Je ziet het er niet meteen vanaf, maar dit is een echt paasverhaal! Eén bijzondere kwaliteit van Plautus komt hier om de hoek kijken: hij kan iets heel moeilijks eenvoudig uitleggen.
We hebben gezien dat in de Romeinse maatschappij huwelijk en seks twee gescheiden werelden zijn. Grofweg getypeerd, doordat het eerste werd gearrangeerd en het andere in een bordeel plaats vond. Maar er diende zich een nieuwe ideologie aan: in het paasverhaal is er ineens sprake van iemand die zijn leven voor een ander geeft, uit Liefde. Kortom, het leven offerde je niet meer alleen op als soldaat voor een Romeinse natie in een voortdurende staat van oorlog, maar ook uit liefde voor de mensen direct om je heen. Dit idee dicht de kloof tussen de Romeinse tradities op het gebied van Huwelijk en Seks. En dat is het thema van dit toneelstuk: het overstijgen van de verouderde instellingen en het omarmen van een nieuwe ideologie, die gebaseerd is op de synthese van de beide vroegere tradities op het gebied van huwelijk en seks.
Ik ken geen toneelvoorstelling waarin de omkering der waarden zo mooi voor het voetlicht is gebracht. Hoe het een en ander precies vorm moet worden gegeven is nog onduidelijk, maar dat verliefdheid voor een vrouw uiteindelijk tot een duurzaam huwelijk zou moeten leiden, idealiter, staat hier beschreven begrijpelijk voor iedereen als perspectief voor wat later Europa te wachten zou staan. Op het plaatje hiernaast uit 1838 van de schilder Carl Spitzberg staat een toneeldirecteur die zijn ezel geen wortel voorhoudt, maar een lauwerkrans. Het is de verbeelding van hoe rondtrekkende toneelgezelschappen een nieuwe ideologie (in dit geval het nationalisme!) wisten te propageren. Met de introductie van de liefde als ideologie verloor het Romeinse huwelijk zijn elitaire willekeurige karakter waardoor een kleine rijke bovenlaag de touwtjes in handen hield. En kreeg het huwelijk de zwaarte van een Griekse tragedie, waarin liefde met de dood werd verbonden. In Freudiaanse termen:Eros en Thanatos(zie: driften).
De regeltjes van staat en kerk hadden daar nog geen greep op. Ook in het toneelstuk worden de regeltjes voor het vertellen van een verhaal niet gevolgd. We hebben gezien dat, wat ik de beginsituatie (raadpleeg de uitleg, en de uitwerking hiervan) noem alvorens het echte verhaal begint, in dit toneelstuk over drie scènes is verdeeld (geraakt): Ezelskomedie (Deel 1). In de eerste scène gaat het om gebrek aan geld. In de tweede scène gaat het om de liefde en seks, en bij tegenwerking daarin: wraak. En in de derde scène, waarin sprake is van een beginsituatie, omdat de plot al improviserend steeds weer bijgestuurd moet worden, gaat het om tijdnood. Maar de scène waarin het om de liefde (wraak) gaat, staat centraal. Ik denk dat dit alles betekent dat twee scènes er eigenlijk niet van het begin af aan hebben in gestaan.
De maand daarop ging het op ons blog om het plan om aan geld te komen, zodat de minnaars een jaarlang bij elkaar kunnen zijn: blog maart 2025. Dat wordt in een scène als één afgerond geheel ons verteld. Ik denk dat dit betekent dat deze scène er van het begin af aan in heeft gezeten. Maar het plan en de uitvoering ervan worden overgelaten aan de helpers (Leonidas en Libanus) van de hoofdpersonen (Argyrippus en Demaenetus). Dat houdt een complicatie in, omdat deze helpers er natuurlijk ook op vooruit willen gaan. En hoe zij dit gaan doen zullen we beleven, in het blog van vandaag.
En ook vandaag speelt dit zich af in verschillende scènes verspreid over het toneelstuk.
(1) Uit deze begroeting valt op te maken wat Leonidas en Libanus zich wensen als compensatie voor de 2000 drachmen, als ze die afgeven aan hun bazen, Argyrippus en Demaenetus: hun vrijheid!
(2) Een knap staaltje psychologie: door zich achter de koopman te verstoppen, maakt Libanus de koopman medeverantwoordelijk tegen wil en dank. Deze wordt hierdoor gedwongen zijn standpunt te bepalen.
(3) Doordat Leonidas zich als de rentmeester Saurea heeft voorgedaan, is hij in het bezit gekomen van de 2000 drachmen.
(4) In de noten van deze vertaling door Hemerijk staat de positie van “patroon” als volgt toegelicht:“Slaven hebben een heer of meester; vrijgelaten slaven een ‘patroon’ met rechten en plichten tegenover hem.” Met andere woorden: hier worden de rollen compleet omgedraaid. Het is Leonidas die Argyrippus, zijn baas, vrijlaat alsof die zijn slaaf is geweest. Leonidas zou in dat geval de patroon worden van Argyrippus. Het spel is acceptabel, omdat met het gestolen geld in feite Argyrippus vrij gekocht wordt om met Philenium te kunnen hokken. Verbazingwekkend blijft de reactie van Argyrippus alsof hij graag uit zijn positie gezet wordt. Hij lijkt niet meer te beseffen welke positie heeft; hij is de kluts helemaal kwijt. Daaraan zal het gedrag van de vader ook ongetwijfeld meegeholpen hebben.
(5) De 2000 drachmen worden alleen op bepaalde voorwaarden aan Argyrippus gegeven.
(6) De volgende scène kennen we vooral uit het verhaal dat Aristoteles zich door een vrouw laat berijden. Zie hiervoor het blog het commentaar (naar beneden scrollen) op het blog van zondag 29 december 2024.
(7) Er zitten in deze fragmenten verschillende Jeha–grappen verstopt, misschien. Zó is de “barbier” zo′n verwijzing. De verwijzing naar het korten op haver lijkt terug te gaan op een oude grap met Hercules/Herakles. Maar ik begeef mij hiermee op erg glad ijs.
(8) Al in het eerste blog van de Ezelscomedie en het commentaar daarop is al uitgebreid stilgestaan bij de vele christelijke verwijzingen die bij Plautus zijn terug te vinden. Voor zijn tijd was Plautus modern, en sloot hij zich aan bij vernieuwende maatschappijke stromingen. En⁄Of de toneelspelers waren progressief en konden dit in de stukken van Plautus gemakkelijker uiten dan in andere toneelstukken, omdat zijn theater veel improvisatie toestaat.
(9) Je zou het vragen om een jaar samen te mogen leven, kunnen zien, als een eigen keuze voor dit liefdeshuwelijk zonder inmenging van de ouders. De rol van de vader en de moeder ten aanzien van de wensen van hun zoon zijn op z′n zachtst gezegd beiden twijfelachtig. De een ontzegt hem alles (moeder) en de ander stemt in met alles (vader).
(10)Leonida:
Vbi ego nunc Libanum requiram aut familiarem filium,
ut ego illos lubentiores faciam quam Lubentiast?
maximam praedam et triumphum eis adfero adventu meo.
quando mecum pariter potant, pariter scortari solent,
5 hanc quidem, quam nactus, praedam pariter cum illis partiam.
Libanus
Illic homo aedis compilavit, more si fecit suo.
vae illi, qui tam indiligenter observavit ianuam.
(11)Tweede Bedrijf, Vierde toneel
Leonida:
Quid hoc sít negoti, neminem meum dictum magni facere?
Libanum in tonstrinam ut iusseram venire, is nullus venit.
ne ille edepol tergo et cruribus consuluit haud decore.
Mercator:
Nimis imperiosust.
Libanus
Vae mihi.
Leonida:
Hodie salvere iussi
5 Libanum libertum? iam manu emíssu's?
Libanus
Obsecro te.
Leonida:
Ne tu hercle cum magno malo mihi obviam occessisti.
cur non venisti, ut iusseram, in tonstrinam?
Libanus
Hic me moratust.
Leonida:
Siquidem hércle nunc summum Iovem te dicas detinuisse
atque is precator adsiet, malam rem effugies numquam.
10 tu, verbero, imperium meum contempsisti?
Libanus
Perii, hospes.
Mercator:
Quaeso hercle noli, Saurea, mea causa hunc verberare.
(12)Derde Bedrijf, Derde toneel
Leonida:
Auscultate atque operam date et mea dicta devorate.
60 primum omnium servos tuos nos esse non negamus;
sed tibi si viginti minae argenti proferentur,
quo nos vocabis nomine?
Argyrippus:
Libertos.
Leonida:
Non patronos?
Argyrippus:
Id potius.
Leonida:
Viginti minae hic insunt in crumina,
has ego, si vis, tibi dabo.
(13)Derde Bedrijf, Derde toneel
Argyrippus:
Ten complectatur, carnufex?
Libanus
Quam vero indignus videor?
ne istuc nequiquam dixeris tam indignum dictum in me,
vehes pól hodie me, si quidem hoc argentum ferre speres.
Argyrippus:
110 Ten ego veham?
Libanus
Tun hoc feras argentum áliter a me?
Argyrippus:
Perii hercle. si verum quidem et decorum erum vehere servom,
inscende.
Libanus
Sic isti solent superbi subdomari.
asta igitur, ut consuetus es puer olim. scin ut dicam?
em sic. abi, laúdo, nec te equo magis est equos ullus sapiens.
Argyrippus:
115 Inscende actutum.
Libanus
Ego fecero. hem quid istúc est? ut tu incedis?
demam hercle iam de hórdeo, tolutim ni badizas.
Argyrippus:
Amabo, Libane, iam sat est.
Libanus
Numquam hercle hodie exorabis.
nam iam calcari quadrupedo agitabo advorsum clivom,
postidea ad pistores dabo, ut ibí cruciere currens.
120 asta ut descendam nunciam in proclivi, quamquam nequam es.
Argyrippus:
Quid nunc, amabo? quoniam, ut est libitum, nos delusistis,
datisne argentum?
Libanus
Si quidem mihi statuam et aram statuis
atque ut deo mi hic immolas bovem: nam ego tibi Salus sum.
Leonida
Etiam tu, ere, istunc amoves abs te atque † ipse me adgredere
125 atque illa, sibi quae hic iusserat, mihi statuis supplicasque?
Argyrippus:
Quem te autem divom nominem?
Leonida
Fortunam, atque Obsequentem.
Argyrippus:
Iam istoc es melior.
Libanus
An quid est homini Salute melius?
Argyrippus:
Licet laúdem Fortunam, tamen ut ne Salutem culpem.
Philenium:
Ecastor ambae sunt bonae.
Argyrippus:
Sciam ubi boni quid dederint.
Leonida
130 Opta id quod ut cóntingat tibi vis.
Argyrippus:
Quid si optaro?
Leonida
Eveniet.
Argyrippus:
Opto annum hunc perpetuom mihi huius operas.
Leonida
Impetrasti.