Noten in de tekst

         

(1)

Idries Shah, Soefi meester.

Het boek The Sufis.

Ik zag het als een vingerwijzing, toen ik bij toeval het exemplaar The Sufis ( Idries Shah) van voormalig minister van financiën dhr. Witteveen en voorman van de soefi vereniging Nederland in handen kreeg. Toen ik begon te lezen, wist ik niet goed waar ik aan begon. Dit boek uit 1964 heeft veel bijgedragen aan de verspreiding van het Soefi-gedachtengoed in de wereld. Niet alleen besteedt het aandacht aan de bij ons bekende grootste Soefi-denkers, zoals Omar Khayyam (Rubayat), Furaddin Attar (The conference of Birds) en Jalaluddin Rumi (Mathnawi), maar ook aan de op ons blog al bij herhaling genoemde Mulla Nasreddin. Omdat, net zoals ik heb benadrukt in een meer algemene zin, in deze verhaaltjes sprake is van een methode om beter door te dringen tot de kern van jouw leven én het leven in het algemeen, wil ik dieper ingaan op wat Idries Shah hierover te melden heeft.

Allereerst, ik ben zelf geen Soefi, maar heb wel veel sympathie voor deze religieuze beweging, al heel lang zelfs. Hoewel ik grote bewondering voor zijn hoofdwerk The Sufis heb, vallen mij een aantal zaken op. Behalve de paar kanttekeningen bij The Sufis van Idries Shah, kan ik alleen maar zeggen dat het lezen van het hoofdstuk over Nasreddin, waartoe ik mijn bespreking voorlopig wil beperken, inzicht heeft opgeleverd in de Soefi denk– en leefwijze. Maar voordat ik op Nasreddin inga, wil ik toch een drietal kleine opmerkingen over het boek kwijt.

Had ShaWaf, شوف, (pag. 58) doen zien betekent, dan was de middelste medeklinker (W) verdubbeld. De uitleg in het boek The Sufis bij de letterwaarde van het woord klopt ook niet, nog afgezien van het ontbreken van een verdubbeling van de 8 in het getal 386. In het Nederlands of Arabisch uitgesproken levert dit wel een juiste interpretatie op: “Driehonderd Zes en Tachtig”: SH (=300), de W (=6) en de F (=80). Maar er staat geschreven: 3-8-6, en dan staan de letters in de verkeerde volgorde en betekent het niets meer.

Het weinige Arabisch dat in het boek voorkomt, wordt niet juist uitgelegd: ShaWaf, شوف, betekent niet doen zien maar gewoon kijken! “Shoef, shoef……Kijken, kijken, niet kopen!” Ik merk dit op vanwege de verwarring rond de letterwaarde van ShaWaf en de sterfdatum van Nasreddin. Volgens Idries Shah zou die in 386 (ShWF) zijn overleden. Volgens de Islamitische jaartelling valt zijn overlijden dan in 1008 nChr (622+386). Volgens mijn gegevens zou hij in 1284 nChr zijn overleden. Zijn sterfdatum zou, als je op mijn berekening afgaat, met behulp van de Islamitische kalender, zijn: 622+683=1305nChr. Bij foutieve correctie met 20 jaar naar 663 zou de sterfdatum in het jaar 1285 kunnen vallen. Een jaar verschil met mijn oorspronkelijke sterfdatum 1284.

Getallen lees je in het Arabisch niet van rechts naar links, maar zoals ‎wij dat doen van links naar rechts. Maar hier zien we ineens wel een ‎omkering van getallen, in plaats van 683 staat er 386 bij Idries Shah! ‎Ik kom alleen in de buurt van de officieel opgegeven sterfdatum, ‎‎1284, als ik een foutieve correctie van 20 jaar hanteer van 683 naar 663. Je ‎vraagt je af: wanneer is Nasreddin nou echt overleden? En, net zoals ‎Idries Shah, kun je concluderen: misschien nooit, omdat hij niet ‎geleefd heeft, en dus ook niet is overleden? In ieder geval is er rond ‎zijn sterfdatum een kabbalistische stoelendans aan de gang.‎

Overigens gaat de aanduiding Soefi waarschijnlijk terug op het ‎Arabische Suf (‎سوف‎‎, SWF), de wollen mantel die Soefi′s droegen ‎‎(vergelijk rol van de mantel bij De Honden!) en niet shoef (شوف,ShWF).

Idries SHah heeft het vervolgens over HaSSeiN, ‎حسن‎, (pag. 65), ook ‎deze uitleg klopt niet. Ik kan niet terugvinden, hoe hij dit woord in ‎verband brengt met sterk, moeilijk toegankelijk; misschien is het ‎Perzisch, Pashtu of Afghaans? In het Arabisch heeft het in de eerste plaats met mooi zijn ‎te maken. Maar betekent ook al vlug zoiets als zich verbeteren. Naar ‎mijn idee gaat het bijna direct terug op het begrip Deugd bij de ‎Honden en op het begrip Perfectie bij ‎Aristoteles (zie ook: Humorale Theorie). Een ander voorbeeld van gebrekkig Arabisch: attar, ‎عطار‎, dit ‎betekent niet scheikundige, maar kruidenier, eventueel een ‎apotheker, een handelaar in kruiden.

De Islam bij Idries Shah. De Islam kent een merkwaardig aspect dat ik ‎nog steeds niet helemaal begrijp. Misschien is het een aspect van alle ‎godsdiensten, omdat ze allemaal in het verleden zijn gesticht. Dit ‎merkwaardige aspect is de neiging om bijvoorbeeld over de ‎relativiteitstheorie van Einstein te zeggen: “……maar dat stond al in de ‎Koran, dat wisten we allang.” Nou, dat is niet zo! ‎ Idries Shah zegt hierover in een voetnoot op pagina 34:

“Het verbijstert westerse wetenschappers te horen dat, bijna ‎duizend jaar voor Einstein, de derwisj Hujwiri in een technische ‎verhandeling het had over wat Tijd en Ruimte definieerde, als ‎toegepaste Soefi ervaring. (Onthulling van de Gesluierden, ‎Samenvatting van hun wonderen.)”
Nou, dat is geen wonder: in Orfische sekten werd dit ook al 500 jaar ‎vChr zo ervaren! Orfische sekten zijn tot in de Middeleeuwen blijven ‎bestaan! Zie verder mijn betoog over de Kuifleeuwerik! Vaak lijkt het er misschien in zekere mate op, maar nauwkeuriger ‎bekeken, klopt het niet, omdat de formule E=mc2 niet is ‎meegeleverd. Een kleinigheid! Wat is trouwens de letterwaarde van ‎E=mc2?

Wat verbijsterend is, is dat –en daarom ergert het mij– Idries Shah ‎hier blijk geeft van een onterecht Jungiaans (Adler) ‎minderwaardigheidscomplex. Want ‎waarom zou je Einstein aanhalen, als je niet stiekem denkt dat er in ‎de Arabische wereld nooit een Einstein is opgestaan? En waarom is ‎het altijd Einstein die bepaalde mensen er met de haren bijslepen? ‎Over Jung merkt Idries Shah op dat Jung zijn kernbegrip Archetype ontleend zou ‎hebben aan Ibn El-Arabi volgens prof. Rom Landau. Nou, Jung had ‎het begrip van Augustinus, een Algerijnse Berber‎. Augustinus ‎leefde enige eeuwen eerder dan Ibn (El-)Arabi. Hoe kom je erop Rom ‎Landau? En waarom ‎haalt Idries Shah hem aan?

Deze neiging om te denken dat alles al bekend was in het verleden, is ‎goed, zolang je ermee de oorsprong van huidige inzichten ‎onderzoekt. Dat is niet hetzelfde als zeggen dat die inzichten vroeger ‎al bestonden, in de kiem misschien, maar niet in de huidige vorm. Bij ‎godsdiensten leidt dit vaak tot fundamentalisme, en ook bij Idries ‎Shah lijk je het tegen te komen. Voor hem is de Islam de grote ‎bakermat van het Soefisme. Dat betwijfel ik ten zeerste. Christelijke ‎mystiek is naar mijn idee een even belangrijke voedingsbodem voor ‎het Soefisme, zoals blijkt uit het bezoek in The conference of Birds ‎aan Rome, waar hij nota bene zelf over schrijft (pag.164-171). En de ‎Christelijke mystiek was er ook eerder dan de Islam.‎

Nu geeft Idries Shah een heel erg mooie wending aan het besef dat ‎het Soefisme er al van voor de Islam is. Hij gaat niet zover als ik, omdat ‎ik in het Soefisme een gecultiveerde vorm, een beschaafde vorm van ‎het Sjamanisme zie. Idries Shah ‎beweert dat de verhaaltjes als die van Nasreddin, de basismethode ‎aanleveren, waardoor religieuze bewegingen ontstaan. De ‎verhaaltjes zouden het ontstaan van nieuwe religieuze inzichten met ‎zich meebrengen, omdat zij de toehoorder, de verteller, de schrijver ‎en lezer ertoe brengen een uitstapje te maken uit de werkelijkheid ‎naar een andere dimensie. Dit uitstapje is een brug tussen innerlijke ‎en uiterlijke wereld. Bij Huizinga is dit als volgt in De Herfsttij der ‎Middeleeuwen terug te vinden (pag. 32):‎

“‎Tot zekere hoogte streeft iedere cultuur naar de ‎verwezenlijking van een droomwereld binnen de werkelijke, ‎door het herscheppen van de vormen der samenleving. Doch ‎terwijl het elders alleen een geestelijke herschepping betreft: ‎het stellen van denkbeeldige volmaaktheid tegenover ruwe ‎werkelijkheid, om de laatste te kunnen vergeten, is hier het ‎object van de droom de werkelijkheid zelf. Háár wil men ‎omvormen, zuiveren, verbeteren; de wereld schijnt op de goede ‎weg naar het ideaal, als de mens maar voortwerkt.
‎ Beide werelden, de innerlijke en de uiterlijke, zijn even belangrijk! ‎Hiermee kan ik volledig instemmen, behalve dat het niet alleen tot ‎nieuwe religieuze inzichten, maar ook tot nieuwe artistieke en ‎wetenschappelijke inzichten kan leiden. ‎

Nasredin. Tenslotte vind ik natuurlijk de bewering van Idries Shah ‎‎(pag. 63) dat vooral de Nasreddin-verhaaltjes zo’n vehikel tot ‎bewustzijnsverruiming zouden zijn, nergens op slaan. ‎Deze bewustzijnsverruiming zit natuurlijk in al deze verhaaltjes, van ‎die van de Honden, de Duizend en Een Nacht, Rodenko tot de verdrijving van Marduk uit Babylon. En ook hier komt het gebrekkige ‎Arabisch om de hoek kijken: Nasreddin (met twee d′s geschreven en ‎niet met één zoals in The Sufis) is weliswaar een Arabische naam, ‎maar een hoofdfiguur vooral in Turkse en Perzische volksverhaaltjes. ‎In de Arabische volksverhaaltjes heet hij Jeha (Joha, Djo′ha etc.) en ‎ook Jalaluddin Rumi heeft het nooit over Nasreddin (laat staan over ‎Nasredin), maar over Djo′ha! Het waren de Turken die hem (Djo′ha) ‎met deze Arabische naam (Nasreddin) hebben opgezadeld (M. René ‎Basset, e.a), omdat ze de volksverering van een heidens geloof ‎wilden maskeren.‎

Afgezien van deze drie kritiekpuntjes heb ik alleen maar waardering ‎voor het werk The Sufis van Idries Shah.‎

         

De schrijver Idries Shah.‎

         

De website van Wikipedia over het leven van Idries Shah is ‎uitstekend. Ik kan daar weinig aan toevoegen. Voor iedereen die ‎slechts oppervlakkig met hem kennis wil maken, zal ik vertalen wat ‎over hem gezegd wordt op de flap achterin het boek The Sufis.

De volledige naam van Idries Shah is: Nawab-Zada Sayed Idries Shah ‎el–Hashimi. Hij is groot–meester van de internationale Soefi ‎beweging. Hij heeft veel bijgedragen aan de internationale ‎bekendheid van het Soefisme. Hij schreef het boek over ‎Soefisme in 1964, en bij afwezigheid van alle ons ter beschikking ‎staande middelen om feiten te checken, is het niet verwonderlijk dat ‎in zijn werk onzorgvuldigheden voorkomen, zoals ik hierboven heb ‎aangegeven. Idries is de oudste zoon van de Nawab (een titel vergelijkbaar met die van een ‎Indische Maharaja) van ‎Sardana, dichtbij Delhi in ‎India. Zijn familie komt uit het vorstendom Paghnam in de Hindu ‎Khoosh (een gebergte dat ik ‎eerder noemde in een achtergrondverhaal ‎bij het laatste verhaal op mijn blog van de Decamerone van Boccaccio). Zijn voorouders heersten over deze streek sinds 1221. Zij ‎zeggen dat hun voorouders afstammen van de profeet Mohammed, ‎de stichter van de Islam. Idries Shah werd geboren in Simla (koloniaal ‎Engels voor Shimla) ‎in de Himalaya. Hij woonde ‎hoofdzakelijk in Londen. Hij publiceerde verschillende boeken over ‎mystiek en esoterische onderwerpen. Hij stierf op 23 november 1996 ‎op 72 jarige leeftijd.

         

(2)

         

(3) Decourdemanche, Jean–Adophe: Sottisier de Nasr–eddin–Hodja, ‎Bouffon de Tamerlan, Gay et Doucé, Bruxelles, 1878, LXIV (64).

Le boeuf substitué au cheval.

Un jour le bey Tamerlan voulait faire ‎une partie ‎de djérid. Il invite le Hodja à cet exercice. Celui–ci arrive sur ‎l′hippodrome monté sur un grand boeuf. Les assistants riaient de le ‎voir. — Eh ! Hodja, lui dirent–ils, jamais un boeuf ne court. — ‎Pourquoi rire ainsi, Messieurs, réplique le Hodja, j′ai bien vu courir ‎celui–ci plus vite qu′un cheval alors qu′il n′était encore qu′un veau. ‎Que seras–ce donc maintenant?‎

         

(4) Zie noot 2: uitleg begint bij “The story also combats the belief……”.

         

(5) Decourdemanche, Jean–Adophe: Sottisier de Nasr–eddin–Hodja, ‎Bouffon de Tamerlan, Gay et Doucé, Bruxelles, 1878, CVIII (103)‎ .

La faute de l′enfant s′impute au père.‎

Un jour le Hodja labourait–il; il avait un boeuf paresseux. Celui–ci ‎rompt subitement la paire et s′enfuit. Le Hodja ne s′en était ‎point d′abord aperçu; ensuite il se met à battre le boeuf qui restait. ‎‎— Pourquoi, dit–on alors au Hodja, ne frappes–tu point le jeune et t′ ‎attaques–tu au vieux? — Le tort est au vieux boeuf, dit le Hodja, il fait ‎semblant de ne point voir le jeune et l′a laissé échapper. Cela est ‎également resté en proverbe auprès de mille personnes; on le cite à ‎l′occasion.‎