoud ineens weer boven water.

   

Verhaal 3 (Wie het eerst ‎spreekt……):

"De man werd driftig. Hij had een stok in zijn hand. Die gooide hij zijn vrouw naar het hoofd. Zij ‎pakte op haar beurt een schop, die anders gebruikt werd om sneeuw mee te ruimen en gooide die ‎naar haar man. En ze zei: ‘Luister nou eens goed, man, ga rustig zitten en wie van ons tweeën het ‎eerst iets zegt, moet buiten de schapen water geven’. En ze gingen beiden zitten.‎"

   

Dan blijft wel de vraag, waarom heeft zoveel gruwelijks nou juist de weg gevonden naar het ‎kinderverhaal? Er is eigenlijk maar een verklaring voor: de ouders bleven, ook na de afschaffing van ‎een gerechtelijke lijfstraf, hun kinderen bedreigen met deze straffen waaraan zij nog een vage ‎herinnering kenden, overgedragen door hun voorouders. De gerechtelijke lijfstraffen werden inzet van (zwarte) pedagogie in de opvoeding van kinderen.

   

In het volgende verhaal eigenlijk ook weer de suggestie dat het om een verhaal voor kinderen gaat. ‎Ook in dit geval verwijst een openbare straf (middeleeuwse straffen waren bijna altijd openbaar) ‎naar het bestaan van middeleeuwse opvattingen t.a.v. gedrag. Nu gaat het niet om een misdaad, ‎maar om wat men een zonde noemt. De godsdienst komt om de hoek kijken.‎

Verhaal 4 (Vertaling in het Nederlands):‎

(Klik voor de oorspronkelijk tekst (4) hieronder)

De koppige vrouw en man.

"Een man koopt op de markt een mooi stuk mals vlees, en neemt het mee naar huis. Zijn vrouw ‎maakt het klaar en ’s avonds, als haar man thuiskomt om te eten, zet ze de dampende, heerlijk ‎geurende schotel op tafel. Op dat moment zegt zijn vrouw tegen hem: ‘Heb je, toen je ‎binnenkwam, de deur achter je dicht gedaan?’ ‘Nee,’ zegt de man, ’ik ben vergeten hem dicht te ‎doen. Ga even mijn fout goed maken!’ ‘Nee,’ antwoordt de vrouw, ’dat moet je zelf doen!’
‎‘Dat doe ik niet! Ik beveel je om het te gaan doen!’ Dat gaat een poosje zo door. Dan zeggen ze ‎beiden tegelijkertijd: ‘Ik zweer dat ik die deur niet zal dichtdoen!. Wie van ons beiden het eerst de ‎mond opendoet, moet hem gaan dichtdoen!’ En beiden houden de mond en zitten te mokken ‎zonder geluid te maken. Een bedelaar die voorbij komt om een aalmoes te vragen, gaat het huis ‎binnen. Hij ziet de beide huisgenoten, die elkaar de rug hebben toegedraaid en die geen woord ‎tegen elkaar zeggen zonder te eten van de heerlijke schotel. De bedelaar gaat aan tafel zitten en ‎eet, totdat hij helemaal verzadigd is. En aangezien de man niet geantwoord heeft op alles wat de ‎bedelaar heeft gezegd, sinds hij dit zonderlinge huis is binnengekomen, neemt hij een bot dat van ‎het eten nog over is en maakt dat vast aan de baardharen van de man. Dan gaat hij er vandoor.‎
Even later komt er een hond aan het huis voorbij, likt de schotel schoon en hapt naar het bot aan de ‎baard van de man. Dan zegt de vrouw: ‘Tssss….’, om hem weg te jagen. De man verbreekt dan de ‎stilte, en zegt: ‘Jij bent de eerste die heeft gepraat: Ga de deur dichtdoen!‎”"

De scène waarin het bot aan de baard wordt geknoopt,zou een oude oorsprong kunnen hebben. Het kan ‎te maken hebben met het spreekwoord: ‘Spelen om des keizers baard’. Dit spreekwoord ‎betekent zoveel als dat men om de eer een spel speelt, niet om het geld. Het is dan ook niet voor ‎niets dat een bedelaar het bot in de baard van de man bindt. Hij wil ermee zeggen: ‘Voor zover ik ‎het kan overzien, heb ik gewonnen’. Of zoals de hond die vervolgens zich aandient, suggereert: ‎‎‘Twee honden vechten om een been, de derde loopt ermee heen’. Maar de man en de vrouw ‎spelen het echte spel. De bedelaar en de hond spelen om het ‘geld’ (het been of bot) en niet om ‎de eer, zoals de man en de vrouw.‎‎

Een stapje verder doorgedacht, werkt het in de baard knopen van het bot als een straf voor ‎hovaardigheid (superbia). Door de benaming alleen al wil ik ‎duidelijk maken dat het wel heel erg lang geleden is dat we daarvoor werden gestraft. In de ‎Middeleeuwen was hovaardigheid (ijdelheid en arrogantie) de eerste en ergste hoofdzonde in de ‎serie van 7 hoofdzonden. Het begin van alle kwaad. Zouden ze dat nu nog weten? Op de ‎afbeelding van (hovaardij) Superbia in het Prado te Madrid van Jeroen Bosch (1450) zien we een ‎vrouw met een soort lampenkap over haar hoofd voor een spiegel staan. Door dit mateloze sieraad ‎ziet de vrouw zichzelf niet meer in de spiegel. Je zou kunnen zeggen dat wat voor de vrouw een ‎lampenkap (geen hoedje, maar wel iets om het haar mee te bedekken) is, is voor een man een bot ‎in zijn baard: een straf voor arrogant gedrag. Onterechte gekrenkte eer. “Haar” en “bot” hebben altijd iets met ‎‎“eer” te maken, en de suggestie van een freudiaanse uitleg ligt hier voor de hand, maar deze uitleg ‎laat ik aan u over. In de strijd om het dichtdoen van de deur gaat het om de kleingeestige, ‎bekrompen eer, niet om aardse goederen zoals eten.

        

Het verhaal zou ook met de straf op “vraatzucht” (hoofdzonde 5: Gula) te maken kunnen hebben. In Deel 2 heb ik gekozen voor de mythes rond de halfgod Herakles als archetypisch model van allerlei grappen. Herakles stond in de volksmond bekend als een lekkerbek, die geneigd was tot vraatzucht. De zonde bestaat in feite niet zoals in de populaire film Seven wordt gesuggereerd uit het zich helemaal vol eten tot je niet meer kunt, maar uit het niet met anderen delen van overvloed of gebrek aan eten. De straf bestaat er dan uit dat je van eten uitgesloten werd: honger. Deze straf sluit aan bij wat Herodotus over de Lydiërs vertelt. Volgens Herodotus zou er onder de regering van Atys in Klein Azië (ong. 800 voor Christus) een grote hongersnood zijn geweest (Herodotus, Boek 1, pag 42, paragraaf [94]; en Hus pag. 53). Deze hongersnood zou de helft van de Lydiërs ertoe gebracht hebben naar Italië te vertrekken en zich daar als Etrusken te vestigen. De helft werd verplicht te vertrekken, omdat zij aan een spel deelnamen, dat eruit bestond dat de verliezende helft een dag lang niet at maar spelletjes deed en de andere helft zó voldoende te eten had. Zo zouden het balspel, het bikkelspel en het dobbelspel zijn uitgevonden. Deze oplossing hielden ze 18 jaar vol. Toen was de dag aangebroken waarop er werd gespeeld om te blijven of vertrekken uit Klein Azië en de verliezende partij vertrok naar Italë. Omdat in het verhaal de deur voor straf (!) open staat, kon iedereen van de maaltijd eten. De wedstrijd in zwijgen komt er dan op neer dat het echtpaar de zonde begaat niet iedereen in hun overvloed te willen laten delen. Het verband tussen spel enerzijds en humor anderszijds lijkt mij duidelijk. Maar ook het verband tussen recht en humor, spel en straf.

        

‎Ten slotte iets anders, dat ook weer een godsdienstige bijsmaak heeft en de bewering uit Deel III ‎schraagt dat veel grappen bezweringen zijn om vloeken af te weren. Hierin komt de “pek met veren” straf ter sprake. In de stukjes hieronder wordt ‎een heel lang en bijzonder verhaal samengevat: Die seven wijse mannen van Romen dat ‎gebaseerd zou zijn op een oosters verhaal met de naam Sindibad (hiervan is geen letterlijke tekst ‎overgeleverd). Het is een bijzonder verhaal, omdat uit de naamgeving valt op te maken dat een ‎van die 7 wijze mannen “Ypocrates” (Hippocrates van de dokterseed) en de ander de tovenaar Merlijn van de Graalridders is. Die hadden beiden weinig van doen met Rome. De andere vijf wijze ‎mannen zijn mij onbekend, maar waren dat waarschijnlijk niet in de tijd dat het verhaal is ontstaan. ‎Waarom de verschillende verhalen in één verhaal zijn ondergebracht, is mij niet helemaal duidelijk. Het verhaal lijkt een soort voorloper van de heiligenverhalen, een bekend Middeleeuws genre. Het verhaal lijkt een Indische oorsprong te hebben en draagt dan de naam Sindibad, niet te ‎verwarren met de bekende zeeman, Sindbad, uit de Duizend en een Nacht. In het begin van het verhaal ‎van de Zeven Wijzen, wordt er een vloek uitgesproken over Diocletianus (?), de zoon van koning Poncianus (?) (Uit, Luc Debaene: Die Seven Wijsen Mannen van Romen (samenvatting, Belgisch Nederlands):

   

‎1. Keizer Poncianus krijgt een zoon Dyoclesianus. 2. Als de jongen zeven jaar is valt de ‎koningin ziek; vooraleer te sterven vraagt zij dat wanneer de keizer zou hertrouwen, de jongen van ‎de stiefmoeder verwijderd zou opgevoed worden…De koning hertrouwt en de stiefmoeder blijkt ‎onvruchtbaar. Zij wil daarom dat de zoon van de koning uit zijn eerdere huwelijk bij hen komt ‎wonen. Zij doet dit niet met de beste bedoelingen: zij wil hem doden…...11. In de sterren lezen ze (de ‎‎7 wijze mannen) dat de jongen bij (terugkeer naar) zijn vader geen enkel woord spreken mag of hij ‎zal terstond een schandelijke dood sterven en dat zijzelf sterven zullen als ze hun discipel (leerling) niet naar ‎het hof brengen. 12. Als de jongen dit hoort raadpleegt hijzelf de sterren, waarin hij leest dat, zo hij ‎zeven dagen zwijgt, hij het leven kan behouden. Elk der wijzen moet dan voor hem 1 dag het woord ‎voeren, tot hijzelf weer spreken kan.‎

   

Daarna volgen er zeven verhalen, -- het verhaal is een raamvertelling in de trant van de Duizend en ‎Een Nacht -- waarin veel verhalen voorkomen met overeenkomsten met klassieke grappen. Ik wil ‎alleen bij het zesde verhaal even stilstaan, omdat hier een heel bijzondere versie van de “pek met ‎veren” straf staat vermeld (een straf zoals die regelmatig bij Lucky Luke voorkomt, als er iemand uit ‎de stad wegens bedrog wordt verdreven):

  1. Dat vijfte exempel (verhaal) der keyserinnen (verkeerdelijk voor seste gehouden), ‎verteld met de bedoeling de koning ervan te overtuigen zijn zoon ter dood te brengen: een lelijke ‎koning werd door alle vrouwen versmaad. Hij droeg zijn rentmeester op voor een vrouw te zorgen, ‎het mocht hem duizend gulden kosten. De geldgierige geldmeester dwong zijn eigen vrouw naar de ‎koning te gaan. 's Anderdaags wilde de koning haar niet buiten laten, en de rentmeester zei ten ‎slotte wie de vrouw was; hij werd verbannen.
  2. Deze koning nu trok met een leger naar Rome. Door hun spreken hielden de zeven ‎meesters de koning er zeven dagen van af de stad te bevechten. De laatste meester bedekte zich ‎met allerlei vogelvederen en hield twee zwaarden in zijn mond; zo stelde hij zich op de hoogste ‎toren. Het leger vóór de stad meende dat het Jezus was die Rome kwam redden en allen sloegen op ‎de vlucht.
  3. ‎ ‎
  4. De keizerin zegt tot de keizer: zoals de rentmeester zijn eigen vrouw niet spaarde, zo wil ‎uw zoon u ten verderve brengen. Zoals die koning door de wijzen bedrogen werd, zo ook gij. De ‎zoon moet gehangen worden.‎

   

Bovenstaand stuk bestaat uit 3 delen: in het eerste deel staat het verhaal van de vrouw van de ‎rentmeester, waarop de keizerin in het derde deel terugkomt om aan te geven dat de zoon zijn ‎eigen vader niet zal sparen, als het erop aankomt. Deel 2 lijkt ertussenin geschoven om de zeven ‎verhalen met elkaar te verbinden en de rol van de zeven wijzen nog eens aan te kaarten. De keizerin wil de koning ertoe te brengen niet naar de 7 wijze mannen te luisteren, ‎omdat zij de vijand ervan afgehouden hebben Rome te veroveren. En nu blijkt de zevende ‎wijze zich als een sjamanistische verlosser in vogelveren (zie ook: deel III; commentaar op de rol van de duif, strekking van ‎het stuk over de kuifleeuwerik, strekking van het stuk over Humor en de Dood, en de rol van het sjamanisme en totemisme ) te vertonen op de trans van ‎de vestingmuren van Rome (vergelijk De Vogels van Aristophanes). Wie daar op Rome′s omwalling ‎staat, is de laatste messias (zie deel I, rol van Salomon en David). Net zoals hij ook de laatste wijze ‎in het verhaal van de Zeven Wijzen van Rome is, zo is hij degene die komt op het einde van de ‎wereld. Een verrasende afloop van de “pek met veren” straf. Dit pek moet het pek zijn dat de Egyptenaren gebruikten om hun overledenen te balsemen. Het is hier geen straf, maar zicht op eeuwig leven. Zo weet ook uiteindelijk de zoon zich te bewijzen en wordt de keizerin terecht gesteld.

   

Maar nu eerst die twee zwaarden in zijn mond: is dat om hem monddood te maken? Toen ik in 1989 naar ‎Marokko ging voor mijn werk, kreeg ik op de eerste zondag van mijn aanwezigheid een soort ‎traditionele show te zien. Magere in lompen geklede (heilige?) mannen doorprikten ten ‎aanschouwe van een groot wantrouwig publiek met enorme cactusdorens hun wangen. Als ‎uitsmijter van hun act, doorboorden ze hun wang met een zwaard, zonder enig bloedvergieten. ‎Een ander deed wat degenslikkers doen, het zwaard verdween tot diep in zijn lichaam, ook zonder ‎bloed vergieten. Hieraan moet ik denken als de figuur op de hoogste toren van Rome wordt ‎beschreven. Het in de mond steken van de zwaarden is in dit geval niet het uitrukken van de tong, ‎maar het omgekeerde: een bewijs van onkwetsbaarheid. Een grap om de vloek op te heffen. Het ‎verhaal loopt goed af. Op het eind van het verhaal gaat dan ook de zoon spreken en wordt……‎

"……de keizerin (wordt) achter een paard door de stad gesleept, daarna verbrand; haar ‎medezondaar wordt in stukken gehakt".

Deze oplossing is definitief, niet zoals bij Nasreddin die achterstevoren op zijn ezel wordt gezet en door de ‎straten wordt geloosd.

   

Ik zie in de strekking van deze grapjes een verband tussen recht, fatsoen, straf en spel. Net als in het hinkelspel, wordt je voor een misstap gestraft: opnieuw beginnen of een beurt overslaan. De misstap is het benadelen van de heersende verhoudingen in de gemeenschap. De Regel is dat je je aan de regels moet houden.