Jan en Grietje.

         

Helden en heldinnen van Sprookjes.

         

Sprookjes kennen echte helden en schurken. Daarom zijn het ook sprookjes! In dit verhaal van de gebroeders Grimm (in hun lijst van sprookjes nummer 59) over een Jan en een Grietje komen twee hoofdpersonen voor, maar zijn dat nou helden? Een ding is duidelijk: de rol van Grietje is de belangrijkste. Daarmee is dit sprookje een duidelijk voorbeeld voor het verdere onderzoek naar het Substratum Philosophicum Femininum (SPF). En dan hebben we het over een onderliggende structuur, waaruit valt op te maken dat dit verhaaltje heel erg oud is. Die structuur, waarin telkens een episode met daarop volgend een moment van rust wordt afgewisseld door een volgende episode, verraadt dat we hier met schetsjes hebben te maken die aan een publiek werden voorgespeeld (misschien voorgedragen als een gedicht) in de pauzes van de hoofdattractie (bijv. gladiatorenspelen). Het deed mij denken aan de toneelspelers van kluchten in het oude Griekenland of Italië. Met andere woorden, dit lijkt een raamwerk waarop werd geïmproviseerd door Romeinse toneelspelers. Van de Griekse toneelspelers is minder bekend hoe zij te werk gingen.

En die toneelspelers dragen een soort filosofie (substratum) uit! Die filosofie zou in het verlengde kunnen liggen van Seneca — maar dit zou ik verder willen uitzoeken. In ieder geval is op de tekst(en) van toepassing wat in De Groene van 1 februari 2024, pagina 44, door Joost de Vries, de Erotiek van het Denken wordt genoemd. De Vries noemt dit een manier van denken, waarbij je probeert een theorie uit te leggen die om zijn complexiteit onmogelijk is uit te leggen. Grietje laat zich voortdurend door haar vlucht aan gedachtes leiden om een volgende onbezonnen stap te nemen. (Dat is in ons analyseschema, een vlugge reeks combinaties reactie–actie′s.) Het verzet van haar echtgenoot en tegenspeler, Jan, mist elke uitwerking, behalve dan dat zijn dreigement inhoudt dat de Duivel zich ermee gaat bemoeien. Je zou hieruit kunnen opmaken dat ze duidelijk slimmer is dan Jan, want hij heeft niet in de gaten dat zij de duivel is. Voor komediespelers is de Erotiek van het Denken natuurlijk de manier om iets onvoorbereid overtuigend op de planken te brengen. De Erotiek van het Denken waren we ook al bij Bredero tegenkomen in De molenaar, in de opbloeiende verliefdheid van Jan voor Trijntje. Ook al slaat het misschien nergens op, maar in het sprookje en in het toneelstuk komt in beide gevallen een vorm van de naam Catharina (bet. “de Zuivere”) voor: Trijntje, afgeleid van Catharina; en Catherlieschen, een samengestelde naam uit Catherina en Elisabeth. Zuiverheid doet denken aan zuivere lucht, misschien ijle lucht: een vacuüm dat de gedachtenvlucht op gang brengt bij verliefdheid en improvisatie. Die twee gemoedsgesteldheden lijken iets met elkaar gemeen te hebben!?

         

In de tekst staan de noten, waarin ik aangeef, waarom ik denk dat de tekst naar andere teksten uit het verleden verwijst. En er reden is voor het bestaan van een Substratum.

         

         

(1) In de Duitse, oorspronkelijke versie van het verhaal heet de man Frieder. Hoe de vertaler op Jan is gekomen weet ik niet, want Jan heet niet Fred, de logische vertaling van Frieder. Als we de naamsbetekenis van “Fred” erbij nemen, “goddelijk advies” dan komen we enigszins in de buurt van de betekenis van de naam Hans: “God is Genadig“. Zo verder redenerend (in de trant van ons verhaaltje) kun je bedenken dat Frieder (Fred), Hans, Jan en Johan allemaal hetzelfde betekenen. En hoe zit het dan met de Marokkaanse evenknie Jeha? In het Arabisch is Johannes Yahia, dus een volstrekt andere naam als Jeha. In de moderne bijbelvertaling in het Arabisch heet Johannes overigens weer Johan. Maar het zou natuurlijk kunnen zijn dat Jeha een erfenis is uit een heel ver verleden waarin Johan al wel Jeha was en Johannes nog niet Johan? Johannes kwam later naar Marokko dan Jeha (Johan). Of onderweg van Marokko naar Europa is Jeha Johan geworden, wat in zijn kielzog de andere namen meenam? Een verbastering: zou mogelijk kunnen zijn.
Ik vermeld deze associatieve reeks van namen niet voor niks. Uit wat tot nu toe op dit blog staat, wordt duidelijk dat verhalen met Hans (en Grietje of Elsje) en Jan (en Grietje) een heel duidelijke overeenkomst hebben met het Marokkaanse verhaal over Foufouya, dat we eerder op dit blog uitgebreid hebben besproken. En ook met verschillende Marokkaanse Jeha–verhalen en wel meer overeenkomst daarmee hebben dan met de Turkse Nasreddin–verhalen: zie hieronder.

         

(2) Wie niets wil weten over de afloop van dit verhaal, raad ik aan deze noot niet te lezen! De worst uit de schoorsteen wordt in volksverhalen vaak geassocieerd met de aanwezigheid van de duivel in huis. Dat heeft te maken met dat vroeger de wind in de schoorsteen een onheilspellend geraas kon veroorzaken. Tegenwoordig zit de schoorsteen vaak op de derde verdieping en hoor je beneden dit geluid niet meer, maar het is er nog wel! Waarom is deze constatering van belang voor het verloop van het verhaal? Op het eind van het verhaal ontpopt Grietje zich als een duivel. M.a.w. het verhaal begint met de suggestie dat de Duivel van zich zal laten horen, en eindigt ermee hoe Grietje de dorpsbewoners de schrik op het lijf jaagt.

         

(3) Wie antropologie gestudeerd heeft, weet dat het verhaal bijna identiek is aan wat de filosoof Bergson over Intentionaliteit te berde brengt. Hij plaats het echter in het kader van de bijgelovigheid van “de primitieve mens”. Ik heb hier al eerder op gewezen in een toelichting op Klassieke Humor.

         

(4) In het verhaal wordt er naar vier spreekwoorden, ten minste voor zover ik weet, verwezen. 1. De hond in de pot, wat zoveel betekent als dat je te laat bent om nog te eten te krijgen. 2. De rapen zijn gaar, wat zoveel betekent als dat je op je tellen moet gaan passen, omdat er onheil dreigt. Voor de Derde spreekwoordelijke uitdrukking, “Wie wat bewaart, die heeft wat (voor later)”: zie noot 5, hieronder. 4. Soort zoekt Soort. De toelichting, onder de link, is onverwacht interessant. Ik wist niet dat de uitdrukking zo oud was.

         

(5) Met een kleine variatie op het gangbare spreekwoord ‎“Wie wat bewaart, die heeft wat voor later” krijgen we hier een bijna surrealistische scène voorgeschoteld. Ik vermoed dat de gebroeders Grimm er meer vanaf weten. Maar misschien stond er ook in de oorspronkelijke versie iets wat verwees naar de herkomst van deze sprookjes: India. En dan zou deze scène terug kunnen gaan op het Holifeest, waarbij men elkaar met kleurstoffen bestrooid.

         

(6) Het surrealistisch gehalte van de tekst wordt doorgezet door deze prachtige variant op “Soort zoekt soort”. Verderop in het verhaal krijgt hetzelfde thema een overwacht staartje.

         

(7) ‎Volgens een noot bij dit verhaal (59) in de verzameling sprookjes van Grimm zou dit meel strooien ook in een ander sprookje voorkomen: Slimme Elsje (34). Maar hierin komt wel het bier voor en een toespeling op het leeg lopen van het biervat onder het tappen, maar het strooien met meel om de kledderige natheid te verhelpen, komt daarin niet voor. Wel komt Hans in beide verhalen voor.

         

(8)‎ Wie mijn blog regelmatig leest, weet dat potten in deze grappige verhaaltjes een vaak voorkomend attribuut zijn. Zo komt het voor in het verhaal dat ik op het blog van 30 januari 2019 heb besproken: Jeha en de potten (naar beneden scrollen). In De Vogels van Aristofanes vertrekken de beide kameraden op de vlucht uit Athena met alleen maar een pot (hasjiesj?) voor onderweg. Ik heb daar toen al opgemerkt dat het waarschijnlijk verwijst naar een beroemd festival in het Antieke Athene: het feest der potten. Het ‎Atheense pottenfeest: Anthesteria, Ἀνθεστήρια, een van de grote ‎feesten ter ere van Dionȳsus, werd te Athene op 11–13 Anthesterion ‎‎(Februari-Maart) gevierd. De eerste dag (Πιθοιγία, opening der ‎vaten) vierde men het aftappen van de jonge wijn (niet bier!); op de tweede ‎dag, het kannenfeest (Χόες), werd een openbare maaltijd gehouden, ‎waarbij men om het hardst van de nieuwe wijn dronk; wie het eerst ‎zijn kan geledigd had, kreeg een prijs. Dit was de voornaamste dag van ‎het feest, waarop zelfs jonge kinderen zich met bloemen bekransten, en ‎waarop de vrouw van de Archon Basileus (vergelijkbaar met bij ons een vertegenwoordiger van de koning) onder geheime ‎plechtigheden en offers in het Limnai aan de god uitgehuwd werd. ‎De derde dag heette Χύτροι, pottenfeest, omdat men dan potten met ‎peulvruchten als offer voor de chthonische (aardse) Hermes en de zielen der ‎afgestorvenen (lucht) gereed zette. Ook hier al toe spelingen op de Humorale Theorie.‎ Je zou verder kunnen bedenken dat er blijkbaar in de loop der tijd overeenkomstige kwaliteiten worden toegeschreven aan wijn, bier en hasjiesj. Het komt allemaal uit een pot of vat.

         

(9) ‎Je zou de kazen kunnen vergelijken met de broodkruimels die Hans in het sprookje Hans en Grietje strooit om de weg terug te vinden. Het is dan op te vatten als een sceptische variant op de sprookje Hans en Grietje. Er dringt zich nog een andere overeenkomst aan mij op. We hebben in het levensverhaal van Aesopus door La Fontaine een beetje warrige scène kunnen lezen, waarin Aesopus ervoor kiest de proviandmand te dragen, omdat die geleidelijk aan leger wordt, en je zó steeds minder te dragen hebt.

         

(10) ‎In de serie Koppigheid staat het sluiten van de deur steeds centraal. Op het eind van de serie vergelijk ik hoe dit thema o.a. verschillen tussen landen aan het licht brengt.

         

(11) Het uit de hengsels lichten van de een deur in de veronderstelling dat je door de deur in de gaten te houden er niet ingebroken kan worden (dat heb je zelf eigenlijk al gedaan) heb ik gebruikt als voorbeeld om mijn tekstanlayse toe te lichten. De vertaling van het verhaaltje is o.a. te vinden in het stuk over het Patroon van het Verhaal.

         

(12) ‎Het verhaal van een minnaar die zich in een boom heeft verborgen komt voor bij Boccaccio, op de Zevende Dag, het negende verhaal (zie plaatje). In de Canterburry Tales komt het voor in het verhaal van de Koopman (Canterbury Tales, pg. 382, literatuurlijst nr. 156):“And as she spoke she saw a short way off⁄ Young Damian in his bush. She gave a cough ⁄ And signalled with her finger quickly where⁄ He was to climb into a tree – a pear – ⁄ Haevily charged with fruit, and up he went ⁄ Perfectly understanding what she meant …… ”. En dit doet natuurlijk weer denken aan Nasreddin, die in een boom de zang van de nachtegaal probeert na te doen (naar beneden scrollen!). Tenslotte, komt een vergelijkbaar verhaal al in een verzameling Indische sprookjes voor: Katha Manjari.

         

(13) De scène heeft grote overeenkomst met een deel uit De gouden Ezel van Apuleius, wanneer de rovers thuis komen bij een grot en halt houden, terwijl de Ezel toekijkt (literatuurlijst 28, pag. 106, hfd 19). Verder komt het in het slot van Lala Foufouya voor.

         

(14) idem noten 12 en 13, maar nu is de minnaar getransfomeerd in een duivel!

         

(15)‎ Precies dezelfde opmerking treffen we aan in Slimme Elsje, iets over de helft van het verhaal: “Vrouw, ik ga uit om te ‎werken en geld te verdienen; ga jij naar het land en snij het koren af, dat we ‎brood hebben.” “Ja, m′n lieve Hans, dat zal ik doen.”

         

(16) Zie: Foufouya.

         

(17) Het thema van verlies aan identiteit is in deze grappen regelmatig aan de orde. We komen het tegen in de Canterburry Tales, het verhaal van de Baljuw; in een Perzisch verhaal van een reiziger die in een molen overnacht; in een Jeha–verhaal: Wie ben ik? (rechter kolom). Het verhaal wordt vooral verteld op de grenzen van het vroegere Romeinse rijk. Lees ook de commentaren bij al deze verhalen, omdat er nog veel meer verhalen zijn waarin dit thema voorkomt.

Haruki Murakami heeft het onderwerp in 2022 in zijn verhalenbundel First person singular in het gelijknamige verhaal heel erg mooi in een Japanse setting geplaatst (pag. 236): “The more I stared at my image, the more it seemed less like me and more like someone I′d never seen before. But if this isn′t me in the mirror, I thought, then who is it?”. Meer wil ik hierover niet kwijt, omdat het verhaal te spannend is om de afloop ervan te verklappen.

         

(18)“Als de rapen gaar zijn” Zie noot 4.

         

(19) Ik heb in navolging van Bebel Slimme Elsje uit het gelijknamige sprookje de status van een godin meegegeven: Demeter. Uit dit verhaal over Jan en Grietje valt op te maken hoe men te werk ging om een populaire klassieke godin als Demeter onschadelijk te maken door ze met de duivel in verband te brengen.