We hebben gezien dat het hervinden van de spraak en de waardering voor het eigen uiterlijk van belang is voor de bevrijding uit slavernij. In Deel 3 komt het onderliggende idee aan de orde dat aan “bevrijding” ten grondslag ligt: de Natuur (in de betekenis van: natuur én karakter, de aard van het beestje). La Fontaine doet dat in de “biografie” van Aesopus door erop te wijzen dat Onkruid altijd Gecultiveerde natuur overwoekert. Onkruid is niet slecht, maar juist een goede kracht in de balans van de natuur. Het is het vertrouwen op die kracht in de natuur die maakt dat je je bevrijdt. Deze balans, dit evenwicht vind je door met Rede te werk te gaan. Eigenlijk is er geen ontkomen aan: de natuur zorgt ervoor dat je je in vrijheid moet ontwikkelen, als je Verstandig (d.i. Goed) leeft.
Het idee past in De Humorale Theorie, zoals ik die in een aparte bijlage heb besproken. Niet alleen in de zeventiende eeuw van Europa, maar ook van de Arabische wereld (zie noot 5), bestond er een spanningsveld tussen godsdienst en wetenschap. Dit leidde ertoe dat mensen in beide werelddelen in de ban werden gedaan. De Humorale Theorie, die wij een voorwetenschappelijke theorie noemen, werd uiteindelijk als belachelijk te kijk gezet, zoals nu nog steeds gebeurt. Daar zijn vele romans over geschreven, zoals bijvoorbeeld van Marguerite Yourcenar, het prachtige “Het hermetisch zwart”. Mensen hadden de behoefte om godsdienst en wetenschap met elkaar te verzoenen. De godsdienst in het nauw gedreven wist met geweld te overwinnen!
La Fontaine staat in dit idee, dat de Natuur bevrijding brengt, niet alleen. Een beroemde Nederlandse filosoof heeft hetzelfde beweert en was daarvoor in de ban gedaan door zijn synagoge. La Fontaine en Spinoza waren tijdgenoten: La Fontaine leefde van 1621 tot 1695 en Spinoza van 1632 tot 1677. Theun de Vries, een favoriete schrijver van mij, heeft over Spinoza geschreven (De Vries, Spinoza, 114):
(1) Dit is terug te vinden in de fabel van de Kikker en de Os!
(2) In het Frans heeft “salade” de connotatie bedrog en diefstal: er een potje van maken!
(3) In de originele tekst hieronder is de achtergrond van een deel hiervan geel gemaakt. Dit stuk springt eruit om een aantal redenen. Allereerst is de tekst erg ambigue. Niet alleen wordt Aesopus opeens de jongen (garçon) van Xantus genoemd, maar ook verspringt in het verhaal van de vrouw met de twee mannen ineens haar rol als hoofdpersoon naar die van de man als hoofdpersoon. Dit is vaak een teken van censuur. Wat heeft hier dan misschien gestaan, zou je je kunnen afvragen? Misschien iets over de rol van de garçon? Iets met homofilie? Of misschien nog iets anders. Er is een beruchte uitspraak in de Klassieke Oudheid, die nogal suggestief seksueel getint is, en waarin ook de rollen worden omgedraaid. Dat is de volgende uitspraak: “er zijn ook andere vruchtbare akkers om te ploegen”. In de Klassieke Sophocles versie gaat het om een pin op de ploeg om de os (misschien toen nog een stier) door de voor op de akker te leiden. De rollen werden omgedraaid toen niet meer de pin, maar de akker centraal kwam te staan in het gezegde, en net als in deze passage in de Aesopus biografie de rollen worden omgedraaid. Het gezegde heeft ook duidelijk Bijbelse associaties, zoals in de “Gods akker”. En misschien ligt in dit alles een reden waarom de tekst moest worden aangepast.
Ik heb het gezegde van de akkervoor ook al besproken naar aanleiding van de geboorte van Pantagruel met begeleidend kommentaar. De tijd van La Fontaine en Spinoza was ook de tijd van Jacob Cats, de meest preutse tijd die we tot nog toe hebben gekend in de literatuur. Misschien was het een reactie op de vrije zeden van de eeuw eraan vooraf gaand, de tijd van Rabelais? Knuvelder, literatuurgeschiedenis van voor 1970, zegt over Cats het volgende (pag 54):
Vanuit dit historische standpunt gezien is duidelijk waarom er niet alleen in Frankrijk, maar ook in Nederland werd gecensureerd. En dat is in deze passage van La Fontaine naar mijn idee terug te vinden.
(4) Blog, Marokkaanse spreekwoorden (De hond): رجلئ علئ سبة طلقنئ علئ حزقة Vertaling: Mijn mannetje, op zoek naar een reden om van mij te scheiden, maakte me uit voor schoothondje. (حزقة = huisdier)
(5) In de in de hieronderstaande tekst oranje gekleurde passage staat een verhaal dat aan Luqman wordt toegeschreven. In de Koran is de 31–ste Sura (vers) aan hem gewijd. Iedereen is het erover eens dat Luqman eventueel een persoon is geweest die heel erg oud is geworden, wijs was, en dateert uit de tijd vóór de openbaring van de Koran. In een noot in de Koranvertaling van Prof dr. J.H. Kramers staat te lezen (pag. 393, noot 2): “In de legende van het heidense Arabië was Lukman een held, aan wie een zeer lang leven gegeven was.” De vraag is: Waarom staat deze passage in het Aesopus verhaal van La Fontaine?
Het gaat er niet alleen om dat ook Lukman tot slaaf is gemaakt net als Aesopus. Veel interessanter is dat vanaf versregel 19 in de 31–ste Sura er sprake is van een mogelijk conflict tussen godsdienstige en toentertijd geldende wetenschappelijke opvattingen. Het is de discussie waarvan in de inleiding sprake is: in hoevere vallen God en Natuur samen en zijn niet van elkaar te onderscheiden? Daarnaast lijkt zich een verklaring aan te dienen voor het verschijnen van de zoon (garçon) van Xantus. Het verhaal lijkt namelijk op opvoedingsvraagstukken terug te gaan tussen vader en zoon. De strekking van de Koranpassage lijkt erop aan te dringen dat kinderen God moeten blijven dienen, ook als geheel andere maatschappelijke en wetenschappelijke perspectieven zich openen. Daarmee is deze passage de tekst bij voorbaat in sterk veranderende tijden!
De tekst zoals hij aan Lukman is toegeschreven (en wat niet in de Koran is terug te vinden) gaat als volgt:
Het lijkt alsof het verhaal van La Fontaine zich verder ontwikkeld heeft uit de Luqman versie. Maar de strekking blijft dezelfde. En ook blijft onduidelijk wat de betekenis ervan nu precies is. De vraag blijft: hoe is dit in godsnaam in het levensverhaal van Aesopus terecht gekomen. Ik kan niet bij de oorspronkelijke tekst van Planudes waarop La Fontaine zich zegt te baseren. Misschien is daar het antwoord te vinden op al mijn vragen.
Mogelijk speelt de belegering van de Turken van Wenen een rol. De eeuw vóór 1683, het jaar waarop het beleg werd opgeheven, werd gekenmerkt door het oprukken van de Turken in heel Europa. Na het beleg van Wenen (sept/okt. 1529) werd daar ter stede het eerste koffiehuis geopend van de ontelbaar vele, welke deze stad sindsdien is gaan tellen. Ook in andere Europese landen kwam de koffie in trek, maar er werd aanvankelijk felle oppositie tegen gevoerd, omdat het zulk een gevaarlijke drank heette te zijn. In Parijs werd in 1644 het eerste café geopend door Pasqua Rosée op de Place Saint–Germain, maar werd pas een voor Parijs echt herkenningspunt, toen hij Café Procope opende omstreeks 1689 in de Rue des Fossés–Saint–Germain, dichtbij de Comédie-Française. Dat dit theater dichtbij een café ligt roept het idee op dat La Fontaine de Luqman–passage in een café heeft kunnen oppikken?
(6) In het Frans staat er “maîtresse” wat “minnares” betekent! Door de context heb ik er voor ons begrip “huisbazin” van gemaakt. Een minnares die zoveel macht in huis heeft, is voor ons onbestaanbaar. Het plaatst ook vraagtekens bij het woord in het Frans. Het verhaal doet ook denken aan: Maria Magdalena, de archetypische maîtresse bij uitstek!
(7) Het verhaal doet denken aan het Jeha verhaal uit het begin van mijn website over de Klassieke Humor.