Vogels als Totems

Inleiding

Dit artikel zou eigenlijk aan het begin van Deel III moeten staan, maar doet dat niet. Wél staat er een link naar dit artikel. In Deel III komen we het dichtst mogelijk in de buurt van een oorsprong van deze vorm van humor, die nauw verweven is met het raadplegen van vogels en de vogelvlucht. Dit artikel is een verantwoording voor mijn keuze om Deel III met een archetypische vogel, de hop, te beginnen. Dit hele artikel vormt niet het begin van Deel III, omdat de keuze voor de hop meer uitleg vereist dan de keuze voor de beide andere figuren aan het begin van Deel I en Deel II. De reden waarom Salomon aan het begin van Deel I staat is eenvoudig: in de Bijbel staat Salomon al onder de rechters vermeld. Voor Heracles geldt dat hij de naam heeft een cultuurbrenger te zijn, en ook dat is reden genoeg om hem in Deel II aan het begin te plaatsen.

         

Zo′n eenvoudige reden om de keuze voor de hop te verantwoorden bestaat er niet. En uit het vervolg zal blijken dat die reden ook helemaal niet eenvoudig is. We moeten terug naar de eerste oplettende natuurobservators om te begrijpen, waarom de hop aan het begin van Deel III staat. Oplettende natuurobservators was opgevallen dat een vogel een eigen territorium kent. Soms trekt hij tussen het ene gebied en het andere op en neer. Maar altijd reserveert hij voor de groep vogels, waartoe hij behoort, een territorium. Zeevarenden konden zich door trekvogels laten leiden om van het ene gebied naar het andere te komen. Ook was het die observators opgevallen dat sommige eilandjes een geheel eigen vogelpopulatie kenden en dat je een eiland een naam kon geven van de vogel die er nestte, er overwinterde, er graasde, jaagde of op doortrek neerstreek etc. Daarmee plaatste je het eiland op de “kaart”. Vaak is een vogel in het familiewapen opgenomen van bepaalde gebieden. En dat familiewapen zou wel weer eens terug kunnen gaan op wat later totemisme is gaan heten.

         

Wat is totemisme? "Totemisme is volgens Wikipedia te typeren als een religieuze overtuiging. Het beschrijft een relatie van een volk of individu met betrekking tot een totem. Het totemisme is een geheel van rites en geloofspunten die verband houden met dieren, planten, objecten en verschijnselen. Totems zijn meestal dieren, soms bomen of andere planten. De mens vereenzelvigde zich in grote mate met zijn totemdier of totemplant. Het totemisme evolueerde van wat in aanvang waarschijnlijk een jachtritueel was tot een aantal religieuze overtuigingen. Centraal in het totemisme was de overtuiging dat iedereen (van de groep, de clan, de stam, het individu) dezelfde relatie had tot een totem ( =dier, plant, zon, maan enzovoort)."

         

Uit het hierboven uit de Wikipedia aangehaalde stuk valt op te maken, dat experts zich van het onderwerp hebben meester gemaakt, waardoor er 1 interpretatie, namelijk de religieuze, naar voren is geschoven. Dat het totem alleen exclusief voor een bepaald gebied gold, is buiten beschouwing gebleven. Nog andere interpretaties zijn ook aan de religieuze ondergeschikt gemaakt. Ik kan niet beoordelen, wie er meer of minder gelijk heeft. Vind ik ook niet zo heel erg interessant. Ik probeer de ontwikkeling van verschillende ideeën m.b.t. totemisme en dan vooral het totemisme van vogels te schetsen, om uiteindelijk bij een bepaalde interpretatie van het verschijnsel uit te komen. Ook mijn interpretatie is maar een interpretatie; ik wil niet pretenderen dat het de enige is. Bovendien sluiten de verschillende interpretaties elkaar niet uit, maar leveren ze uiteindelijk na een omweg wel de redenen, waarom aan het begin van Deel III de vogel Hop u verwelkomt en vergezelt in religieuze humor.

         

We zullen kort stilstaan bij verschillende theorieën, waaruit ik bepaalde elementen licht om te benadrukken dat het totem steeds een metafoor is voor de bescherming van een gebied. De daadwerkelijke aanwezigheid van een bepaalde plant of dier heeft geleid tot het verheffen van deze plant of dier tot een symbool van bescherming. Of dit samenhing met een jachtgebied waarin op een bepaald dier jacht werd gemaakt, kan ik niet beoordelen. Volgens mij is echter het religieuze van een totem van beperkte aard naast andere aspecten die even belangrijk zijn..

‎1.‎ Herodotus en het Totemisme.

Totemisme is vaak onlosmakelijk verbonden met het Sjamanisme. In het sjamanisme verplaatst men zich naar andere werelden om raad te krijgen, meestal in geval van ziekte. Het totem is het symbool voor en transportmiddel naar de Andere Wereld. Vandaar dat vogels zo'n grote rol in het totemisme spelen. Er is als het ware sprake van het verplaatsen van jouw geest naar een andere wereld. Dit verplaatsen zou je een zielsverhuizing van tijdelijke aard kunnen noemen. Bij de overgang van de ziel na over-lijden is er sprake van een defintief vertrek naar andere oorden. In het oude Griekenland geloofde men in de verhuizing van de ziel van deze wereld naar een andere wereld. Die verhuizing ging niet alleen van mens op mens, maar ook van mens naar dier. Bij de dood ging de ziel over naar een ander wezen (mens, plant, dier) dat op het moment van zijn overlijden werd geboren. Hij werd daarin herboren. Volgens Herodotus hadden de Grieken dit geloof overgenomen van de Egyptenaren (Boek II, paragraaf 123; vertaling Onno Damsté): (Klik voor de oorspronkelijk tekst (8) hieronder op de vertaling):

"Wat nu door de Egyptenaars gezegd wordt, moge hij aannemen, wien zulke zaken geloofwaardig zijn; mijn voornemen in mijn gansche verhaal is, dat ik, wat door ieder gezegd wordt, opschrijf zooals ik het hoorde. Als heerschers over de onderaardschen geven de Egyptenaars Demeter en Dionysus aan; ook zijn de Egyptenaars de eersten, die de leer verkondigden, dat des menschen ziel onsterfelijk is, en zij, bij het vergaan des lichaams, in een ander, dan juist ontstaand dier, overgaat; wanneer zij alle landdieren en zeedieren en gevleugelde dieren doorloopen heeft, treedt zij wederom in het juist gewordene lichaam van een mensch, en haar omloop geschiedt in drieduizend jaren. Die leer hebben er onder de Hellenen aangenomen, sommigen vroeger, anderen later, alsof zij van hen zelf was: wier namen ik wel weet, doch niet schrijven zal."

Volgens het commentaar op deze tekst zouden de Grieken dit geloof in zielsverhuizing waarschijnlijk niet van de Egyptenaren hebben overgenomen, omdat de zielsverhuizing in tegenspraak is met het balsemen van de overledenen. (Dit commentaar is op het Internet gepubliceerd:A commentary on Herodotus, How and Wells, Boek II, noot 123). De Egyptenaren geloofden wel in de onsterfelijkheid, maar niet aan de zielsverhuizing. Je zou daarom kunnen veronderstellen dat de Grieken dit geloof van het Boeddhisme hebben afgekeken in hun contact met India. De formulering van Herodotus komt overeen met de manier waarop de zielsverhuizing in het Boeddhisme wordt voorgesteld (Akira Sadakata, Cosmologie bouddique, pag. 78-82). Hiermee in tegenspraak is weer dat het Boeddhisme niet gelooft in het bestaan van één ziel per individu (Akira:81): (Klik voor de oorspronkelijk tekst (20) hieronder op de vertaling):

"Deze passage (uit: De vragen van Milinda, een compilatie verschenen tussen 1000 vóór tot 1000 na Chr.) bevestigt het geloof van de boeddhisten dat er geen “ik” bestaat, blijvend en eeuwig. De vlam verandert van moment tot moment, terwijl de lamp brandt, en toch gebeurt dit alsof het steeds om een en dezelfde vlam gaat."

In het boek Milinda gaat het om een vraaggesprek tussen de Griek Menander (=Milinda) en de Boeddhistische wijze Nāgasena. Menander vraagt Nāgasena hoe de wedergeboorte zich voltrekt en krijgt dan bovenstaand antwoord. Met andere woorden de ziel kent geen uiterlijke vaste vorm, of hij nu de vorm aannneemt van een mens of een dier. De duur van alle hergeboortes tezamen wordt geteld in een niet exact te bepalen tijdseenheid (kalpa) en wordt door Herodotus geschat op 3000 jaren (jaren van welke orde? Babylonisch, Grieks of Romeins, ze verschillen alle in duur). De ziel streeft naar de perfectie, die het verkrijgt door het doorlopen van alle levensvormen.

Hoewel er een verschil in opvatting is over de ziel, blijkt de band met het Oosten sterker als we het sjamanisme en het totemisme erbij betrekken. Volgens Andrew Lang in Modern Mythology, waarin hij Frazer bekritiseert, zijn er aanwijzingen dat het totemisme in Griekenland voet aan de grond heeft gekregen. Andrew Lang vestigt om zijn twijfel aan de theorie van Frazer te demonstreren de aandacht op een attribuut van Apollo: de “muis”, die hij aanduidt met het zelfstandig naamwoord “Smintheus”, waarvan ik alleen maar het bijvoeglijk naamwoord in het Grieks “sminthos” ( σμινθος) heb kunnen vinden. Andrew Lang vat de muis op als een attribuut dat aan Apollo is blijven hangen als een restant uit een totemistisch verleden. Hij geeft daarbij uitgebreid aan dat, wil de “muis” voldoen aan de kriteria voor een totem, de naam terug te vinden zou moeten zijn in plaatsnamen, muizen voor heilig zouden moeten kunnen doorgaan, dat er misschien muisgoden zijn, dat afbeeldingen van een muis geassocieerd kunnen worden met een godheid, en als een onderscheidingsteken kunnen worden gebruikt ten opzichte van andere plaatsen, en ten slotte zouden er mythen rond de muis moeten kunnen bestaan. En inderdaad kunnen vooral in Noord-west Anatolie bij de Troads, de streek met Troje als hoofdstad in de oudheid, al deze kenmerken van een vroeger totemisme worden teruggevonden! Wat mij bevreemdt, is dat Andrew Lang het steeds over de “muis” heeft. Dit bevreemdt me niet alleen omdat zijn “smintheus” (= σμινθος) eigenlijk een bijvoeglijk naamwoord is, waarvan ik het zelfstandig gebruik niet heb kunnen vaststellen, maar ook omdat “sminthos” ( σμινθος) “knabbelend” betekent, en bij uitbreiding ook “rattig, muisachtig”. Terwijl een van de ijzers in Andrew Langs vuur het gegeven is dat de Griekse God Dionysus lijkt op de Indische Indra, ziet hij over het hoofd dat de “rat” een bekend dier is uit de Oosterse dierenriem. Hij had “sminthos” ( σμινθος) kunnen aanvoeren als argument om aan te tonen dat er behalve de Boeddhistische Indra (gezeten op de top van de berg Sumuru oorspronkelijk) die onder de naam Dionysus in Griekenland voortleeft, er ook nog andere Oosterse trekjes in de omgeving van Troje zijn te vinden. En waar totemisme is, is vaak sjamanisme, net als bij de de Indianen van Noord Amerika, die overigens ook de “(vleer-)muis” (Navajo), maar ook de “(muskus-)rat” (Winnebago) als totemdier kennen.

Betrekken we de Dionysus-feesten (= Bacchusfeesten) erbij, dan is er niet alleen meer sprake van zielsverhuizing, maar ook van totemisme en sjamanisme. Volgens Andrew Lang werd er vroeger bij Dionysus-feesten een stier ter ere van de god geslacht en gezamenlijk opgegeten. Andrew Lang ziet daarin trekken van de verering van een totem, omdat het wel vaker voorkwam dat volgelingen van een totem-dier het dier opaten om zich er volledig mee te kunnen vereenzelvigen. Het eten van een stier door de volgelingen van Dionysus tijdens de Dionysus-feesten (= Bacchusfeesten) wordt bevestigd in Deel II van Godsdiensten der Wereld, door G. van der Leeuw. Ook in de Tereus mythe, die de basis is voor het toneelstuk De Vogels van Aristophanes, is sprake van een Dionysus feest waarbij vrouwen een kind verscheuren en te eten geven aan de vader, die ze daarop uit wraak nazitten om hem te doden. De Leeuw plaatst de Dionysusverering in het kader van de Orphische secten, die niet alleen soberheid nastreefden, maar zich af en toe lieten gaan in buitensporige uitspattingen.

De Orphische feesten (Dionysus-feesten, Bacchanalen) hebben alle trekken van een totemistische en sjamanistische trance-dans zoals blijkt uit volgend citaat uit De Godsdiensten der Wereld, Dionysos en het Orphisme, (Deel II, 410):

      

Kom, Heros Dionysos, naar de heilige Elische tempel, naar de tempel, met de Chariten, woedende met uw stiervoet. Waardige stier, waardige stier.” Dit lied, dat de goden bannen moest, leert ons veel. Behalve dan, dat Dionysos een “komende god” is, blijkt er vooreerst uit dat hij “heros” wordt genoemd. De titel “heros” heeft niets met “helden” te maken. Een heros is een gestorven iemand, half god half mens, die veel macht bezit, welke uitgaat van zijn graf. Men zou het woord dus beter door “heilige” in de zin van de Christelijke of Islamitische heiligenverering kunnen vertalen. Dan komt de god met de Chariten d.w.z. vergezeld door de vruchtbaarheids-korai....En eindelijk is hij een stier (de titel waardig is een oeroud lithurgisch epitheton, dat nog in de Christelijke liturgie weerkeert). Een camee te Leningrad stelt de stier voor met de Chariten tussen de horens (WtM: dansend, zie plaatje). Het woeden van de stier wijst misschien in sexuele richting (voet is een gewone aanduiding van phallos) en in ieder geval op ekstatisch karakter. Voor woeden wordt een woord gebezigd, dat weerkeert in de naam van de roepende vrouwen: Thuiaden

.

Bij Aristophanes krijg je de indruk dat elke plaats of eiland een totemdier kent, meestal een ‎vogel. Het antieke Griekenland is nooit een voorbeeld ‎voor het bestaan van het totemisme, zelfs niet voor Frazer, voor zover ik weet. Andrew Lang schreef zijn Modern Mythology voordat Frazer The golden Bough publiceerde. Er is dus wel degelijk iemand die een plaatsje inruimt voor het totemisme in de antieke Griekse maatschappij. Maar wie kent er nog Andrew Lang behalve een paar Antropologen. Daar staat tegenover de universele bekendheid van Frazer, en ik denk dat daar een luchje aanzit. Dat komt, denk ‎ik voor een deel, omdat wij onze cultuur als superieur wensen te beschouwen aan die andere “primitieve” culturen. Het is mijn opvatting dat Aristophanes het “totemisme” koppelt aan ‎godsdienstige rituelen (bijv. het uiltje aan de godin Athena) net als in de Wikipedia. Bovendien ‎zijn er nogal wat verwijzingen naar de jacht te vinden bij Aristophanes. Hierin lijkt het toneelstuk de vertolking van het Orphische wereldgebeuren, met al zijn sjamanistische en totemistische trekken gesublimeerd erin opgenomen.‎

‎2.‎ Lévi Strauss over het Totemisme.

Lévi Strauss schrijft over het totemisme in Le totémisme Aujourd′hui, maar nu in ‎verschillende andere delen van de wereld, met een andere invalshoek. Op het gebied van het totemisme is de Franse antropoloog Lévi-Strauss de grootste expert. Na hem kent de theorievorming van het totemisme nog maar weinig ontwikkeling. Lévi-‎Strauss ziet in het totemisme de oorsprong van het dychotomisch denken (pag 150), niet persé ‎religieus beladen: (Klik voor de oorspronkelijk tekst (1) hieronder op de vertaling):

"Het maken van vergelijkingen (metaforen) speelt zoals we verschillende keren hebben ‎benadrukt, een rol van betekenis in het totemisme. Dit is geen verschijnsel dat zich pas later ‎heeft ontwikkeld, maar kan beschouwd worden als een van de basiseigenschappen van het ‎menselijk denken. Door Rousseau is dit vermogen op hetzelfde niveau geplaatst als het denken ‎in aan elkaar tegengestelde verschillen (in opposities denken), en is dan ook om dezelfde reden ‎een eerste manifestatie van ons onderscheidend denkvermogen.‎"

In de Engelse antropologie lijkt de sociaal antropoloog Radcliff-Brown, volgens Lévi-Strauss, ‎op de strukturele analyse van Lévi-Strauss van het totemisme vooruit te lopen. De Engelse antropologie ‎brengt op een prachtige manier in beeld, hoe dit dychotomische denken zich in sociale ‎structuren kan vertalen (Lévi Strauss: pag.127):‎ (Klik voor de oorspronkelijk tekst (2-3) hieronder op de vertaling):

"Maar de door Radcliff-Brown in zijn lezing uit 1951 herziene zienswijze op het totemisme komt ‎in de plaats van een niet opgelost probleem. Het blijft in de eerste plaats van belang te ‎begrijpen, waarom juist dat ene dier de voorkeur krijgt boven het andere (Radcliff-Brown, ‎lezing 1951, pag 114):
Op grond van welk principe wordt uit een paar diersoorten zoals de valk en de kraai, ‎de adelaar en de raaf, de prairiewolf en de wilde kat, een bepaalde diersoort gekozen ‎om één deel van een tweeledige organisatie te representeren. Als we dat begrijpen, ‎zouden we in staat zijn te begrijpen, van binnen uit, hoe een inheemse bevolking als ‎afgeleide van hun sociale structuur zich door een tweeledige organisatie ‎vertegenwoordigd voelen en denken. In plaats van ons steeds af te vragen: waarom ‎toch altijd vogels, kunnen we ons dan afvragen: waarom in dit geval de valk, de raaf ‎enz.?
‎"

We hebben hier, volgens Lévi-Strauss, te maken met de eerste structurele analyse van de hand ‎van Radcliff-Brown van het Totemisme, waarbij vorm (bijv. de representatie van een vogel) en ‎inhoudelijke betekenis (een deel van de sociale organisatie) weer op elkaar zijn betrokken. Le ‎Totémisme Aujourd′hui, pag 128:‎‎(Klik voor de oorspronkelijk tekst (4) hieronder op de vertaling):

" Middels een bijzonder namenregister, gebaseerd op namen voor dieren en planten drukt het ‎veronderstelde totemisme op zijn eigen manier — tegenwoordig zou men zeggen door middel ‎van een eigen set codes -- onderlinge verbanden en tegenstellingen uit die ook anders ‎systematisch in kaart zouden kunnen worden gebracht…..‎‎"

Je zou het als volgt kunnen samenvatten: het Totem geeft de grens aan tussen verschillende te ‎onderscheiden groepen. Deze verschillen vormen het denken over de maatschappij. Het over ‎elkaar praten is de kiem voor humor, misschien enigszins religieus gekleurd.‎

‎3.‎ Totemisme en geboden.‎

We kunnen aan de hand van de onder de volgende link aangeleverde 2 voorbeelden nog zien ‎hoe Freud en Frazer (Golden Bough, Totemism and Exogamy, 1910) tot hun conclusie ‎kwamen dat het Totemisme iets te maken zou moeten hebben met het verbod op seks met ‎gezinsgenoten. Ook is duidelijk het belang van het totemisme bij het in stand houden van de ‎status quo: bij overtredingen en buiten de paden van de hiërarchie treden wacht je een flinke ‎en pijnlijke straf die je je hele leven zal heugen. Freud, die zich op Frazer baseert, benadrukt ‎het absolute verbod op incest, gesanctioneerd door een Oervader. Hij vindt het ‎verbod op het betreden van elkaars gebied hieraan ondergeschikt, omdat de verschillende ‎territoria zo liggen dat je ze niet hoeft te betreden! Bovendien wonen mensen van ‎verschillende totems op elkaars grondgebied of juist van elkaar gescheiden alleen maar op het ‎grondgebied van hun eigen totem. En dat wijst op het grotere belang van het incestverbod op ‎zichzelf.

         

Door het geheel op een hoger abstractie niveau te brengen komen we tot de conclusie van ‎Lévi-Strauss dat deze verhalen de basis vormen van ons denken in opposities (dychotomiën), ‎alsof het een taalboom (een dieptestructuur) is uit het taalstructuralisme van Noam Chomsky, ‎die overigens op dat moment zijn theorie nog niet voor het voetlicht had gebracht. Maar net ‎zoals de universele grammatica van Noam Chomsky bekritiseerd wordt (er zijn toch wel erg ‎veel uitzonderingen in het Arabisch, het Chinees en Japans), wordt het tijd vraagtekens te ‎plaatsen bij de theorie van Lévi-Strauss en Freud, een strukturalist avant la lettre.

‎4.‎ Kritiek.‎

En die kritiek vloeit voort uit de analyse van Totempalen. Het Totemisme is vernoemd naar de ‎beroemde Totempalen, waarom vooral de Noord Amerikaanse Indianen bekend staan. Ik wil ‎hier benadrukken dat er tussen het erfgoed van de Totempalen en de latere theorievorming ‎onder de naam “totemisme” een groot verschil bestaat. De kritiek op de theorie is dan ook niet ‎uitsluitend bedoeld, maar aanvullend op de theorie.

De Indianen zelf zeggen over hun totempalen het volgende, opgetekend uit de mond van ‎Norman Tait, Nisga’a beeldhouwer (Hillary Stewart, Looking at Totempoles, 1993, pag. 9):‎‎‎(Klik voor de oorspronkelijk tekst (5) hieronder op de vertaling):

"Totempalen hebben vooral te maken met de eigen culturele identiteit. Zij zijn een manier van ‎de inheemse bevolking om te zeggen: Dit is ons gebied, hier leven wij. En wij zijn nog steeds ‎hier net als onze cultuur. Het doet me goed om een totempaal te beeldhouwen omdat ik wil ‎dat mensen ons kennen en op de hoogte zijn van de verhalen die ermee samenhangen… ‎Vroeger als je reisde van het ene territorium naar het andere, stootte je onverwachts soms op ‎een gebeeldhouwde totempaal …Het is net als wanneer ik van Vancouver naar Prince Rupert ‎of naar Kincolith ga waar ik vandaan kom, dan heb ik nog steeds het gevoel dat ik van het ene ‎territorium naar het andere ga. Ik ben me daarvan altijd bewust als ik een totempaal passeer, of ‎ik nu van de pont af ga te Nainaimo of dat ik de grens US/Canada oversteek….‎‎"

Overigens wordt de kern, het hart van een totempaal in het Engels een “crest” genoemd, wat ‎je moet vertalen met “familiewapen”, een teken uit de heraldiek. Maar letterlijk betekent het ‎‎“kuif”, net als de kuif van onze Hop. Verklapt Aristophanes ons grenspassages om van het ene ‎gebied naar het andere te gaan, en worden er misschien zelfs de codes bij geleverd net alsof ‎we hier te maken hebben met een doodgewone spion, een 007 uit de Antieke Oudheid?

         

Totempalen gaven grenspassages aan, en de verhalen functioneerden als een soort ‎code in een paspoort, dat ze codeerden, net zoals wij ook nu nog steeds doen ‎met onze paspoorten. Grensafbakening heeft met je identiteit te maken en daardoor wordt het ‎geassocieerd met exogamie en religie.

         

Je kunt die prachtige Griekse zuilen uit de oudheid eigenlijk zien als een soort totempalen ‎‎(Lees ook, mijn stuk over de vastgepinde liefde: Aïsha Qandisha)? En op die zuilen stonden ‎de regels (nog steeds wordt het woord “zuil” in die betekenis in de uitdrukking “de vijf zuilen ‎van de Islam” gebruikt) en de verdragen, die een heerser voor zijn gebied had opgesteld. Later, in de Middeleeuwen ‎kwamen die zuilen in de kerk of moskee terecht. In katholieke kerken staan op de zuilen heilige ‎figuren met een belerend verhaal, of hingen er bordjes met de regels van de kerk. In de moskee te Cordoba staan op de zuilen allerlei niet goed te verklaren tekens, die misschien samenhangen met geboden en verboden voor de bezoekers van de moskee in vroegere tijden. En die ‎verhalen vormden de code, een manier om de toegang te controleren. De ‎Beeldenstorm was niet zozeer godsdienstkritiek maar het verbreken van de verdragen met het katholieke Spanje van die ‎dagen. De Beeldenstorm heeft behalve met religie ook te maken met politiek. Dat ‎vond Charles de Coster ook al toen hij zich zette aan het schrijven van zijn Tijl Uilenspiegel.

         

De Beeldenstorm was het werk van door religie geïnspireerde functionarissen, en dat is ‎ook het religieuze aan het totemisme. Rond een totem moesten geestelijke functionarissen, zoals de sjamaan, de grens bewaken. Wat wij het totemisme noemen heeft dan ook volgens mij meer met de functie van een douanier te maken dan met godsdienst. Functionaris en verschijnsel lijken door elkaar gehaald te ‎worden in de formulering van Wikipedia (zie inleiding). Dat deden Frazer en Freud ook al. Bij ‎Frazer op dezelfde manier als nu nog steeds in de Wikipedia door het religieuze karakter te ‎benadrukken, en bij Freud door zijn ontheiligende visie op menselijke ‎betrekkingen, die uiteindelijk weer even religieus blijkt te zijn als die waartegen hij zich dacht ‎te verweren.

         

‎Conclusie.‎

De structurele analyse van Lévi-Stauss kan aansluiten bij mijn interpretatie van ‎het totemisme als een verschijnsel van grensbewaking (in alle betekenissen, fysiek en ‎geestelijk). Lévi-Strauss negeert echter het praktische belang van de douanier. Hij kent geen belang toe aan een betekenisgever. Naar mijn mening is de functie ‎van douanier niet alleen een metonymie (beeldspraak) om het grondgebied van verschillende eigenaren ten opzichte van ‎elkaar te categoriseren. De “douanier” had vooral ook een praktisch nut om de opbrengst en waarde van een bepaalde ‎streek te bewaken, veilig te stellen tegen indringers van buiten en van boven uit de Hemel (de vogels). In ‎het geval van het toneelstuk “De Vogels” van Aristophanes, bewaakt Iris (de voorgangster van Hermes, de schelm) met verdragen de eeuwige en tijdelijke jachtvelden. De homo politicus en economicus bestond al in de Oudheid, volgens mij, en er is minder veranderd dan alleen maar abstract theoretisch denken suggereert. Vandaar dat er een grensbewaker, de vogel hop met zijn profetische maar ook profane functie, aan het begin staat van Deel 3. De hop is een generieke metafoor voor grappen van elkaar beconcurrerende en strijdende partijen en landen over elkaar.

Waarom vogels?‎

Gedeeltelijk heb ik deze vraag beantwoord met te wijzen op de profetische kwaliteiten van vogels in de Oudheid. Een hierop voortbordurend antwoord zou kunnen zijn, dat de vogels deze profetische kwaliteiten ontlenen aan vrouwen (Klik voor de oorspronkelijk tekst (12) hieronder: LAWSON, p. 314):


" Wij geloven in de vooruitziendheid van alle dieren en in het bijzonder van vogels. Waarzeggers interpreteren slechts hun voorspellingen. Als het dan zo is dat vogels …… aan ons door tekenen te kennen geven alles dat God hun heeft onthuld, dan volgt daar noodzakelijkerwijs uit dat zij dichter bij God staan dan wij bij het goddelijke, dat ze ons overtreffen in kennis hierover en dat zij God dierbaarder zijn dan wij."

Aangezien de Grieken voortdurend in wedijver waren met hun tijdgenoten de Phoeniciërs, lijkt het mij niet te ver gezocht, dat de vogels niet alleen te maken hebben met Orakels uit Dodona of Delphi, maar ook met de positie van de vrouw bij de Phoeniciërs. De Phoeniciërs kenden aan de vrouw in hun godsdienst, Ishtar (ook wel Astarte genoemd), grote bemiddelende kwaliteiten toe. Zij lijkt in die hoedanigheid op onze Heilige Maagd Maria. Wij hebben het bemiddelende karakter van het profeteren in onze verering behouden, maar de Phoeniciërs en Grieken, Joden en Romeinen beschouwden bemiddelen en profeteren als één kwaliteit. Alleen door te bemiddelen konden de boodschappen uit de hemel de mensen bereiken.

(Klik voor de oorspronkelijk tekst (13) hieronder):


" In feite werd de speciale aanleg van vogels om ons goddelijke berichten door te seinen nooit in twijfel getrokken in het Griekenland van de Oudheid; het was het axioma van hun godsdienst, zonder welk axioma alles wat met het lezen van de voortekens te maken heeft geen enkel methodische basis zou hebben.‎"

In het vervolg op deze beweringen komt ter sprake hoevaak aan vrouwen positieve en negatieve profetsche kwaliteiten werden toegeschreven. Of zoals Aristofanes zegt(De Vogels, regel 719):(Klik voor de oorspronkelijk tekst (2) hieronder)‎

"Als je praat over voortekenen, dan heb je het eigenlijk altijd over “vogels”: het gerucht gaat als een vogel, niezen doe je als een vogel, een ontmoeting vliegt voorbij, het woord is bij de vogel, een gymleraar ziet eruit als een vogel, kortom een ezel is een vogel!"

Ik wil eraan toevoegen: de vrouw is een vogel, in het oude archaïsche Griekenland.