Ik zal de noten afhandelen in de volgorde van verschijnen in de tekst. Pas in noot 7 wordt onthuld waar dit verhaal eigenlijk overgaat. Dus kunt u uw nieuwsgierigheid niet bedwingen, ga dan naar noot 7 om de eigenlijke betekenis van Panurgs lotgevallen te vernemen.
(1) In de hoofdstukken die hieraan vooraf gaan, vindt er een proces plaats tussen twee vooraanstaande edelen, waarin Pantagruel recht spreekt. De hoofdstukken zijn praktisch onvertaalbaar, omdat ze vol ongerijmdheden en absurditeiten staan. Waar het omgaat, is dat elke edele op zijn eigen domein zijn eigen rechtspraak kende. De regels waren vaak tegenstrijdig en je kon op grond van de lokale jurisdictie niet meer uitmaken wie er in zijn gelijk stond. Pantagruel neemt dan rol van rechter op zich door terug te gaan naar de oude Griekse en Latijnse wetgeving.
Waar ik mij eigenlijk nooit bewust van ben geweest, is dat in Rabelais tijd er twee paradoxale ontwikkelingen waren die als spil het Latijn en Grieks hadden. Aan de ene kant had je de tendens om de Bijbel vanuit het Grieks en Latijn in de lokale spreektalen te vertalen. Aan de andere kant had je de tendens om de lokale wetgeving, waardoor er vele tegenstrijdige wetjes bestonden, te uniformeren met behulp van het Latijn en het Grieks. Deze paradox lijkt wel symbool te staan voor het belang dat de Roomse kerk inleverde aan de staat, die gebaat was met een eenduidigere rechtspraak. Bij Rabelais kom je dat als volgt tegen (in modern Frans: pag. 475):
“Car (c′est absolument certain) ils ne connaissaient pas la langue grecque, ni latine mais seulement la gothique et barbare. Et pourtant les lois sont d’abord prises des Grecs, comme vous en avez le témoignage dans Ulpien (la loi sur les origines du droit et des suites) et toutes les lois sont pleines de sentences et des mots grecs; et secondement elles sont rédigées dans le latin le plus élégant et orné qui soit dans la langue latine……Comment donc ces vieux rêveurs auraient-ils pu comprendre le text des lois, eux qui n′ont jamais vu un livre en bonne langue latine?”
Volgens het commentaar van Michel Butor maakt Rabelais hier een fout, omdat het niet zou gaan om Domitius Ulpianus, maar om Pomponius, die een boek heeft geschreven over de oorsprong van het Romeinse recht.
(2) Hier is sprake van belangenverstrengeling: Pantagruel zou rapporteur van de Raad van State worden, én voorzitter van de Algemene Rekenkamer, om het naar deze tijd te vertalen. De “Cour de parlement de Daulphiné”, zoals het de Raad van State hier heet, was een laatste mogelijkheid om in een geschil tussen staten in het gelijk gesteld te worden. Willem van Oranje ging daar in beroep tegen de Spaanse staat, toen hij de onafhankelijkheid van de Nederlanden uitriep. Tot 1541 kende deze Raad maar één voorzitter, later waren er meer om tot een evenwichtigere uitspraak te kunnen komen. In 1461 was een zekere Pierre Gruel voorzitter van deze Raad, die tegelijkertijd ook voorzitter van een soort Algemene Rekenkamer was! Het is niet zeker of Rabelais deze persoon op het oog had, toen hij dit schreef. Het is wel erg ver voor de tijd van het verschijnen van de Gargantua en Pantagruel.
(3) Nicolas de Cuse, ook wel Cusanus genoemd, was kardinaal van 1401 tot 1464. Hij zou het einde der tijden hebben voorspeld in het 37–ste jubeljaar na Jezus Christus geboorte, d.w.z. ongeveer in eerste jaar van de 17e eeuw.
(4) Lucianus vertelt in “Icaromenippus” (De luchtreis), één van de eerste science fiction verhalen, hoe Icaromenippus op de maan Empedocles tegenkomt. Empedocles was daar terecht gekomen, omdat hij in de krater van de Etna was gevallen uit wetenschappelijke nieuwsgierigheid. De dampen (kwikdampen: zie noot 7) deden Empedocles vervolgens opstijgen naar de maan. De maan komt later nog voor als de veroorzaker van verkoudheid, wat ook verholpen zou kunnen worden door stomen (hete damp in ademen).
De dampen hebben rechtstreeks te maken met de theorie van de Elementen (lucht, vuur, water en aarde), die Empedocles introduceerde in de al bestaande Humorale Theorie. In deze voorwetenschappelijke theorie gaat het erom dat de elementaire deeltjes van de vier grondstoffen (lucht,vuur,water en aarde), waar alles van gemaakt is, in evenwicht moeten zijn. Ziektes, zoals verkoudheid, kun je met “dampen” genezen. En dat vinden wij nu ook nog steeds.
(5) In onze allereerste aflevering in de serie Gargantua en Pantagruel, was ook al sprake van een drankgelag. Daarin kwam de vraag aan de orde: wat was er eerst dorst of drinken?
(6) Men dacht in de Klassieke Oudheid inderdaad dat de maan, maar dan vooral de maanstanden, iets met verkoudheid te maken zou hebben. Dit deden ze op grond van de Humorale Theorie. De maanstanden hebben hierin met de seizoenen te maken, en zoals ook nu nog steeds duidelijk is, hebben meer mensen in het voorjaar en de zomer met een soort verkoudheid te maken. Wij noemen dat een allergie veroorzaakt door pollen: de hooikoorts. Pas in het begin van de 19e eeuw maakte men een verschil tussen verkoudheid en hooikoorts.
(7) Roosteren staat hier voor een beruchte methode om syfilis met kwikdampen te genezen, zoals te zien op het plaatje links. Hier heet de ziekte nog Napolitaanse Ziekte, omdat de soldaten van Karel VIII in de Italiaanse oorlog massaal terugkwamen met de syfilis. Later ging syfilis de Franse ziekte heten. In de link onder syfilis staat dat kwik pas later een middel tegen de syfilis was: dat is onjuist. Uit het plaatje van de teruggekeerde soldaat uit de oorlog van 1494-1498, blijkt dat de methode al voor de 16e eeuw bestond.
De kwikdampen werden hiertoe gebruikt om humoraal theoretische redenen. Mercurius (kwik) is in de Humorale Theorie één van de instanties, die betrekking heeft op de behandeling van geslachtziektes. De genezing zou intreden door het verhitten van gedolven ertsen met een kwiklegering (amalgaam). In dit chemische proces kwam zwavel (de kwalijke duivelse ziekteveroorzaker) vrij van de vloeibaar geworden kwik, die weer in gecondenseerde zuivere vorm in buizen werd opgevangen. Kwik is het enige vloeibare metaal, dat ook nog weer allerlei andere toepassingen had o.a. in thermometers (1724). Bovendien had het de naam een edelmetaal te zijn om goud mee te winnen. Het gewonnen kwik werd een vorm van zilver beschouwd, en was duur. Een win-win situatie! Maar niet voor de mensen die aan de giftige dampen werden blootgesteld. Je slaat 80% van deze kwikdamp in je longen op en dit leidt onverbidderlijk tot de dood bij langdurige blootstelling hieraan. Deze behandeling zou succes hebben vanwege de zuiverende werking van het kwik dat de kwalijke dampen uit je lichaam zou verdrijven. Hierdoor zou het teveel aan aardse lusten je lijf verlaten, en het humorale evenwicht in je lichaam zou op die manier worden hersteld.
Na 1492 komt de syfilis massaal voor in de Europese koningshuizen en bij bestuurders in de Europese landen. Hendrik VIII van Engeland met zijn vele vrouwen had waarschijnlijk syfilis. Om de sjanker, een grote zweer op de penis, te verbergen, droeg hij een penisbeschermer, een soort peniskoker. Waarschijnlijk komt de syfilis uit Amerika zoals DNA onderzoek heeft aangetoond. De mannen van Columbus brachten het mee terug uit Amerika, waar de Indiaanse bevolking er immuum voor was geworden. Europa was helemaal niet voorbereid op een kwaadaardig virus waartegen het geen afweerstoffen had opgebouwd. Waarom Rabelais de Turken als boosdoeners beschouwt, is onduidelijk. Over het algemeen dacht men dat de ziekte zich via de badhuizen verspreidde. En aangezien Turkije voor een hernieuwde belangstelling voor het badhuis had gezorgd, kan het zijn dat Rabelais daarom de Turken aanklaagt. Het kan ook te maken hebben met de strijd die nog steeds voortduurde tussen het Ottomaanse Rijk en Europa. Tenslotte kan het zijn dat hij de syfilis gebruikt als een metafoor, net zoals Solzjenitsyn in het Kankerpaviljoen de kanker als een metafoor gebruikt om de algehele malaise van de politieke toestand in de wereld aan te kaarten.
De interesse van Rabelais voor de neus zou met de syfilis kunnen samenhangen, omdat een van de kenmerken van de syfilis is naast de enorme zweren die je in een latere fase over je hele lichaam krijgt, een ingedeukte neusbrug is (zie plaatje van Rembrandt van Gerard de Lairesse). Het is de vraag of Rabelais hier alleen als dokter aan het woord is. Er zijn commentatoren die zeggen dat hij zelf syfilis had. Als hij niet in 1483, maar in 1494 geboren is, dan zou hij inderdaad op vrij jonge leeftijd overleden zijn, wat overeenkomt met een leeftijd waarop veel syfilislijders stierven (o.a. Nietzsche 56 jaar).
Commentatoren (beweeg muis over “commentatoren” om titel te zien) voeren de volgende bevindingen aan waarom zij denken dat dit verhaal over syfilis gaat (Duchat): De geschiedenis van het grilleren (roosteren) van Panurg is een raadsel. Maar als je het interpreteert als het verslag van de behandeling van een geslachtsziekte dan vallen alle stukjes van de puzzel op hun plaats. Misschien heeft zelfs de schrijver van de Pantagruel, die zich graag met Panurg, de trickster, identificeert, deze behandeling ondergaan, zegt Duchat. Er staan andere aanwijzingen in dit verhaal dat het hierom gaat. Allereerst is er het konijn. Niet alleen is dit het enige dier dat ook syfilis kan oplopen (wist Rabelais dat al?), maar het konijn lijkt ook een toespeling op wellust in dit verhaal. Vervolgens komt de behandeling van syfilis in de gedaante van Mercurius (kwik) aan de orde, en zorgt die ervoor dat de ogen van de Vleesbrader dichtvallen als de honderd ogen van Argus, die eens vol wellust de schone nimf Io met zijn blik achtervolgde, maar uiteindelijk de dood vond (Ovidius: 1, 624-723). En natuurlijk, waarom zou je een brandend stuk hout in het kruis van je belager mikken, als het niet is om iets duidelijk te maken? En waarom is de spies die eerder nog zo vlot door de Vleesbrader ging, niet puntig genoeg om de pasja te doorboren? Dan komt er ook nog een prostituee op de proppen met afrodisiaca, lustopwekkende middelen, omdat er iets mis is met de penis van Panurg. Als Panurg de stad verlaat kijkt hij om naar Constantinopel alsof hij terugkijkt naar Sodom en Gomorra. Tenslotte de 1311 honden die elkaar zo bevechten dat plukken haar in het rond vliegen; zouden die plukken niet kunnen slaan op de zweren van de syfilislijder? Duchat besluit met te zeggen dat het volgende hoofdstuk van de Pantagruel niet voor niets aan de syfilis is gewijd. Dit zijn voor Duchat genoeg aanwijzingen om te concluderen dat het in dit verhaal in werkelijkheid om een verhaal over syfilis gaat. Ik zou daar nog aan toe willen voegen de tweede betekenis van Panurg, waarvan je de naam ook zou kunnen uitleggen als “Het werk van Pan”.
De manier waarop Panurg terugkijkt op het brandende Constantinopel, doet sterk denken aan het Trickster verhaal, waarin hij Prairiewolf tegenkomt. Verder komt natuurlijk in dit verhaal de dichter –arts Frascastoro om de hoek kijken als degene die zich uitgebreid met de bestrijding van syfilis heeft bezig gehouden. We waren hem al eerder tegengekomen bij het bespreken van het toneelstuk Warenar van Hooft.
(8) Het is gebruikelijk om weinig mals vlees sappiger te maken door het te omwikkelen (larderen) met dunne repen spek. Maar dat men dat ook in Turkije, een in die tijd Islamitisch land, deed lijkt mij sterk. Varkensvlees is voor Moslims verboden. De reden waarom Rabelais dit noemt, ligt in wat we al eerder hebben gelezen over de verschijningsvorm van sommige nazaten die veel te veel mispels aten. “Bij de anderen zwol de penis, als de ploeg die de akkers vruchtbaar maakt, zó aan dat ze een heel wonderlijk grote, zware, grootse, lange, vette en dikke kregen met krokodillenleer, zoals te zien is op antieke plaatjes. Ze konden er zelfs een riem van maken die ze wel vijf– tot zes keer om hun middel konden doen.” En hier staat in het vorige blog over de afkomst van Pantagruel eigenlijk precies dat wat Panurg ook overkwam op het braadspit, toen hij met spekrepen werd gelardeerd.
(9) De heilige Lauretius werd gegrilld net als Panurg. Er zijn verschillende beelden (in Frankrijk) die het roosteren van Lauretius op een grill voorstellen.
(10) In de Metamorphosen van Ovidius staat te lezen (Ovidius: 1, 624-723) hoe Mercurius naast Argus met de honderd ogen waarvan er maar twee tegelijkertijd dicht gaan om te slapen, gaat zitten en door zoetelijke stem en muziek raakt Argus zo betoverd, dat al zijn ogen uiteindelijk dicht vallen en Io aan zijn aandacht kan ontsnappen. Daarop wordt Io omgetoverd van een koe in een mooie goddelijke vrouw.
(11) S′endormir, in slaap vallen, heeft in het Frans de bijbetekenis: op z′n lauweren rusten.
(12) Het grillen, roosteren van Panurg doet erg denken aan het Amerikaanse “roasted”. In Amerika wordt hiermee bedoeld dat iemand de waarheid wordt gezegd. Dat kan lijken op een berisping; het kan ook de vorm aannemen van satire of iemand voor gek verklaren. Ik weet niet of het een (het verhaal van Panurg) met het andere (het Amerikaanse “roasted”) te maken heeft, maar het ligt zo voor de hand, dat ik het toch wilde melden. Dat Rabelais denkt dat een Trickster op een ziekelijke manier gek is, zou een mogelijke visie van Rabelais op het fenomeen Trickster kunnen zijn. De Amerikaanse invloed op Rabelais —dat is mij ondertussen duidelijk— valt niet te onderschatten. Redenen voor deze bewering zijn verspreid over de noten van de verschillende blogs over Rabelais terug te vinden. Een mogelijke consequentie van deze gedachte is, dat Columbus of een andere Amerika-vaarder het Trickster–verhaal naar Spanje en vervolgens naar Frankrijk en Rabelais heeft meegenomen. Dat zou te bewijzen moeten zijn, want wat Columbus (of anderen uit die tijd) uit Amerika meebracht is redelijk goed gedocumenteerd.
(13) In de Franse tekst staat “estoit tant punays qu′il ne sentit plus tost”, het stonk er zo dat hij de brandlucht niet meer opmerkte. De strekking hiervan wordt in allerlei commentatoren in verband gebracht met de toestand waarin een syfilislijder zich tijdens zijn behandeling bevindt, m.a.w. de kwikdampen bedwelmden de zieke in die mate dat hij niets meer rook. Dat lijkt mij een correcte beschrijving van deze behandeling.
(14) Dit is het verhaal van Panurgs ontsnapping uit Turkse krijgsgevangenschap, laten we aannnemen rond 1500 nChr. In het vorige commentaar op mijn Blog van 24 augustus, zei ik naar aanleiding van de tweede tekst in een andere taal die hierin voorkomt, dat dat verhaal waarschijnlijk in het Turks is. Dat dit inderdaad het geval is, blijkt nu uit hoe in het Turks volgens Rabelais “Brand! Brand!” wordt geroepen: “Dal baroth!”. Als je ervan uitgaat dat “dal” inderdaad het Turkse ”dan” is, dan staat hier: Uit de vuurlinie! Waarschijnlijk heeft Rabelais dit als een grap opzettelijk gedaan. “Baroth” (Turks: vuurlinie, kruitdampen) krijgt namelijk in het licht van noot 7) pas zijn echte reikwijdte. Net als “albarildim” dat klinkt als het Turkse albay:im, lijkt “baroth”, dat klinkt als ons “brand” van Turkse origine te zijn.
(15) In de oorspronkelijke tekst stond er “Baschatz et Mussafiz”. Daarin valt zonder meer het woord pasja (zie ook de Engelse versie van deze website) te herkennen, maar het tweede woord is onduidelijker. Meestal wordt er Mufti (zie plaatje rechts) van gemaakt, maar omdat dit een nogal onbekende functie is bij ons, heb ik er Imam van gemaakt, een moslim geestelijke, van wie iedereen ondertussen het doen en laten kent. Een andere reden is dat ik eigenlijk het oorspronkelijke woord Mussafiz weinig weg vind hebben van het woord Mufti.
(16) Op een eerder blog (noot 14) heb ik een tekening van de romp gebruikt om de wonderlijke weg die Gargantua bij zijn geboorte volgt uit te duiden. Diezelfde tekening is bruikbaar om te zien hoe de spies de Vleesbrader doorklieft.
(17) Op de website Mauvais–garçon staat een fragment uit de roman “Les Mauvais Garçons” (Stoute jongens) door Auguste Barbier et Alphonse Royer uit 1823. In de roman proberen ze een beeld op te roepen van de 16e eeuw, de eeuw van Rabelais. In de roman komen de namen van vier stoute jongens voor, die dezelfde namen hebben als deze vier duivels van Rabelais. De naam GrillGoth spreekt voor zich, gezien de omstandigheid dat Panurg op de grill ligt te roosteren. De naam Astaroth wordt nergens toegelicht, maar is de Phoenicische godin Ashera, die ook wel Astarte wordt genoemd wat in een Joodse gelovige omgeving was vervormd tot Astaroth om aan te geven dat het een minderwaardige godin was. Een en ander is uit Phnicische teksten (op het eind van het artikel) op te maken. Rapallus was een stoute jongen waaraan het woord rapalje (Latijn: rasilis = gladgeschoren) werd ontleend. Dus ook niet zo′n braaf gezelschap. Tenslotte kan Rabelais het niet nalaten er een van eigen vinding aan toe te voegen: Gribouillis. Het doet mij denken aan Gribus in de Amsterdamse betekenis van Engerd (niet Erik), en ik denk dat dat ook zo ongeveer de betekenis van Gribouillis is.
De negen keer waarop deze duivels worden aangeroepen, moet teruggaan op het belang dat de Druïden hechtten aan het getal 9. De pasja wilde met andere woorden het hele jaar door (= 9 maanden) in hun gezelschap zijn. Zie voor meer uitleg over de Druïden bij Rabelais het commentaar (noot 5) van het blog van 14 augustus.
(18) Murmault of Murmellius was een Nederlandse humanist, die in Alkmaar aan het Gymnasium les gaf en zo succesvol daarin was dat men van alle kanten toestroomde om van hem les te krijgen. In hoeverre hij ooit beweerd heeft dat duivels van spekrepen houden, is onbekend. Ook is niet zeker of hij zelf gebocheld was zoals door Rabelais wordt gesuggereerd. Wel heeft hij een Apologie geschreven, waarin hij gehandicapte mensen verdedigde tegenover het volksgeloof dat zij hun handicap hadden gekregen als een straf van God.
Jambilique was een Alexandrijnse filosoof in de school van Plato. Hij geloofde in een massa wezens als intermediair tussen God en de mensen. In hoeverre hij ooit heeft beweerd dat duivels van spek houden, is onbekend.
(19) Er zijn mij alleen maar munten met Serafijnen (= cherubijnen, engelen met zes vleugels) uit het middeleeuwse Bulgarije bekend, toen het nog viel onder het Ottomaanse Bestuur in Constantinopel. Dit type munt behoort tot Constantine Tikh Asen (1257-1277). Hier lijkt Rabelais te suggereren dat na de dood Panurg de beschikking krijgt over 600 cherubijnen , die je koelte toe wuiven. Na een behandeling met kwikdampen lijkt mij dat een aangename beloning. Rabelais bewering lijkt op een persiflage op het Islamitische idee dat iemand na een dood voor zijn geloof opgewacht zou worden door 70 of zoals anderen zeggen 72 maagden, maar lang geen 600.
(20) De tekstregel van Villon komt uit een langer gedicht met de naam: “Les dames de jadis (de Vrouwen van vroeger). Het betreffende couplet gaat als volgt:
Mijn vertaling:
Zeg me in welk land bevindt zich Flora, de schone Romijnse? Waar is Archipiade, waar Thaïs? Wat is er geworden van haar volle nicht? Een echo die ons dit vertelt wanneer een gerucht ons leidt naar een rivier of meer. Welke schoonheid was er meer dan menselijk? Maar waar zijn de sneeuwstormen van weleer gebleven?
(21) In de oorspronkelijke tekst stond er: “espaule de mouton” (vrije vertaling: lamsrib). Dat wordt in Islamitische landen onze karbonade genoemd. Heerlijk geroosterd langs de weg! je ruikt het van verre. De Franse commentatoren maken er allen van: “uit je oksel stinken”, want het schijnt een gangbare uitdrukking hiervoor te zijn. Ik begrijp niet hoe ze eraan komen, maar een uitdrukking is een uitdrukking, en zij zijn Frans en ik niet.
(22) Deze natuurlijke aandrift kwam ook voor in het stukje Spaans op het vorige blog: “……Als dat niet genoeg is om Uwe hoogheid tot medelijden te bewegen, dan nog zou de natuurlijke neiging, die de rede met zich meebrengt, u ertoe moeten bewegen.……” Het zijn zulke opmerkingen die Rabelais tot een humanist maken.
(23) Korinthe was de Griekse stad die erom bekend stond dat er een tempel was waar mannen terecht konden voor een bezoek aan een (tempel–) hoer. In de oudheid kwam tempelprostitutie veel voor, maar meestal was het voorbehouden aan een elite. In Korinthe kon iedereen terecht.
(24) In de oorspronkelijke tekst stond hier: “un pot de myrobolans” (vertaling; een pot met myrobolans). Volgens de Franse site is myrobolans een gedroogde vrucht van verschillende exotiese bomen. De vrucht werd gebruikt als bloedzuiverend middel. Het is een Grieks woord dat bestaat uit het deel “muron” (Grieks: το μυρον, welriekend plantensap, speciaal van Mirte) en “ballein” (Grieks: βαλλω inf. βαλλειν, werpen). Kort samengevat was het een parfum dat men won uit de bloemen van de plant Mirte. Ook werden er middeltjes van gemaakt om de seksuele lust te verhogen, vooral voor vrouwen bedoeld, en vandaar vaak op bruiloften toegediend. Wij hebben onze naam Myrthe aan deze weldadige werking te danken.
(25) De beschrijving hier van de penis doet sterk denken aan syfilis. Zie noot 7.
(26) Rabelais zegt: “Ventre Mahom” (Bij de buik van Mohamed) op dezelfde manier als hij het heeft over: “Ventre Dieu” (Bij de buik van God). Hij zet de profeet Mohamed op een lijn met God, waarschijnlijk uit onwetendheid. Er zijn in de Islam stromingen geweest, waarbij de profeet Mohamed de allure kreeg van een Godheid. Deze stromingen werden zonder enige terughoudendheid vervolgd. Verder benadrukt de uitroep ook in dit geval het motto van Rabelais, dat er eerst gezorgd dient te worden dat men voldoende te eten heeft, en dat daarna pas de moraal komt, in dit geval de godsdienst. De algehele geldigheid van deze regel op alle landen en voor alle godsdiensten, spreekt voor het humanistisch gehalte van Rabelais.
Hier dient zich de vraag aan in hoeverre Rabelais bevooroordeeld was ten aanzien van de Islam in Turkije. Het op een lijn stellen van Mohamed en God wijst erop dat Rabelais minder over de Islam wist dan zijn Arabisch aandoende naam waaronder hij de Pantagruel in 1532 publiceerde doet denken. Misschien gebruikte hij die naam wel om moslims belachelijk te maken? Ook dit verhaal over het Turkse Constantinopel draagt niet erg bij aan begrip of tolerantie (een humanistisch begrip). Zelfs als het een metafoor is voor de toestand in de wereld, wordt daartoe wel de Turkse staat en haar godsdienst toendertijd daarvoor dienstbaar gemaakt. Ik heb mezelf ook afgevraagd: waarom heb ik voor dit verhaal gekozen? Er zijn er zoveel andere! Mijn reden kan ik toelichten, omdat de lijn die ik in deze samenvatting en uitleg bij de Gargantua en Pantagruel volg, die is van de grappenmaker, hoe de grappenmaker door een auteur wordt gebruikt en in zijn werk wordt geïntroduceerd. In de Pantagruel zijn dat Broeder Jan en Panurg, en wil ik aan mijn opzet voldoen, dan kan ik dus niet om dit verhaal heen. Maar dit zegt dus niets over de bedoeling van Rabelais met dit verhaal. Er is een lichtpuntje: eigenlijk laat Rabelais door de Franse Panurg nog ergere dingen doen dan de Turken hem wilden aan doen. En ook in dit geval kun je dit dus veralgemeniseren: alle mensen hebben eenzelfde hang naar wreedheid, of ze nou Turk of Fransman heten. De algemeen geaccepteerde theorie over de rol van Trickster vindt ook in de Gargantua en Pantagruel zijn weerslag: de grappen worden gemaakt door buurlanden over elkaar. Naties die met elkaar van doen hebben, zullen altijd in eerste instantie zch een denigrerend beeld van elkaar vormen. Ze denken niet het beste over elkaar, maar het slechtste. Men denkt dat daardoor de onderhandelingspositie verbetert, denk aan Trump of Boris Johnson. Dat doet mij ook weer denken aan toen ik ooit eens voor een zaaltje een verhaaltje moest vertellen. Ik ben een nogal zenuwachtig type dat ook last heeft van verlegenheid en blozen. Als dat over mij komt, verdwijnt de samenhang en treedt algehele chaos in. Mijn coach zei daarop: denk gerust het allerslechtste van je publiek en hou dat in gedachten. Begin dan aan je verhaaltje en je zenuwen verdwijnen. Niet dus! Toen ben ik maar gaan schrijven, misschien wel om dezelfde redenen waarom Rabelais schreef? Ik vraag me wél af of je persoonlijke attitudes in nationale moet vertalen.
(27) Onder de link is het bekende verhaal van Sodom en Gommorra te vinden. De van de brandende stad wegvluchtende Loth staat op het plaatje links afgebeeld. Merkwaardig aan dit verhaal is dat het steeds weer in een politieke contekst opduikt, waarin een volk zijn onafhankelijkheid bevecht, en ik begrijp eerlijk gezegd niet wat het verhaal van Loth met politiek te maken heeft. Een voorbeeld van deze politieke strekking trof ik aan in een overigens uitstekend boekje over het koloniale Nederlandse bewind in Indonesië van D. van Van der Meulen met de veelzeggende titel Ik stond er bij (Bosch & Keuning N.V. Baarn, geen jaartal). Een klein citaat uit dit boek, omdat het zó treffend is (pag 70): “Vlied naar het gebergte, zie niet om, haast u om uws levens wil. …… Het wordt ook tot u gezegd, mijn Batakvolk. Daar voor u ligt de hoogte, de uitkomst, de redding. Nu zijn we nog in de diepte, in de verdrukking, de ellende, de beschaming”, aldus een opstandige Duitse zendingsdominee van de Rheinische Mission in 1925. Maar Panurg kijkt wél om, en Loth op het afgedrukte plaatje kijkt juist niet om. En wat doet die figuur op de achtergrond? Omkijken! Wat bedoelde Rabelais met dat omkijken? Of zoek ik er gewoon teveel achter?
(28) Tot tweemaal toe komt er nu een verwijzing naar een Klaasieke Grap die we al eens zijn tegengekomen op dit blog. Het eerste gaat over de Jeha die wil dat honden hem betalen
(29) De tweede keer gaat het om hygiënische maatregelen die uitlopen op brand. Deze beide voorbeelden samen met de verwijzing naar het tricksterverhaal (in noot 7) wijzen erop dat Rabelais bij het schrijven van deze verhalen gebruik maakte van Klassieke Humor. Hij zet ook variaties en verhalen bij elkaar uit totaal andere streken van de wereld. Dat kan erop wijzen dat hij zich ervan bewust was dat het hier om een bepaald genre grappen ging. Het kan er ook op wijzen dat hij of in het Latijn of Grieks beschikte over een verzameling van deze grappen die wij niet meer kennen. Dit laatste denk ik, en bovendien denk ik dat ooit eens de oude verzameling verhalen ergens in een archief wordt teruggevonden, misschien in het archief van het Vaticaan.
(30) In het algemeen wordt het vechten van de honden dat de plukken haar ervan afvliegen, gezien als een metonymie voor de zweren die men krijgt over het hele lichaam bij syfilis, die door de behandeling met kwikdampen eraf vallen. Zie ook noot 7).
Uit: Rabelais, Les cinq livres des faits et dits de Gargantua et Pantagruel Édition intégrale bilingue, Quarto Gallimard, 2017: Comment Panurge racompte la maniere comment il eschappa de la main des Turcqs, Chapitre XIV, pag.490–496 (helemaal)