Wilt u naar de website Klassieke Humor: klik dan -->

         

De reconstructie van het Vierde Verhaal op de Zesde Dag uit de Decamerone van Boccaccio.
Een volstrekt onschuldig verhaal onthult zijn lugubere inhoudelijke betekenis.

 Boccaccio kende waarschijnlijk verschillende varianten van dit verhaal uit de Decamerone. Ik gebruik de Moppenfabriek om zinsneden uit de varianten met elkaar te vergelijken. De betekenis in het ene verhaal licht de betekenis in de andere verhalen toe. Dit proces lijkt veel op de wijze waarop Rederijkerskamers bepaalde gedichten als in een schaakspel construeerden.

         

Het Vierde Verhaal dat op de Zesde Dag in de Decamerone wordt verteld, kan als volgt worden samengevat. We nemen in gedachten het schema van actie – reactie, vergezeld door een symbool. Ik kom tot de volgende samenvatting:

  1. Kok kan er niet om heen zijn vriendinnetje een boutje van een ‎verrukkelijk klaar gemaakte kraanvogel (voorspellend, ‎voorspraak) te geven.‎
  2. Zijn baas merkt dat er een poot mist aan de gebraden vogel en ‎houdt de kok daarvoor verantwoordelijk.
  3. ‎ ‎
  4. Het verweer van de kok is dat kraanvogels maar een poot ‎hebben, wat door zijn baas wordt aangevochten.‎
  5. De baas bewijst door “ho, ho!” te roepen naar bij een vijver in ‎slaap staande kraanvogels, dat ze twee poten hebben. Maar de ‎kok wijst hem er dan op dat hij dat de avond tevoren heeft ‎nagelaten, waardoor de kraanvogel de ene poot niet wilde tonen.‎
Symbolen: de vogel (derde categorie Klassieke Humor), achtereenvolgens, ‎kraanvogel, kippen (van de pastoor), reigers en ganzen.‎ Verdere uitleg bij dit symbool is op een andere webpagina te vinden.

         

Ga naar de knop “Begin” en klik erop: een pop–up opent zich. Je kunt de pop–up laten verdwijnen door op de “X” in de rechterbovenhoek te klikken en je bent weer terug bij de hoofdtekst. Ga daarna naar de volgende knop om die pop–up te openen! Een toelichting op de vergelijking van de fragmenten is tussen de popups te vinden.

         

         

Ik constateer dat er in het Tijl Uilenspiegel verhaal eigenlijk twee thema′s met elkaar verweven zijn. Het eerste thema is dat de pastoor (zijn baas) hem zegt dat hij, Tijl, maar half zo hard hoeft te werken als normaal om toch goed ervan te kunnen leven. Kortom hij moet leven en werken, zoals de pastoor en zijn dienstmeid (maagd, maecht, vrou) leven en werken. De pastoor zei natuurlijk: “Je levert me geen half werk”, waaruit Tijl opmaakte dat je blijkbaar ook voor de helft kunt werken. Het tweede thema is dat dit “half werk afleveren” wordt vertaald naar het lichaamsgebrek van de dienstmeid: ze heeft maar een oog! Daarmee volgt ze de verrichtingen van Tijl kritisch.

In de Turkse (Franse) versie verschuift de kritiek van de buitenwereld naar kritiek op je zelf.

In de laatste versie blijkt er een uitleg mogelijk, waarbij het blijkt, net als bij Rabelais, dat in de verhaaltjes gedreigd wordt met martelpraktijken als je niet voldoet aan wat de baas je opdraagt.

Maar we zijn pas bij het begin van de analyse en we kunnen nog alle kanten op. De eerste klanken van een dreigende compositie klinken op. Wordt wat hier wordt gesuggereerd bewaarheid in het vervolg?

         

         

×
  1. ‎Toen Currado wat later met een paar gasten aan tafel zat en de ‎kraanvogel met een ontbrekende poot zag opgediend, was hij ‎stom verbaasd. Hij liet Chichibio roepen en vroeg hem wat er ‎met de andere bout gebeurd was,‎
  2.          

  3. ‎ Ulespieghel seyde, vrou doet op u ander oghe ghi sultse beyde ‎wel sien, doen werdt die vrou gram ende liep totten pape en ‎seyde, u knecht bespot mi dat ic maer een oghe en heb ende ic ‎had .ij. hoender ghebraden ende ic en vanter maer een. Doe ‎ghinc die paep bi Ulespieghel ende seyde, waer om bespot ghi ‎mijn maecht, der hoender waren twee……‎
  4.          

  5. ‎Il trouva qu′il lui manquait justement une cuisse.‎
  6.          

  7. ‎ Vervolgens, richtte hij zich tot een Samniet die als een gewonde ‎reiger rondhinkte: “En jij wie heeft jou dat aangedaan?”‎

         

         

Tijl Uilenspiegel vraagt de dienstmaagd (vrou) om beter te kijken. Dat kan, als je je beide ogen gebruikt, volgens Tijl. Maar dat kan ze niet, omdat ze maar één oog heeft. Hierdoor ontstaat er een associatie tussen het ontbreken van het oog en de ontbrekende kip (hoen). Ook hierin komt het dreigement van straf om de hoek kijken. In dit geval straf voor diefstal.

In de laatste versie wordt er om een schadeloosstelling gevraagd voor het martelen van slaven.

De aangekondigde compositie blijkt meer een herhaling van zetten. Hoewel het verhaal zich verder ontwikkelt, blijft de melodie hetzelfde. De toon die de muziek bepaalt, zegt: ongehoorzaamheid wordt bestraft!

         

×
  1. (actie) waarop de kok, die als goede Venetiaan niet om een leugentje ‎verlegen zat, prompt antwoordde: “Heer, kraanvogels hebben maar één poot en dus één bout.”. …… (reactie) “‎Als jij beweert dat je me dat kunt tonen, wil ik dat morgenvroeg ‎al zien, al heb ik zoiets nog nooit op de viool horen spelen.” ‎
  2.          

  3. ‎ Niet te min dat een hoen is wech. Ulespieghel seyde, dat een ‎hoen heb ic geten want ghi seyt dat ic so wel eten ende drincken ‎soude als ghi ende u maecht, ick sorchde dat ghi u siele ‎besmetten soude ende dat ghi gheloghen soudt hebben haddi ‎die honderen beyde op ghegeten so heb ic in die voorbate ‎gheweest. Doen was die pape tevreden.‎
  4.          

  5. ‎ Les oies d′Akchéhir n′ont qu′une seule patte, affirma le Hodja. Si ‎vous prenez la peine de jeter un coup d′œil sur celles qui sont ‎rassemblées autour de votre basin, vous en serez convaincu.‎
  6.          

  7. ‎ (Baas:) “Giddenem (de opzichter op het werk) jij ruïneert je baas!” ‎

         

         

Meestal vindt hier de omkering baas–knecht plaats. Dat is in geen van deze verhaaltjes het geval. In feite vindt er een soort patstelling plaats. Deze patstelling kan worden opgelost door goed het werkelijke gedrag van de vogels te observeren en zich niet iets wijs te laten maken. Je zou bijna zeggen: je moet je niet van de wijs (melodie) laten brengen.

De uitzondering hierop is de tekst van Flaubert (4). Het weerwoord van de knecht (Giddenem) ontbreekt, waarmee het dictatoriale gezag van zijn baas, Hamilcar, onderstreept wordt. We krijgen nu twee keer achter elkaar een uitspraak van Hamilcar, die met verminking of de doodstraf dreigt. Al eerder was in de Turkse versie achterwege gelaten, dat impliciet in de bewering van Nasreddin dat de ganzen in Akchéhir maar een poot hebben, het verwijt opgesloten ligt, dat de wrede Tamarlan de bewoners van de streek als oorlogsslachtoffers kreupel en verminkt heeft gemaakt.

         

×
  1. ‎Hij ging wat dichterbij en riep: “Ho, ho!”, waarop de kranen hun tweede poot uitstaken en ‎maakten dat ze wegkwamen…… ”Inderdaad, heer, maar als u ‎gisteravond ook ‘ho, ho!’ geroepen had, zou die kraanvogel ook ‎wel zijn andere poot hebben uitgestoken, zoals deze hier deden.” ‎Currado had zo’n schik in dat antwoord, dat zijn woede omsloeg ‎in vrolijkheid.‎
  2.          

  3. ‎Ulespighel seyde, ic heb ghedaen als ghu mi geheten hebt, ghi ‎seyde mi dat ic u dinck met halven arbeyt soude doen, ende u ‎maecht saghe gheerne met beyden oogen, ende siet met een ‎ooghe, ende so siet maer half ende so dede ick halven arbeyt. Die ‎pape wert lachende, ende dye maecht wert gram ende seyde, ‎wildi den scalc bi u houden so wil ic van u scheyden. Aldus moest ‎die pape Ulespieghel oerlof gheven om der maechden wil.‎
  4.          

  5. ‎‎(Tamarlan:) ‎‎“Tu vois bien, Hodja, voilà qu′elles ont maintenant deux pattes.”‎“Ma foi,” répondit Nasreddin Hodja, “vous-même, en aurriez ‎quatre, si on vous poursuivait comme on les poursuit.”
  6.          

  7. ‎ (Baas:) “Vervloekt is de hond die zijn eigen kudde verwondt! De ‎slaven, een geschenk van Tanit, verminken! Schande!”‎

         

         

Uit de punchline blijkt dat Tijl vindt dat hij ten volle zijn best heeft gedaan en gewerkt, maar dat doordat de meid maar een oog heeft, dat niet gezien is. Zij denkt dat hij maar half werk heeft afgeleverd, omdat zij maar één oog heeft. Zij wordt kwaad (gram), als de pastoor om Tijl moet lachen, omdat zij vindt dat hij haar uitlacht. De pastoor kiest ervoor om Tijl te ontslaan.

In de Turkse (Franse) versie komt de onderliggende boodschap weer te voorschijn: alle gebreken zijn het gevolg van vervolging.

Is er nou sprake van een denderend slotakkoord? In alle gevallen komt het eigenlijk neer op een soort schikken van het conflict, waarbij de lach uitkomst biedt. Je zou kunnen zeggen, het slotakkoord is een lachsalvo! Behalve in de Flaubert–versie: het absolute gezag laat zich gelden, en als je dood wilt, dan kun je dat krijgen. Niet grapig! Maar wel een knallend slotakkoord.

         

Slotopmerkingen

Hierboven staat een afbeelding die je vaak in Rooms Katholieke kerken aantreft met de tekst: “God ziet u”. Het is één Oog net zoals ook de dienstmeid van Tijl Uilenspiegel maar één oog heeft. (Als je in een spiegel kijkt, telt het aantal op tot 2.) Het Tijl Uilenspiegel verhaal is dan ook niet alleen een kritiek op wereldse overheden, maar ook op de niet–wereldse Overheid. Het verhaal is een aanklacht tegen de kerk, die niets doet. Als de kerk echt een kerk van God zou zijn, dan zou ze iets moeten ondernemen tegen misstanden en armoede, volgens dit Tijl Uilenspiegel verhaal. Dat veel later de schrijver Charles de Coster Tijl Uilenspiegel als een verzetsheld tegen de Spanjaarden in de tachtigjarige oorlog laat strijden, is dan ook niet ver gezocht. Tijl Uilenspiegel was duidelijk de voorbode van revolutionaire veranderingen in de Lage Landen.

De andere verhalen zijn meer alleen maar kritiek op wereldse overheden, die zich dictatoriale bevoegdheden toeëgenen. De vertaler van de Decamerone, Frans Denissen, heeft de naam Currado Gianfighiazzi in verband kunnen brengen met een historische figuur: Currado di Vanni di Cafaggio Gianfighiazzi. Hij zou een Florentijn zijn. Boccaccio onderhield goede contacten met hem. Maar gezien de strekking van dit verhaal, zou ik graag weten, wat goed in dit geval betekent. In de Turkse variant komt Tamarlan (lett. Manke Poot, bijnaam van Timoer Lenk) voor, die bekend stond om zijn wreedaardige karakter. Ik denk dat het geen toeval is dat hij in dit verhaaltje voorkomt. Hamilcar, de historische figuur, die optreedt in het verhaal van Flaubert, was ook geen lieverdje. Kortom, in de verhaaltjes schuilt onder het mom van humor een verschrikkelijke wrede wereld.