Toelichting op en Franse tekst van het verhaal.

         

         

(1)Wie spreekt, moet het doen!” lijkt een variatie op “Handel naar wat je zegt” of “Wat je belooft, moet je doen”. Hiermee lijkt de titel op een woordspel (taalspelen), waarmee de filosoof Wittgenstein bekend is geworden. Op de achtergrond speelt de vraag: “Wat was er eerder De kip of Het ei?” in taalkundige zin. Ik bedoel hiermee dat soms het handelen vooraf gaat aan de gedachte eraan, en omgekeerd. Daarmee zijn we niet alleen aanbeland in duistere filosofische domeinen, maar ook in onoplosbare raadsels. Ik weet nu eenmaal niet wat er in een ander omgaat. En dat is een van de thema′s van dit fantastische verhaal. Dit thema gaat gelijk op met het andere thema: verbondenheid in het huwelijk en in de maatschappij. Komt die bedelaar toevallig langs of confronteert het verhaal ons met onze verantwoordelijkheid voor mensen die om een of andere reden buiten het maatschappelijk leven zijn komen te staan? En die baby, meteen van het begin af aan omringd door vrouwen om hem of haar welkom te heten. Hoe welkom is die baby in armoedige omstandigheden, met elk jaar periodes van hongersnood? En de taal zou ons op weg moeten helpen om die problemen bij benadering te beantwoorden? Een filosoof die zich met andere dingen bezig houdt, onttrekt zich aan zijn verantwoordelijkheid. Hoe onwaarschijnlijk het ook mag klinken voor mensen die Wittgenstein gekend hebben, in wezen was hij een verantwoord, sociaal persoon.

         

(2) ‎Dit beeld van de onthechte filosoof komt voort uit ons beeld van een filosoof sinds het optreden van Socrates. Plato′s Socrates zegt het aldus (Bertrand Russell, Geschiedinis van de Westerse filosfie, pag. 169):
“Dit is de reden waarom de ware beoefenaars van de filosofie zich onhouden van de lusten des vlezes, niet omdat zij bang zijn voor armoede of ongenade, maar omdat zij

‘ervan bewust zijn dat de ziel slechts geketend en gebonden was aan het lichaam… –totdat de filosofie haar opnam kon zij het ware bestaan slechts zien door de tralies van een gevangenis en niet in en door zichzelf (……) en was zij, door de wellust, de voornaamste medeplichtige geworden van haar eigen gevangenschap.’

Dit lijkt niet alleen op een mooi excuus voor luiheid, maar is ook de reden waarom heiligen en filosofen streven naar onthechting.

Bertrand Russell gaat door met te zeggen: “De filosoof is een matig mens, omdat

‘… elk genoegen en elke smart een soort spijker is, die de ziel aan het lichaam vernagelt totdat zij wordt als het lichaam, en datgene voor waar houdt waarvan het lichaam haar verzekert dat het het waar is.’

Hiermee staat prachtig beschreven een kenmerk van de Klassieke Humor, namelijk de dubbelzijdigheid van elk voorwerp dat we zien, observeren of bestuderen. Daar had Wittgenstein weinig mee op.

         

(3) Voor het eerst treedt in deze serie over de Koppigheid de demon (djinn) op. Al eerder heb ik opgemerkt dat de vondst van een afbeelding van een demon in het zuiden van Algerije is gedaan. Voor zover ik weet is dit de enige afbeelding van een demon. Het lijkt erop dat deze streek toch meer het idee aan het bestaan van dergelijke wezens oproept dan waar dan ook.

         

(4) De Algerijnse vertelster combineert hier dit verhaal met een ander verhaal dat ik al eerder heb besproken: Wittgenstein en het verhaal “Brand in het huis van Jeha”. De Fransen hebben blijkbaar hetzelfde opvoedkundig lesmateriaal in Algerije en in Marokko gebruikt om de bestaande gezondheidszorg in hun richting om te buigen.

         

         

La femme de Djha plus rusée que le diable!, Nora Aceval, voorwoord Leïla Sebbar, tekeningen Sébastien Pignon, uitgever Al Manar (Alain Gorius), Parijs 2013, pag 89-90.

         

Qui dira fera.

         

Ce matin-là, Djha était occupé à de vagues pensées. Allongé sur son ‎tapis de haute laine, il savourait sa douce rêverie. Sa femme, occupée ‎à “mille et une tache”, comme elle aimait à le répéter, ne voyait pas ‎cet alanguissement d′un bon œil. Elle l′interpella:‎
‎“Djha! Il va falloir que tu ailles attacher le veau dans l′étable!‎ Djha tourna son regard et sans bouger, il murmura:
‎“Wallah que je ne bougerai pas de ma place.”
‎“Je suis occupée à préparer des gâteaux pour notre voisine qui vient ‎d′accoucher. Tu ne comptes tout de même pas rêvasser toute la ‎journée? Va attacher le veau!”
‎“Attacher le veau, ou ne pas attacher le veau? Qui l′attachera de nous ‎deux? Voilà une question,” déclara Djha les yeux dans le vague, tel un ‎philosophe détaché des choses du monde.‎ Faut-il imaginer que Djha fomentait un coup à venir? Sans doute ‎élaborait-il une théorie de son cru? Quoi qu′il en fût, pour se ‎débarrasser de sa femme il lui proposa un marché:
‎“Mégère! Celui de nous deux qui parlera le premier ‎à partir de maintenant, ira attacher le veau.”
Mart-Djha, bien que têtue, accepta le pari et continua à œuvrer dans la ‎cuisine, bouche close. Elle aurait tout le temps de papoter chez la ‎voisine! Soudain, un mendiant cria devant la porte:
‎“Au nom de Dieu, l′aumône! Aux gens de bien! Donnez-moi un bout de ‎pain!”
Bien que donner l′aumône soit sacré, Djha et sa femme gardèrent le ‎silence. Lassé de crier, le mendiant pénétra dans la maison. Il fut ‎surpris de voir un couple muet qui le regardait. Un démon les aurait-il ‎frappés? Timidement, il saisit le morceau de pain que lui tendait Mart-‎Djha en serrant les dents.‎ ‎“Merci! Que Dieu vous les rende au centuple,” dit le mendiant en ‎repartant.‎ Une fois les gâteaux prêts, Mart-Djha les porta à la voisine où elle ‎s′installa avec les autres visiteuses et papota tout son saoul. Djha, ‎pendant ce tems, n′avait toujours pas bougé de sa place quand ‎soudain, le feu se déclara dans la maison. Mart-Djha aurait-elle oublié d′éteindre le ‎réchaud?‎ La fumée alerta les voisins qui crièrent tous ensemble:
‎“Au feu! Au feu! La maison de Djha brûle!”
Mart-Djha bondit en entendant l′alerte. Inquiète, elle se précipita, ‎poussa la porte et hurla dans le nuage de fumée:
‎“Djha! Mari bien-aimé, es-tu là? Réponds-moi! Tu n′as rien?”
Djha, apparemment en bonne santé, se redressa doucement sur son ‎tapis et lança d′une voix triomphale:
‎“Tu as parlé la première! Il ne te reste plus qu′à attacher le veau.”