Commentaar en teksten.
(1) Het gedrag van Zeus is algemeen bekend; door de Romeinen wordt Zeus Jupiter genoemd. We werden ook al eens eerder met dit gedrag van Jupiter geconfronteerd in een verhaal van Plautus over de geboorte van Hercules.
(2) Wie is Constance. Allereerst moet gezegd worden dat zij in de Middeleeuwen deel uitmaakt van een cyclus verhalen, waarin zij steeds de hoofdpersoon is. Deze cyclus vindt zijn oorsprong in de verhalen rond Emaré. Op grond van de gegevens rond haar persoon, kan de naam Constance teruggaan op haar als symbool voor de stad Constantinopel (Istanbul). Maar er zijn ook een paar werkelijk bestaande personen die misschien model hebben gestaan voor Constance. Een ervan komt uit de omgeving van Chaucer: Constance van Castilië. Van de andere lijkt het levensverhaal op dat van de Constance uit dit verhaal: Galla Placida, een naam te vertalen met: Vredige Kip (?) of charmante Gallische.
(3)
Oorspronkelijke tekst
THE TALE OF THE MAN OF LAWE.
Here beglnneth the Man of Lawe his Tale.
In Surrie whylom dwelte a companye,
Of chapman riche, and thereto sadde and trewe,
That wyde-wher senten her spycerye,
Clothes of gold, and satins fiche of hewe ;
Her chaffar was so thrifty and so newe, (4o)
That every wight hath deyntee to chaffare
With hem, and eek to sellen hem hir ware. 14o
Now fel it, that the maistres of that sort
Han shapen hem to Rome for to wende ;
Were it for chapmanhode or for disport,
Non other message wolde they thider sende,
But comen hem-self to Rome, this is the ende ; 14.5
And in swich place, as thoughte hem avantage
For her entente, they take her herbergage.
Soioumed han thise marchants in that toun (50)
A certein tyme, as fel to hir plesance.
And so bifel, that thexcellent renoun _5o
Of themperoures doghter, dame Custance,
Reported was, with every circumstance,
Un-to thise Surrien marchants in swich wyse,
Fro day to day, as I shal yow devyse.
This was the commune vois of every man-- I55
'Our Emperour of Rome, god him see,
A doghter hath that, sin the worm bigan,
To rekne as wel hir goodnesse as beautee, (6o)
Nas never swich another as is she ;
I prey to god in honour hir sustene, x6o
And wolde she were of al Europe the quene.
(4)
Oorspronkelijke tekst
Paraventure in thilke large book _9o
Which that men clepe the heven, y-writen was
With sterres, wban that he his birthe took,
That he for love shulde ban his deeth, allas!
For in the sterres, clerer than is glas,
Is writen, god wot, who-so coude it rede, i95
The deeth of every man, withouten drede.
(5)
Oorspronkelijke tekst
This sowdan for his privee conseil sente,
And, shortly of this mater for to pace, 2oS
He hath to hem declared his entente,
And seyde hem certein, 'but he mighte have grace
To han Custance with-inne a litel space, (iIo)
He nas but deed ;' and charged hem, in hye,
To shapen for his lyf sore remedye.
(6)
Oorspronkelijke tekst
And he answerde, ' rather than I lese 325
Custance, I wol be cristned doutelees ;
I mot ben hires, I may non other chese.
I prey yow holde your arguments in pees; 030)
Sayeth my lyf, and beeth noght recchelees
To geten hir that hath my lyf in cure ; 2ao
For in this wo I may not longe endure.'
What nedeth gretter dilatacioun?
I seye, by tretis and embassadrye,
And by the popes mediaeioun,
And al the chirche, and al the chivalrye, 235
That, in destruccioun of Maumetrye,
And in encrees of Cristes lawe dere,
They ben acorded, so as ye shal here; 040)
How that the sowdan and his baronage
And alle his liges shulde y-cristned be, 240
And he shal han Custance in mariage,
And certein gold, I noot what quantitee,
And her-to founden suitisant seurtee;
This same acord was sworn on eyther syde;
Now, faire Custance, almighty god thee gyde!
(7)
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Chaucer dit niet ironisch heeft bedoeld. De uitspraak: ‘“Alle echtgenoten zijn goede echtgenoten”. Ik denk er het mijne van.’, kan natuurlijk ook echt bedoeld zijn, omdat hij de ontrouw van de echtgenoten om zich heen zag, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het verhaal over zijn schoonzuster.
(8)
Oorspronkelijke tekst
The day is comen of hir departinge, 26o
I sey, the woful day fatal is come,
That tiler may be no lenger taryinge,
But forthward they hem dressen, a.lle and some ;
Custance, that was with sorwe al overcome,
Ful pale arist, and dresseth hir to wende ; 265
For wel she seeth ther is non other ende.
Alias! what wonder is it though she wepte,
That shal be sent to strange nacioun (i7o)
Fro freendes, that so tendrely hir kepte,
And to be bounden under subieccioun 270
Of oon, she knoweth not his condicioun. °
Housbondes been alle gode, and han ben yore,
That knowen wyves, I dar say yow no more.
(9) Chaucer heeft zich uitgebreid met de astrologie ingelaten. Uit deze tekst en latere valt op te maken dat hij er erg goed in thuis was, omdat sommige sterrenbeelden alleen maar door gevorderden gelezen kunnen worden. Daarnaast sluit de Canterbury Tales af met een hoofdstuk, waarin niet alleen de astrologie, maar ook de humorale theorie uitbundig domineert: The canon's Yeoman's Tale (Het verhaal van de kanon–wachter). Dit hoofdstuk zal later samengevat worden als bijlage bij mijn artikel over de Humorale Theorie. Het is duidelijk dat astrologie en humorale theorie veel gemeenschappelijk hebben. Ook was hij goed thuis in de Klassieken, hij kende ongetwijfeld het betoog van Aristoteles over de Onbewogen beweger. Deze scène stelt dat de Onbewogen beweger (God) voor die een boekrol om de wereld heeft gewikkeld, die hij langzaam afrolt en daarbij alle gebeurtenissen leest die zich in onze geschiedenis hebben voorgedaan en zich erin zullen voordoen. Het mooie van dit verhaal is dat het een verhaal is waarin Klassieke en christelijke elementen bijna gelijkwaardig door elkaar zijn vermengd. De overgang naar het Christendom blijkt in intellectuele kringen veel geleidelijker te zijn verlopen dan onder de niet intellectuelen. Voorbeelden: Juan Ruiz schrijver van Libro de buen Amor, Cervantes, Erasmus, Rabelais en Chaucer.
(10)
Oorspronkelijke tekst
O firste moevyng cruel firmament, 295
With thy diurnal sweigh that crowdest ay
And hurlest al from Est til Occident,
That naturelly wolde holde another way, (200)
Thy crowding set the heven in swich array
At the beginning of this tiers viage, 3oo
That cruel Mars hath slayn this mariage.
Infortunat ascendent tortuous,
Of which the lord is helples falle, alias !
Out of his angle in-to the derkest hous.
O Mars, O Atazir, as in this c_as! 305
O feble mone, unhappy been thy pasI
Thou knittest thee ther thou art nat receyved,
Ther thou were weel, fro thennes artow weyved.
(11)
Oorspronkelijke
The moder of the sowdan, welle of vyces,
Espyëd hath hir sones pleyn entente,
How he wol lete his olde sacrifyces, 325
And right anon she for hir conseil sente;
And they ben come, to knowe what she mente.
And when assembled was this folk in-fere, (230)
She sette hir doun, and sayde as ye shal here.
'Lordes,' quod she, 'ye knowen everichon, 33o
How that my sone in point is for to lete
The holy lawes of our Alkaron,
Yeven by goddes message Makomete.
But oon avow to grete god I hete,
The lyf shal rather out of my body sterte 335
Than Makometes lawe out of myn hertel
(12)
Oorspronkelijke
This sowdanesse, whom I thus blame and warie,
Leet prively hir conseil goon hir way.
What sholde I in this tale lenger tarie?
She rydeth to the sowdan on a day, 375
And seyde him, that she wolde reneye hir lay,
And cristendom of preestes handes fonge,
Repenting hir she hethen was so longe, (28o)
Biseching him to doon hir that honour,
That she moste han the cristen men to feste ; 380
'To plesen hem I wol do my labour.'
The sowdan seith, 'I wol don at your heste,'
And kneling thanketh hir of that requeste.
So glad he was, he niste what to seye ;
She kiste hir sone, and hoom she gooth hir weye.
(13) Het is opvallend hoevaak de verteller, de Man van de Wet, zegt dat hij het verhaal zo kort mogelijk wil houden. Dit moet wel bijna ironisch bedoeld zijn, omdat zijn verhaal één van de langste is in de Canterbury Tales. De ironie richt zich waarschijnlijk op de lange slaapverwekkende pleidooien in rechtzaken.
(14)
Oorspronkelijke tekst
Noght trowe I the triumphe of Iulius, 4o0
Of which that Lucan maketh swich a bost,
Was royaller, ne more curious
Than was thassemblee of this blisful host.
But this seorpioun, this wikked gost,
The sowdanesse, for al hlr flateringe, 405
Caste under this ful mortally to stinge.
The sowdan comth him-self sone after this
So royally, that wonder is to telle, (3_o)
And welcometh hir with alle Ioye and blis.
And thus in merthe and Ioye I lete hem dwelle. 4_o
The fruyt of this matere is that I telle.
Whan tyme cam, men thoughte it for the beste
That revel stinte, and men goon to hir reste.
(15)
Oorspronkelijke tekst
For shortly for to tellen at o word, (330)
The sowdan and the cristen everichone
Ben al to-hewe and stiked at the bord, 430
But it were only dame Custance allone.
This olde sowdanesse, cursed crone,
Hath with hir frendes doon this cursed dede,
For she hir-self wolde al the eontree lede.
Ne ther was Surrien noon that was converted 435'
That of the conseil of the sowdan woot,
That he nas al to-hewe er he asterted.
And Custance han they take anon, foot-hoot, (34o)
And in a shippe al sterelees, god woot,
They han hir set, and bidde hir lerne sayle 440
Out of Surrye agaynward to Itayle.
(16) Aan de Engelse kusten werd gejut en daarnaast waren er veel smokkelaars actief. De opperbevelhebber (constable) zat er dus niet voor niets. De manier waarop Chaucer het gedrag van de oppebevelhebber beschrijft, geeft ook de indruk dat hij niet in eerste instantie de aanwezigheid van een overlevende interessant vond, maar vooral de bruidschat die hij aan boord aantrof. Chaucer laat hier doorschemeren dat hebzucht (avaritia) één van de belangrijkste, zo niet de belangrijkste drijfveer is voor het doen en laten van mensen. Zelfs de heidense opperbevelhebber laat zich hierdoor leiden, dat in tegenstelling tot de mohammedaanse sultane, die vrijwillig afstand doet van bruid en bruidschat.
(17)
Oorspronkelijke tekst
She dryveth forth in-to our occean 5o.
Thurgh-out our wilde see, til, atte laste,
Under an hold that nempnen I ne can,
Fer in Northumberlond the wawe hir caste, (4o)
And in the sond hir ship stiked so faste,
That thennes wolde it noght of al a tyde, 51o
The wille of Crist was that she shulde abyde.
The constable of the castel doun is fare
To seen this wrak, and al the ship he soghte,
And fond this wery womman ful of care;
He fond also the tresor that she broghte. 55
In hir langage mercy she bisoghte
The lyf out of hir body for to twinne,
Hir to delivere of wo that she was inne. (420)
A maner Latin corrupt was hir speche,
But algates therby was she understonde; 5zo
The constable, whan him list no lenger seche,
This woful womman broghte he to the londe;
She kneleth doun, and thanketh goddes sonde.
But what she was, she wolde no man seye,
For foul ne fair, thogh that she shulde deye.
(18)
Oorspronkelijke tekst
This constable and dame Hermengild his wyf
Were payens, and that contree every-where;
But Hermengild lovede hir right as hir lyf, S$5
And Custance hath so longe soioumed there,
In orisons, with many a bitter tere,
Til Iesu hath converted thurgh his grace (44 o)
Dame Hermengild, constablesse of that place.
(19) “De vrome perfectie” is een verwijzing naar Aristoteles.
(20)
Oorspronkelijke tekst
This constable was no-thing lord of this place 575
Of which I speke, ther he Custance fond,
But kepte it strongly, many wintres space,
Under Alla, king of al Northumberlond, (48o)
That was ful wys, and worthy of his hond
Agayn the Scottes, as men may wel here, _8o
But turne I wol agayn to my matere.
Sathan, that ever us waiteth to bigyle,
Saugh of Custance al hir perfeccioun,
And caste anon how he mighte quyte hir whyle,
And made a yong knight, that dwelte in that toun, 585
Love hir so hote, of foul affeccioun,
That verraily him thoughte he shulde spille
But he of hir mighte ones have his wllle. (49o)
He woweth hir, but it availleth noght,
She wolde do no sinne, by no weye; 590
And, for despyt, he compassed in his thoght
To maken hir on shamful deth to deye.
He wayteth whan the constable was aweye,
And prively, up-on a night, he crepte
In Hermengildes chambre whyl she slepte. 595
Wery, for-waked in her orisouns,
Slepeth Custance, and Hermengild also.
This knight, thurgh Sathanas temptaciouns, (5oo)
AI softely is to the bed y-go,
And kitte the throte of Hermengild a-two, 6oo
And leyde the blody knyf by dame Custance,
And wente his wey, ther god yeve him meschance!
Sone after comth this constable hoom agayn,
And eek Alia, that king was of that lond,
And saugh his wyf despitously y-slayn, 6o5
For which ful ofte he weep and wrong his hond,
And in the bed the blody knyf he fond
By dame Custance; alias ! what mighte she seye? (slo)
For verray wo hir wit was al aweye.
(21) In de oorspronkelijke tekst (zie hieronder) staat “depper”, dieper. Je kunt ervan uitgaan dat Chaucer hiermee bedoelde bekentenissen afgedwongen door martelen. Dat in combinatie met “gentil king“ doet je het ergste vermoeden. Ook hier komen we de truc tegen dat mensen een verhaal over iemand vertellen dat je niet meteen moet geloven. Zie vorig blog, waarin er een hetze tegen Joden in gang wordt gezet. Waarheidsvinding is de opdracht van een Man van de Wet, zelfs door te martelen. Ditzelfde gegeven komt terug in Deel 2, en weer is het de vraag hoe gerechtigd de uitkomst van de opgebiechte waarheid is.
(22)
Oorspronkelijke tekst
For they han seyn hir ever so vertuous,
And loving Hermengild right as her lyf.' 625
Of this bar witnesse everich in that hous
Save he that Hermengild slow with his knyf.
This gentil king hath caught a gret motyf (530)
Of this witnesse, and thoghte he wolde enquere
Depper in this, a trouthe for to lere.
(23) In een heiligenverhaal kon het wonder niet ontbreken. Grappig is dat het verhaal doet denken aan de afbeelding in de Sixtijnse kapel die wij zijn gaan noemen de schepping van Adam naar het beeld en de gelijkenis van God (Gen. 1:26) door Michelangelo. Deze schildering is echter van veel latere datum en positief bedoeld. De bemoeienis van God met deze aarde was voor Chaucer een onderwerp van groot belang, blijkt hieruit. Eigenlijk maakt hij die bemoeienis heel erg onwaarschijnlijk door God op deze manier te laten ingrijpen, waarbij onduidelijk is of de man wel echt schuldig is en de vrouw onschuldig.
(24)
Oorspronkelijke tekst
This Alia king hath swich compassioun,
As gentil herte is fulfild of pitee, 660
That from his yën ran the water doun.
' Now hastily do fecche a book,' quod he,
'And if this knight wol sweren how that she
This womman slow, yet wole we us avyse
Whom that we wole that shal ben our Iustyse.' 665
A Briton book, writen with Evangyles,
Was fet, and on this book he swoor anoon
She gilty was, and in the mene whyles (._7o)
A hand him smoot upon the nekke-boon,
That doun he fil atones as a stoon, 670
And bothe his yën broste out of his face
In sight of every body in that place.
(25)
Oorspronkelijke tekst
Greet was the drede and eek the repentance 680
Of hem that hadden wrong suspeccioun
Upon this sely innocent Custance;
And, for this miracle, in conclusioun,
And by Custances mediacioun,
The king, and many another in that place, 685
Converted was, thanked be Cristes grace!
This false knight was slayn for his untrouthe
By Iugement of Alia hastifly ; (59o)
And yet Custance hadde of his deeth gret routhe.
And after this Iesus, of his mercy, 690
Made Alia wedden ful solempnely
This holy mayden, that is so bright and shene,
And thus hath Crist y-maad Custance a quene.
(26)
Oorspronkelijke tekst
They goon to bedde, as it was skile and right; (61o)
For, thogh that wyves been ful holy thinges,
They moste take in pacience at night 710
Swich manet necessaries as been plesinges
To folk that han y-wedded hem with tinges,
And leye a lyre hit holinesse asyde
As-for the tyme ; it may no bet bityde.