Noten in de tekst

         

(1) De wijsheid van de honden, Georg Luck, vertaling Gerard Janssen en Goverdien Hauth–Grubben, teksten van Griekse cynici, pag 227: “De kraaienzangen (koronistai; Grieks: koronistès, κορωνιστης = lang haar ‎dragend?) lijken een verzameling van volksliedachtige bedel– en ‎straatliedjes te zijn geweest. Misschien ligt hier een link naar het ‎cynisme: een oud volksgebruik werd literair vormgegeven en diende voor ‎de verspreiding van cynische ideeën.”‎

         

(2) ‎) Antisthenes had een Tracische moeder, die slavin was. Zeno (zie vorig blog) kwam van Cyprus uit een Fenicische gemeenschap. ‎Diogenes (slaaf) kwam uit Sinope aan de zuidkust van de Zwarte Zee. Krates kwam uit ‎Thebe dat van oorsprong Fenicisch zou zijn. Metrokles en Hipparchia waren beiden ‎Grieks. Menedemos was een Griek. Menippos (slaaf) was van Fenicische huize. Filiskos was Grieks. ‎Monimos (slaaf) uit Syracuse, dat indertijd hoofdzakelijk Fenicisch was. Onesikritos was veldheer onder ‎Alexander in India. Foinix was, zoals de naam al suggereert Fenicisch. In De wijsheid van de honden staat bij hem het aangehaalde citaat over bedel– en straatliederen. Bion kwam uit de Oekraïne; zijn vader was slaaf. Teles was Grieks en Anacharsis was uit ‎Skythië afkomstig, maar correspondeerde met Hanno, de Fenicische ontdekkingsreiziger. Herakleitos, de grondlegger van de ‎Humorale Theorie, was afkomstig uit Efese, Klein Azië.

Deze cynici komen voor in De wijsheid van de honden. Er zijn ongetwijfeld meer cynici die niet in dit boek voorkomen. Toch komen in het boek de meest gezaghebbende en invloedrijkste voor. Vandaar dat ik concludeer dat het Fenicisch een belangrijke inspiratiebron was voor de filosofie van De Honden en het tot standkomen van de Klassieke Humor. Ook de streek rond de Zwarte Zee was een ‎belangrijk herkomstgebied. Hieruit kan het belang van Herakles voor de cynici verklaard worden, omdat dit de streek is waaruit de Heraklieten afkomstig waren, een koningshuis aan de Zwarte ‎Zee dat zich liet afstammen van Herakles. Het is ook het gebied (Assyrië) waar van oudsher de Feniciërs ‎zich ophielden en waaruit ze later vertrokken of verdreven werden. De waardering van de cynici voor Cyrus en het Perziche Rijk valt hieruit ook te verklaren.

         

(3) De Nasreddin verhalen komen in het Arabisch, Turks, Perzisch, Armeens, Russisch en Oeigoers (etc.) voor. Hoe de verhalen in het Turks uit het Arabisch overgenomen zijn, leggen ‎Mouliéras en Basset wel goed uit. Mijn verklaring legt uit, hoe deze verhalen ook in die andere talen terecht kunnen zijn gekomen.

         

(4) In de hieronder getoonde oorspronkelijke tekst staan twee delen met rood aangegeven. Het gaat om twee fouten in de vertaling door de vertalers van De Wijsheid van de Honden. De eerste fout is dat zij “van hen die niet erin slagen te deugen” (τῶν ἁμαρτανομένων) vertalen met “misdadigers”. In de filosofie van De Honden staat het begrip “deugd” centraal zoals al eerder gezegd op het eerste blog in deze serie. Er is geen enkele reden om het hier over “misdadigers” te hebben. De discussie over de vertaling van een boek van Dostojevski in “Schuld en Boete” of “Misdaad en Straf” gaat hier niet op, omdat de toepassing van het Recht voor de Honden geen punt is: niet het Systeem wordt aangeklaagd, maar de Mens.

De tweede fout is merkwaardig. In de tekst komt het woord “Phœnicisch” (φοινικῆ) voor dat ze helemaal niet vertalen, weglaten. Zoals ik in de hoofdtekst heb aangegeven is het Phœnicisch een van de inspiratiebronnen voor de filosofie van de Honden. Dan moet je het dus zeker niet weglaten.

Oorspronkelijke tekst: Diogenes Laërtes, Levensgeschiedenissen van eminente filosofen, Menedemos, 6, 102 ev.

Μενέδημος Κωλώτου τοῦ Λαμψακηνοῦ μαθητής. οὗτος, καθά φησιν Ἱππόβοτος, εἰς τοσοῦτον τερατείας ἤλασεν ὥστε Ἐρινύος ἀναλαβὼν σχῆμα περιῄει, λέγων ἐπίσκοπος ἀφῖχθαι ἐξ ᾄδου τῶν ἁμαρτανομένων ὅπως πάλιν κατιὼν ταῦτα ἀπαγγέλλοι τοῖς ἐκεῖ δαίμοσιν. ἦν δὲ αὐτῷ ἡ ἐσθὴς αὕτη: χιτὼν φαιὸς ποδήρης, περὶ αὐτῷ ζώνη φοινικῆ πῖλος Ἀρκαδικὸς ἐπὶ τῆς κεφαλῆς ἔχων ἐνυφασμένα τὰ δώδεκα στοιχεῖα, ἐμβάται τραγικοί, πώγων ὑπερμεγέθης, ῥάβδος ἐν τῇ χειρὶ μειλίνη.

         

(5) De naaktgeleerden. Tijdens de veldtocht van Alexander de Grote naar India kwam hij een groep geleerden tegen die geen kleren droegen. Kortom zij waren naakt. Waarschijnlijk gaat het hier om yogi′s. Deze naaktgeleerden deden mij denken aan een passage uit De Ezel. De link onder “naaktgeleerden” in de hoofdtekst gaat dan ook naar deze passage, waarin Jezus Jeruzalem binnentrekt, gezeten op een ezel, waarvoor “de rode loper” wordt uitgerold door een naakte volgeling. Zoals met al deze teksten is de scène deels feitelijk, deels symbolisch. Feitelijk zou zijn dat de naakte volgeling verwijst naar de naaktegeleerden. Deze geleerden probeerden elkaar te overtreffen in goeddoen. Maar je zou ook kunnen denken aan het sprookje van de Kleren van de Keizer, waar ik naar heb verwezen op de website van Klassieke Humor. Dit sprookje is een waarschuwing voor iedereen die kritiekloos een dictator volgt: “Betaal de keizer, wat de keizer toebehoort.” of juist niet.

         

(6)

Oorspronkelijke tekst: Strabo 15, I, 63–65 = FCH 134 F 17.


καὶ σύμβουλοι πᾶσιν ἀγαθῶν παρεῖεν καὶ κοινῇ καὶ ἰδίᾳ: καὶ δὴ καὶ Ταξίλῃ νῦν συμβουλεύσειε δέχεσθαι τὸν Ἀλέξανδρον: κρείττω μὲν γὰρ αὐτοῦ δεξάμενον εὖ πείσεσθαι, χείρω δὲ εὖ διαθήσειν. ταῦτ᾽ εἰπόντα ἐξερέσθαι εἰ καὶ ἐν τοῖς Ἕλλησι λόγοι τοιοῦτοι λέγοιντο, εἰπόντος δ᾽ ὅτι καὶ Πυθαγόρας τοιαῦτα λέγοι κελεύοι τε ἐμψύχων ἀπέχεσθαι, καὶ Σωκράτης καὶ [p. 998] Διογένης οὗ καὶ αὐτὸς ἀκροάσαιτο, ἀποκρίνασθαι ὅτι τἆλλα μὲν νομίζοι φρονίμως αὐτοῖς δοκεῖν, ἓν δ᾽ ἁμαρτάνειν νόμον πρὸ τῆς φύσεως τιθεμένους: οὐ γὰρ ἂν αἰσχύνεσθαι γυμνοὺς ὥσπερ αὐτὸν διάγειν ἀπὸ λιτῶν ζῶντας: καὶ γὰρ οἰκίαν ἀρίστην εἶναι ἥτις ἂν ἐπισκευῆς ἐλαχίστης δέηται: ἔφη δ᾽ αὐτοὺς καὶ τῶν περὶ φύσιν πολλὰ ἐξετάσαι καὶ προσημασιῶν, ὄμβρων αὐχμῶν νόσων: ἀπιόντας δ᾽ εἰς τὴν πόλιν κατὰ τὰς ἀγορὰς σκεδάννυσθαι: ὅτῳ δ᾽ ἂν κομίζοντι σῦκα ἢ βότρυς παρατύχωσι, λαμβάνειν δωρεὰν παρέχοντος: εἰ δ᾽ ἔλαιον εἴη, καταχεῖσθαι αὐτῶν καὶ ἀλείφεσθαι: ἅπασαν δὲ πλουσίαν οἰκίαν ἀνεῖσθαι αὐτοῖς μέχρι γυναικωνίτιδος, εἰσιόντας δὲ δείπνου κοινωνεῖν καὶ λόγων. αἴσχιστον δ᾽ αὐτοῖς νομίζεσθαι νόσον σωματικήν: τὸν δ᾽ ὑπονοήσαντα καθ᾽ αὑτοῦ τοῦτο, ἐξάγειν ἑαυτὸν διὰ πυρὸς νήσαντα πυράν, ὑπαλειψάμενον δὲ καὶ καθίσαντα ἐπὶ τὴν πυρὰν ὑφάψαι κελεύειν, ἀκίνητον δὲ καίεσθαι.

         

(7) Taxiles (Ταξίλῃ). Noot overgenomen uit De wijheid van de honden, pag 225; gevolgd door mijn commetaar.
Plutarchus, Vita Alexandri magni, 59:Over Taxiles wordt verteld, dat hij een streek in India beheerste die in grootte niet onderdeed voor Egypte en bijzonder geschikt was voor veeteelt en landbouw. En dat hij zelf een intelligente man was, die na Akexander begroet te hebben, zei: ‘Waarom zouden wij vechten en oorlog voeren met elkaar, Alexander? Wanneer je hier niet bent gekomen om ons van water of noodzakelijke levensbehoeften te beroven, het enige waarvoor mensen met verstand vechten, waarom zou je dan vechten? Wat de rest betreft, het zogenaamde geld en vermogen, dát ben ik bereid je rijkelijk cadeau te doen, als mijn geld en vermogen het jouwe overtreft. Overtreft dat van jou het mijne, dan zal ik je oneindig dankbaar zijn, als je mij ervan geeft.’ Alexander vond dat een geweldige opmerking, greep zijn hand en zei: ‘Dacht je soms dat ons treffen na zulke vriendelijke woorden zonder strijd zal zijn? Nee, je zult het niet van mij winnen. Ik neem de uitdaging aan en zal je overladen met gunsten, zodat je me niet in gulheid zult overtreffen.’”

Commentaar. Een bijna gelijkluidend verhaal heb ik in 1980 in Marokko op de cassette geregistreerd (verhaal 130). Het verhaal was van het begin af aan anders van toon dan de Jeha-verhalen. Toch heb ik het in mijn “levensverhaal van Jeha” opgenomen, zoals ik ook Nasreddin, Pushkin etc. verhalen hierin opnam om te komen tot het levensverhaal van een sprookjesfiguur. Nu blijkt dat het op deze anekdote over Alexander de Grote en Taxiles zou kunnen teruggaan. Het blijft dan ook een ijzersterk argument tegen de oorlog.

Het doet mij ook sterk denken aan het Trickster–verhaal van de Kwakiutl uit Canada: Altijd–aan–de–kust–Verblijvend(= naam). Dat blijkt misschien nog overtuigender uit mijn commentaar op dit verhaal, waarin ik het verhaal vergelijk met een Griekse tragedie “Iphigeneia in Tauris”. De vraag is dan hoe komt dit “Alexander–verhaal” in Canada terecht? Werd het door de vertegenwoordigers van christelijke kerken gebruikt als een argument tegen het oorlgvoeren?

         

(8)Dit deel uit het verhaal over Alexander de Grote doet denken aan de Phœnix, de vuurvogel die uit haar eigen as als herboren oprijst. Eigenlijk herdenken wij nu nog steeds met onze paasvuren deze gebeurtenis dat het ieder jaar opnieuw na de winter weer lente wordt, de kringloop van het leven. Eén van de categorieën uit de Klassieke Humor wordt door de Phœnix getypeerd: Overschreden grenzen en godsdient.

         

(9)

Oorspronkelijke tekst: Hense, O, Teletis reliquiae, 1909, op het eind van het verhaal, pag. 5– ‎‎19‎.

De tekst is op te roepen door op de link te klikken. Ik zou hem helemaal over hebben kunnen typen, maar dat leek mij overbodige moeite.

         

(10) De “haan” staat symbool voor de Perzen in het Oude Griekenland (Bongenaar, De vogels van Aristofanes, literatuurlijst). Hier komt dus niet zomaar een haan binnenwaaien bij Alkibiades, maar een Pers. Alkibides is, nadat hij Athene is ontvlucht na zijn mislukte tocht naar Sicilië lange tijd in dienst geweest van de Perzen. Hij heeft ervoor gezorgd dat een grote Griekse vloot die uitgevaren was om hem te vangen, vernietigend is verslagen, zodat de Atheners er voorlopig niet meer overdachten hem te pakken te krijgen.

         

(11) In het hekelgedicht van Semonides, genaamd Vrouwen–iambus, nummer 7, wordt de vrouw met een varken vergeleken. In een ander gedicht wordt ze met een ezel vergeleken. (Zie voor de oorspronkelijke tekst: het commentaar bij dit blog.) In dit verhaal wordt hiernaar ongetwijfeld verwezen, m.a.w. Teles kende Semonides.

Als we nu de symboliek uit de noten 10 en 11 in aanmerking nemen, dan mag je concluderen dat Teles (Sokrates) hier niet zozeer aan het schelden is, maar erop wil wijzen dat alles aan verandering onderhevig is onder invloed van de geschiedenis, die mensen samen hebben. Het lijkt erop dat hij wil zeggen dat mannen en vrouwen elkaars vijand of vriend kunnen zijn. Dat hangt niet alleen af van of zij dat willen, maar ook ook van de omstandigheden. Er zijn krachten werkzaam groter dan de mens. De honden hadden grote bewondering voor de Perzen en hun koning uit die tijd Cyrus. Je zou bijna kunnen concluderen dat uit de vergelijking van Xantippe met een varken een zeker respect blijkt voor Xantippe!